Hoofdstuk 1

398 21 7
                                    

De wielen slippen in een scherpe bocht. Haar voeten draaien de trappers rond zo hard als ze kan. Het gejoel en geschreeuw achter haar klinken verder weg, maar dat kan ook komen door het bloed dat in haar oren bonkt. Nog een bocht. Nog één. Haar knie raakt bijna de grond. Ze werpt een vlugge blik over haar schouder. Niemand te zien. Is ze hen kwijt?
Vanuit het niets doemt er plotseling een donker gevaarte voor haar op. Robyn gooit haar stuur opzij en remt. De wiel knalt tegen een lantaarnpaal, ze slaat hard tegen de stenen. Haar capuchon valt naar achteren en donkerrood haar valt langs haar gezicht naar beneden. Ze negeert de pijn als ze overeind komt, probeert haar voet tussen de spaken vandaan te wurmen. Tegelijkertijd ziet ze dat degene die ze bijna had aangereden een brommerrijder is. Hij doet niets om haar te helpen, maar staat nog op dezelfde plek.
Op dat moment beseft Robyn dat hij haar de weg blokkeert.
Ze heeft haar voet juist bevrijd, als ze hen hoort. Ze sleurt haar fiets omhoog, alleen om erachter te komen dat de trappers niet werken. De uiteinden van haar ketting hangen slap naar beneden.
Vijf gestalten doemen op aan de andere kant van de steeg. Ze zit in de val.
Robyn veegt het bloed van haar geschaafde handen aan haar broek en klemt ze dan om de banden van haar rugzak, zodat ze niet zullen zien dat ze trillen. Die voldoening geeft ze hen niet.
'Zes tegen één?' zegt ze als de jongens binnen gehoorsafstand zijn. 'Jullie zijn echt de lafste mensen die ik ooit heb gezien.'
De voorste jongen, Matthijs, lacht. 'Laf? Jij bent degene die vanmiddag twee tanden uit de mond van mijn vriendin heeft geslagen. Ik ben een man die voor zijn meisje opkomt.'
'Ze verdiende het,' zegt Robyn. Ondertussen zoekt ze naar een uitweg. Er zijn geen huizen waar ze aan kan bellen, alleen kale muren. Misschien kan ze langs de brommerrijder komen als ze hem verrast.
De eerste vuistslag weet ze te ontwijken, maar dan krijgt ze een knie in haar maag, een stomp tegen haar wang. Ze valt achterover en haar mobiel klettert op de grond. Ze werkt zich snakkend naar adem op handen en knieën, terwijl Matthijs haar telefoon oppakt en er grijnzend mee zwaait.
'Geef dat terug!' hijgt Robyn.
'Ik heb nooit begrepen waarom je altijd aan je telefoon zit. Ik bedoel: er is niemand die jou zal appen, of wel?'
'Geef terug!' schreeuwt Robyn en ze wil naar voren stormen, maar twee handen grijpen haar vast en draaien haar armen op de rug.
Matthijs lacht en heft zijn arm op om haar mobiel kapot te gooien.
Plotseling is Robyn terug op die ene dag, een jaar geleden. Een klasgenoot die haar telefoon omhoog houdt. Een ringtone die over het veld galmt en uiteindelijk dooft. Een gemiste oproep. Haar laatste oproep.
Ze krijgt een rode waas voor haar ogen. Matthijs laat de telefoon vallen en grijpt geschrokken naar zijn hand. De jongen achter haar laat haar los en slaat gillend op de vlammen die langs de mouw van zijn jas omhoog beginnen te kruipen.
Robyn verspilt geen seconde, maar grist haar mobiel van de grond, grijpt haar fiets en stormt langs de brommerrijder. Even kruizen hun blikken elkaar, ze ziet verbijstering in zijn felblauwe ogen.
Hij doet niets om haar tegen te houden.
Dan is ze de hoek al om. Ze rent zo hard als ze kan, de straat uit, nog een straat door. Ze gaat pas langzamer lopen als ze een winkelstraat bereikt. Het is avond, maar hier is het altijd druk, dankzij enkele cafés en een Pathébioscoop.
Nu de adrenaline langzaam wegstroomt, voelt ze haar wang, handen en knieën kloppen. Haar buik doet pijn, ze kan nog steeds niet diep inademen.
Robyn is kwaad op zichzelf. Ze heeft haar zelfbeheersing verloren en haar gave gebruikt. Niemand mag haar geheim weten. Niemand mag weten dat ze macht heeft over vuur.
'Kan ik je misschien helpen?'
Een jongeman is naast haar gaan lopen. Een knappe dertiger met zwarte krullen en een getinte huid.
'Nee, maar toch bedankt,' antwoordt Robyn. 'Het station is maar tien minuten hier vandaan.'
'Vergeef me mijn nieuwsgierigheid, maar mag ik vragen of je bent gevallen of dat iemand je zojuist heeft geslagen? Want in het laatste geval zou ik je kunnen escorteren naar het station.'
Robyn denkt daar een moment over na. Hij ziet er vriendelijk en betrouwbaar uit, maar ze weet ook dat het niet verstandig is om mee te gaan met vreemden. Aan de andere kant: de weg naar het station is levendig en druk, dus deze man zal weinig tegen haar kunnen beginnen. En ze weet dat Matthijs en zijn vrienden uit de buurt blijven als er iemand bij haar is. Het is de meest veilige optie.
'Dat zou ik heel fijn vinden, dankuwel.'
'Ik heb Nevan,' zegt hij en hij steekt zijn hand uit.
Robyn maakt aanstalten om die aan te pakken, maar dan ziet ze dat haar handen nog steeds bebloed en smerig zijn. Nevan fronst zijn wenkbrauwen. 'We kunnen ook even een café binnengaan. Ze hebben daar vast pleisters.'
'Nee, ik wil gewoon naar huis,' zegt Robyn. Haar hoofd bonkt. Ze lopen verder in stilte. Robyn is blij dat de vreemdeling lijkt aan te voelen dat ze geen zin heeft om te praten.
Ze zijn bijna bij het station, als Nevan zegt: 'Waarschijnlijk overval ik je hiermee, maar heb jij een sterke affiniteit voor vuur, of vergis ik me?'
Robyn verstijft. Alles in haar wordt ijskoud. Flitsen uit haar nachtmerries schieten voorbij. Tralies, laboratoria, experimenten. Ze dwingt zichzelf kalm te worden, niks te laten merken. Natuurlijk bedoelt hij haar gave niet, waarschijnlijk heeft hij de roddels gehoord over dat ze een pyromaan zou zijn. 'Je bedoelt dat je gehoord hebt over mijn school? Daar wil ik niet over praten. Ik heb hem niet in brand gestoken.'
Niet met opzet in elk geval.
Nevan schudt zijn hoofd. 'Ik doelde niet op jouw school. Of misschien ook wel. Merk je dat er regelmatig brandjes ontstaan in jouw aanwezigheid?'
Robyn besluit dat ze Nevan zal behandelen alsof hij gestoord is. Ze zegt niets en loopt door. De man zegt pas weer iets als ze voor een rood voetgangersstoplicht staan.
'Er is een aantal jongeren van jouw leeftijd die... vreemde dingen meemaken. Ik weet hier meer over, Ik kan je hier meer over vertellen. Ik weet, net zoals jij waarschijnlijk zelf ook weet, dat je een gave hebt.'
Paniek schiet met duizelingwekkende snelheid omhoog, maar ze slaagt erin die te maskeren met woede en verontwaardiging. 'Ik ben nu echt niet in de stemming voor een verborgen cameragrap! Ik heb wel genoeg shit over me heen gekregen vanavond!' Het stoplicht springt op groen en ze beent door.
Hij komt achter haar aan. 'Robyn, ik begrijp dat je me vreemd vindt. Maar heb je je aanvallers niet afgeschrikt met vuur?'
'Nee, natuurlijk niet, je ziet dingen die er niet zijn,' zegt Robyn. 'En straks ga je zeggen dat ik speciaal ben. Net als in Harry Potter. En in de Sorcerer's Apprentice. En Percy Jackson. Superman. Divergent. Arrow. The Flash. Heroes. Ik kan nog wel even doorgaan.'
'Ik begrijp dat het moeilijk te geloven is.'
'Moeilijk? Kom op, je bent een wandelende film! Straks ga je nog zeggen: with great power comes great responsibility. Rot op voor ik je ogen uitkrab.'
Nevan lijkt niet onder de indruk van haar dreigement, zijn vriendelijke glimlach wijkt niet van zijn gezicht. 'Zoals je wilt. Maar ik kan je verzekeren dat ik je alleen maar wil helpen. Ik kan je helpen je gave onder controle te krijgen, zodat er geen ongelukken gebeuren. Dus mocht je je bedenken, mocht je toch meer informatie willen... Kom dan zaterdag om één uur naar de ingang van de bioscoop. Er zullen meer mensen zijn zoals jij. Dan zal ik jullie de antwoorden geven die jullie zoeken. Ik wens je veel sterkte met je verwondingen.'
Met die woorden draait hij zich om en loopt weg. Ergens voelt Robyn zich een beetje schuldig. Ze heeft de enige persoon die haar wilde helpen als een stuk schroot behandeld. Maar ze kan geen risico nemen.
Ze zet haar fiets in de overdekte stalling en wacht op de bus die haar naar Helpman moet brengen, een wijk in Groningen. Kijkt op haar mobiel of er gemiste oproepen zijn. Niets.
Als ze even later door de voordeur van haar huis loopt, wil ze direct naar haar kamer gaan. Maar dan staat haar moeder opeens voor haar neus. De schrik in haar ogen maakt direct plaats door afkeuring. 'Robyn, heb je nu alweer gevochten?'
'Ik wil er niet over praten.' Ze loopt met een boog om haar heen.
'Robyn, alsjeblieft, ik weet echt niet wat ik nog aan moet met jou!'
'Je kunt me gewoon met rust laten.' Ze draait de deur van de badkamer op slot.

#1 De kracht van vuurWhere stories live. Discover now