Hoofdstuk 5

115 7 0
                                    


'Hoe oud is hij geworden?' vraagt Robyn. Ze kan haar blik niet losscheuren van het portret. De jongen met het vrolijke kwajongensgezicht intrigeert haar. Hij kijkt alsof de wereld aan zijn voeten ligt en niets hem kan verslaan.
'Drieëntwintig.'
Nu ziet Robyn dat er nog drie andere portretten hangen. Ze herkent Mitchells voorganger aan zijn blauwe ogen. Hij lijkt niet op Mitchell, meer op een jonge professor, vanwege zijn bril, lange haar en serieuze gezichtsuitdrukking. Hetzelfde geldt voor Myrthe; haar voorganger ziet er met haar korte kapsel en scherpe gelaatsstrekken ontzettend stoer uit. De overgebleven persoon moet dan de kracht van lucht hebben; een jonge vrouw met een lange, bruine vlecht.
'Mitchell en Myrthe hebben niks gemeen met de mensen op deze posters,' concludeert Robyn. Camerons voorganger mag dan een vrouw zijn, ze hebben wel dezelfde uitstraling; vriendelijk en intelligent.
'Dat is onmogelijk,' zegt Charissa. 'De krachten zoeken altijd dezelfde soort mensen uit. Een eerste indruk kan natuurlijk heel bedrieglijk zijn. Waarschijnlijk is Myrthe veel stoerder dan ze er nu uitziet. En Mitchell is waarschijnlijk serieuzer en volwassener dan je denkt.'
'Wat is er met ze gebeurd? Ik bedoel: ik weet dat de vorsten ze vermoord hebben. Maar hoe?'
'Bijna zeventien jaar geleden hebben ze openlijk tegen elkaar gestreden. Zes tegen vier. Deze vier verloren. Dat is de reden dat jullie allemaal zestien zijn; jullie voorgangers stierven in hetzelfde jaar en de magische gaven kiezen altijd baby's en embryo's.'
Robyn zegt niets, ze blijft naar de portretten kijken, terwijl een zwaar gevoel haar bekruipt. Achter haar valt plotseling een deur dicht en geschrokken draait ze zich om.
Aan de andere kant van de kamer staat een lange, gespierde jongen met een geweer over zijn schouder. Twee dode vogels bungelen aan een touw in zijn hand. Als hij Robyn ziet, richt hij in één beweging zijn geweer. 'Wie ben je?'
'Alessio, er is niets aan de hand. Kijk.' Charissa trekt de capuchon van Robyns hoofd.
Met een doffe bonk vallen de vogels op de grond. Alessio heeft slechts een seconde nodig om zich te herstellen en zijn gezicht weer in de plooi te krijgen. 'Jij bent de nieuwe vuurmagiër?' vraagt hij bloedserieus en met een zware stem. Robyn weet direct dat dit niet iemand is om grappen bij uit te halen. 'Charissa heeft over je verteld.'
Alessio heeft dezelfde bruine ogen en gebruinde huid als zijn zusje. Zijn haar is kort en zijn wangen zijn stoppelig. Robyn schat hem een jaar of achttien, negentien.
'Ja, dat ben ik.' Robyn wilde zelfverzekerd en stoer klinken, maar het klinkt nogal zwakjes. Ze is zich er plotseling van bewust dat ze de kleren van zijn dode moeder draagt.
'Ik neem haar mee naar de Esward,' zegt Charissa. Ze zet haar kruisboog tegen de muur en stopt het mes dat normaal in haar riem zit in haar laars.
Alessio doet een stap opzij. 'Dan zou ik maar gaan, het is nog een lange reis.' Hij richt zijn donkere ogen op Robyn. 'Zorg ervoor dat niemand je haren ziet.'
Robyn slikt en knikt. Charissa geeft haar broer in het voorbijgaan een mep. 'Laat het maar weer aan jou over om de sfeer te verpesten. Ik weet wat ik doe. Het wordt leuk!'
Alessio glimlacht, waardoor zijn harde, ruwe gezicht direct verzacht. Robyn kan in één oogopslag zien dat deze twee een enorm sterke band hebben.
'Tot ziens,' zegt Robyn in het voorbijgaan.
Als Charissa één van de paarden zadelt, kijkt Robyn om naar het huis. De deur is dicht. Er komt rook uit een opening in het dak.
'Hij is vrijgezel,' zegt Charissa met een lach in haar stem.
'Sorry?'
'Ik zag hoe je naar hem keek. Dus wilde ik je zeggen dat hij beschikbaar is.'
'Hoe kom je daarbij? Ik heb absoluut geen behoefte aan-.'
'Ik weet dat hij aantrekkelijk is,' onderbreekt Charissa haar met een scheve grijns. 'En jij komt op me over als iemand die op stoere mannen valt.'
'Dat is onzin,' zegt Robyn hoofdschuddend. Ze kan zien dat Charissa haar niet gelooft en begint daarom maar over iets anders. 'Hoe lang was het ook alweer rijden naar Esward?' Het is een uurtje of drie in de middag, ze mag niet na tien uur thuiskomen.
'De reis duurt twee uur.' Charissa zet haar voet in de stijgbeugel en zwaait behendig haar been over de rug van het paard. Dan steekt ze haar hand uit naar Robyn. 'Kom op, ons avontuur gaat beginnen!'
Al lang voor ze er zijn, komt de stad in zicht. Hij is op een hoge rotspartij gebouwd, de huizen zijn lichtbruin en staan op verschillende hoogtes. Het geheel wordt omringd door stenen muren met grote bogen. De zon hult Esward in een warme gloed.
'Dit is de enige toegangsweg,' zegt Charissa, terwijl de brede weg stijgt. 'Om negen uur sluit de stadspoort en kan niemand meer in of uit. Hetzelfde gebeurt in crisistijden. Door de ligging is het vrijwel onmogelijk om deze stad in te nemen.'
Robyn kijkt naar alle mensen die ze passeren. Het grootste deel is te voet en draagt kleren die net zo vaak lijken te zijn versteld als die van Charissa. Alleen zijn deze mensen nog een stuk magerder en viezer. Sommigen hebben een handkar bij zich met spullen die Robyn als rommel zou beschouwen.
'Mensen van het platteland,' zegt Charissa over haar schouder. 'De meesten hopen wat bij te verdienen met klusjes, bijvoorbeeld door dingen te tillen en te sjouwen. Anderen willen spullen verkopen. Maar zie je dat er nooit voedsel bijzit? De belastingen zijn te hoog, mensen kunnen niets missen.'
Robyn denkt niet dat ze ooit zo weinig leven in een menigte heeft gezien. De mensen sjokken voort alsof ze nauwelijks energie hebben. Ze probeert niet naar de kinderen te kijken, die zien er zo mager en ellendig uit dat ze bijna zou overgeven. Sommigen hebben bolle buikjes zoals ze alleen in het journaal heeft gezien.
Dit was een slecht idee.
Ze naderen de stadspoort.
'Kijk nu alleen naar mijn rug,' waarschuwt Charissa. 'Kijk niet om je heen.'
Natuurlijk werkt zo'n opmerking averechts. Na enkele minuten ziet Robyn wat ze bedoelt. Haar maag draait zich om.
Aan de stadspoort en de muren hangen mensen.
Dode mensen.
Het zijn er tientallen.
Robyn springt van het paard af. Haar enkel klapt dubbel, maar ze schenkt er geen aandacht aan terwijl ze overgeeft in de bosjes. Ze blijft kokhalzen tot haar hele maaginhoud op de grond ligt.
'Ik ga liever terug,' zegt ze zwakjes, terwijl ze haar mond met de rug van haar hand afveegt.
'Het spijt me, Robyn,' zegt Charissa gemeend. Ze legt haar hand op haar arm. 'Dit was geen truc, het marktplein, het centrum van de stad, is echt leuk. Ik was de gehangenen... even vergeten.'
'Vergeten? Hoe kun je zoiets vergeten?!' Met een trillende vinger wijst Robyn naar de rottende lichamen.
'Robyn, ik ben dit soort dingen gewend. Het raakt me niet meer. Dit gebeurt al zo lang als ik leef. Pas toen we hierheen reden, bedacht ik me dat het voor jou misschien anders was.'
'Dat klopt, ik heb nog nooit een dood iemand gezien!'
'Nog nooit?' zegt Charissa verbouwereerd.
'Nee, hoe dan? Zelfs al mijn opa's en oma's leven nog!'
Charissa is stil gevallen. Ze kijkt Robyn alleen maar met grote ogen aan. Dan zegt ze langzaam: 'Heb jij enig idee hoe gezegend je bent?'
'Ja. Nee. Half.'
'Zullen we verder gaan? Je zult het stadscentrum geweldig vinden.'
Robyn aarzelt. 'Goed dan,' zegt ze uiteindelijk. Maar ze weet nu al dat dit de laatste stad in deze wereld is die ze ooit zal bezoeken. De rest van de rit kijkt ze strak naar Charissa's smalle rug.
'Hier gaan we Eternal Flame stallen.'
'Eternal Flame? Wat is dat voor lange naam?'
'Het is een naam met een dubbele betekenis,' zegt Charissa geheimzinnig. Ze stapt af. 'Kom op!'
Nu kan ze zich niet meer verschuilen achter Charissa's rug. Voorzichtig kijkt Robyn om zich heen. Bruine huisjes, vuile straten, magere mensen. Maar geen lijken.
Ze laat zich van de rug van de hengst glijden en Charissa drukt een jongeman een koperen munt in de handen.
'We zijn er vlakbij,' zegt Charissa. 'Geen zorgen, we zijn in het rijkere deel van de stad.'
Robyn kan er niets rijks aan ontdekken. 'Hoe ziet de rest er dan uit?'
'Huizen van karton en papier. Opgestapelde lijken op elke straathoek. Veel besmettelijke ziektes. Geen zorgen, we gaan dat allemaal vermijden.'
De gedachte speelde de hele tijd al door Robyns hoofd en nu spreekt ze hem uit: 'Dit was je plan, of niet? Me op deze manier overhalen de vorsten te vermoorden?'
Geschrokken slaat Charissa haar hand voor Robyns mond. 'Als je zo praat, worden we binnen een kwartier gearresteerd!' sist ze. 'En ik vertelde je net toch dat ik je met opzet uit het arme gedeelte houd?'
Ze haalt haar hand weg en Robyn wrijft over haar pijnlijke lippen. 'En hoe groot is het rijke gedeelte?'
'Niet heel groot. Maar we kunnen ons er wel twee uur vermaken.' Ze grijpt Robyns hand en trekt haar mee. 'Kom! We gaan ons nu focussen op de leuke dingen!'
Al voor ze bij het marktplein zijn, hoort Robyn de muziek; violen en fluiten. Wanneer ze de hoek omgaan, blijft Robyn staan.
Voor haar ziet ze een zee van kleuren; de daken van de kraampjes hebben allerlei tinten, fakkels geven de route aan, gekleurde lichtbollen zweven in de lucht.
Verderop is een brede, stenen trap met bovenaan een enorme fontein en enkele fonkelende watervallen. Het duurt een moment tot Robyn ziet dat de fontein in feite een standbeeld is van een bebaarde man met een lange mantel.
'Is dat jullie koning?' vraagt ze.
Charissa knikt. 'Hij heeft de fontein gebouwd, het enige mooie aan deze stad.'
'En die zwevende lichtbollen?'
'Wat is daarmee?'
'Is dat magie?'
Charissa lacht en schudt haar hoofd. 'Je kunt ze op elke straathoek gewoon kopen. Zullen we naar de trappen gaan?'
Op de trap hebben dansers zich verspreid; ze bewegen snel en gracieus op het ritme van de violen en fluiten. De mannen en vrouwen gebruiken doeken, sluiers en zelfs grote vleugels om er een prachtig, kleurrijk geheel van te maken. Om de minuut voegen ze zich samen om een soort schilderij te creëren. Een landschap, een hert, een portret...
'Dat is weer onze vorst,' zegt Charissa.
Maar dictator of niet, Robyn vindt het een prachtige voorstelling.
Na enkele minuten scheurt ze haar blik los van de dansers en kijkt ze naar de mensen op de andere, smallere trappen. Haar oog valt direct op twee mannen die met brandende fakkels jongleren en verschillende figuren in de lucht creëren. Zou zij zoiets ook kunnen?
'Oké, dromer,' zegt Charissa, terwijl ze haar hand voor Robyns gezicht zwaait. 'Blijf je de hele dag stilstaan? Je houdt iedereen op.'
'Hoe verdienen deze mensen hun geld als niemand het heeft om hen te geven?'
'Ze zijn in dienst van de koning. Dansers, zangers, muzikanten, vuurspuwers, soldaten... het zijn de enige mensen die geen honger hebben in deze wereld. Elke stad heeft wel een groep. Als de vorst langskomt, treden ze voor hem op. En als hij er niet is, zijn ze er om zijn soldaten te vermaken. En natuurlijk om de koning te eren.'
Robyn ziet juist dat de vuurspuwers woorden in de lucht doen verschijnen: 'Groot is onze koning!'
Het mag dan allemaal in scène zijn gezet door een dictator, het maakt het hele tafereel er niet minder mooi om. Robyn draait zich om om naar de markt te kijken. Op de rafelige kleedjes wordt de rommel verkocht die ze ook buiten de stad zag. De kraampjes zien er iets beter uit en verkopen stoffen, garen, potten, kolen, stro. Het zijn alleen spullen die mensen echt nodig hebben. Geen schilderijen, glaswerk of servies. Het maakt deze markt een stuk troostelozer dan de markten die Robyn gewend is.
En dan zijn er nog de kramen die volledig aan het zicht worden onttrokken door de dringende mensen. Ze worden bewaakt door soldaten met geweren.
'Dat zijn de voedselkraampjes,' zegt Charissa. 'De prijzen zijn onvoorstelbaar hoog.'
Nog voordat Charissa uitgepraat is, ziet Robyn hoe een vrouw zich losmaakt uit de menigte en zigzaggend begint te rennen.
De soldaten richten hun wapens.
De vrouw probeert mensen en kramen als dekking te gebruiken. De bewakers wachten op het juiste moment. Hun knallen gaan verloren in de vrolijke muziek.
De vrouw valt, net als een man die toevallig te dichtbij stond. Een brood rolt over de straatstenen.
Robyn staat als aan de grond genageld. Een soldaat raapt het brood op en brengt het terug naar het kraampje.
'Robyn?' Charissa legt haar hand op haar arm.
'Waarom doet niemand iets?' fluistert ze schor. Ze merkt dat haar gebalde vuisten trillen. 'Als de hele stad in opstand zou komen... Jullie zijn met veel meer dan die soldaten! Ik snap dat jullie geen geweren hebben, maar-.'
'Mensen zijn bang,' onderbreekt Charissa haar. 'Vier jaar geleden is er een opstand geweest in een stad vlakbij. En die stad bestaat niet meer.'
Robyn heeft het gevoel dat alle zuurstof uit de lucht wordt getrokken.
'Virgil heeft hem eigenhandig vernietigd. Dertigduizend doden.'
Plotseling wil Robyn alleen nog maar weg. Naar een plek waar minder mensen zijn, een plek met meer lucht. Ze dringt door de mensenmassa, tussen de huizen ziet ze nog een plein en ze koerst er recht op af.
'Robyn, wacht!'
Charissa's stem gaat verloren in het kabaal. Robyn beent stug door, ze ademt zwaar, de warme lichamen om haar heen lijken haar in te sluiten, te verstikken, maar verderop is meer ruimte. Als ze daar maar kan komen...
Ze bereikt een vierkant plein van witte tegels met donkere lijnen die een patroon moeten vormen, maar ze kan zo niet zien welke, de strepen draaien voor haar ogen.
Robyn leunt hijgend tegen een muur en ademt diep in en uit, tot het claustrofobische gevoel langzaam verdwijnt. De fluiten en violen klinken verder weg.
Eindelijk laat ze haar blik over het plein glijden. In het midden is het opnieuw druk, een menigte staat om...

Om...
'Robyn!' Charissa grijpt haar arm. 'Kom, we gaan!'
Robyn reageert niet, Charissa's stem klinkt ergens ver weg. De wereld bestaat alleen nog maar uit haar en de vier houten palen verderop.
Palen waar mensen aan vastgebonden zijn. Een man, een vrouw en twee kinderen. Ze staan op stapels hout.
Brandstapels.
'Robyn, kom op!'
Voor de slachtoffers staat een brede man met enkele medailles op zijn glanzende uniform, duidelijk een officier. 'Deze mensen... worden veroordeeld... wegens laster!' Zijn zware stem rolt over het plein. 'Verraad tegen onze hoogste koning kan maar op één manier worden bestraft! En dat is met de dood! Gerechtigheid zal zegevieren!'
De lichamen van de kinderen schokken van het huilen.
De officier maakt een gebaar en de menigte spreekt hem na: 'Gerechtigheid zal zegevieren!' Hij loopt naar een man vooraan en drukt zijn pistool onder zijn kin. 'Luider!'
'Gerechtigheid zal zegevieren!' schreeuwt de man nu ook.
De officier keert hem de rug toe.
'Groot is onze koning!'
'Groot is onze koning!' echoot de menigte.
Een soldaat komt met een toorts aanlopen en de officier steekt hem aan. Dan loopt de soldaat naar de eerste brandstapel.
Robyn is ziedend. Het kan haar niet meer schelen dat ze haar krachten geheim moet houden, ze zal dit niet laat gebeuren. Nooit.
De vlam dooft.
De soldaat kijkt verbaasd naar zijn toorts, terwijl Robyn haar concentratie op de touwen om de handen en voeten van de slachtoffers richt. Die branden direct doormidden. De moeder grijpt de kinderen bij hun arm, de vader duwt ze vooruit, de brandstapels af. De soldaten heffen hun geweren, maar laten die met een schreeuw vallen als die plotseling vlam vatten. Twee zetten direct de achtervolging in, maar moeten stoppen als voor hen een muur van vlammen oprijst. Het gezin verdwijnt tussen de huizen.
Robyn grijnst, laat haar arm zakken.
En kijkt recht in de ogen van de officier.

#1 De kracht van vuurWhere stories live. Discover now