Hoofdstuk 10

790 43 1
                                    

Nog even snel een hoofdstuk voordat ik met mijn school naar Tsjechië ga!

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

Vergeleken bij het Zuiden is het Noorden een rattenhol. De bomen zijn hoog en barsten van het fruit. De wegen hier zijn geplaveid met nieuwe stenen en de huizen zien er niet uit alsof ze elk moment uit elkaar kunnen vallen.
     Ik zit kreunend in de auto, met een zak vol braaksel op mijn schoot. De raampjes zijn helemaal naar beneden gedraaid om de lucht weg te krijgen. Het helpt niet echt en ik doe mijn uiterste best om niet weer over te geven. Mijn chauffeur zit met opgetrokken neus naar het raampje geleund. 
     Ik dacht dat het bij de muur al warm was. Hier heb ik gevoel alsof ik weg brand. Ik lik mijn gebarsten lippen. 'Kunnen we niet stoppen?' Mijn keel doet pijn van het galg. 
     'We zijn er bijna.' Ik kreun harder en draai mijn rug naar hem toe. Dat zegt hij al de hele tijd, maar ik zie nog steeds geen paleis. Met de hand die de zak kots niet vasthoud ontklem ik mijn buik. Ik haat auto's. 
     Om mezelf af te leiden kijk ik naar buiten. Mijn ogen moeten wennen aan de felle kleuren. In het Noorden zie je alleen sneeuw, hout en steen. Wij hebben geen bloemen in verschillende tinten roze en appels die glanzen als marmer. 
      De auto remt af. Ik steek mijn hoofd een stukje uit het raam en kijk voor ons. Ik val bijna door het raam van verbazing en knijp mijn ogen een stukje dicht tegen het licht.
      Voor ons ligt een soort eiland van steen en planten. Een elegante, platte brug loopt naar twee gebouwen met daartussen een pad met geometrisch gesnoeide boompjes. Achter het pad torent zich een rond, met bogen versierd bouwwerk. Aan de zijkant zitten grote torens en een soort terras van steen dat een stukje boven het water lijkt te zweven. Het paleis van de Zuiderkoning.
      Een soldaat in een wit uniform opent de deur aan mij kant en steekt zijn hand uit. Ik neem zijn hand aan en stap uit de auto. Een jongen van ongeveer twaalf, ook gekleed in wit, pakt de zak met kots en draagt het weg alsof de stank hem niks doet. 
      Ik kijk om naar Lena's auto. Lena giechelt als een soldaat met goudblond haar de hand reikt. Ze struikelt zodat ze in de armen van de soldaat valt. De soldaat lijkt het niet erg te vinden. Ik rol met mijn ogen. Aandachtverslaafde. 
      De soldaat leidt me naar het pad met bomen. Het is lekker koel in de schaduwen van de twee gebouwen. Ik kijk omhoog naar de gigantische ramen. Het zonlicht weerkaatst tegen het glas en valt op de muren vol ranken klimop.
     Bij de deur staat een heel welkomscomité. Een vrouw in een auberginekleurige jurk komt met gespreide armen op me af. 'Adaleah Deaton! Daar ben je dan eindelijk.' Ze neemt mijn gezicht tussen haar handen en drukt twee natte zoenen op mijn wangen. Ik probeer me los te rukken, maar haar nagels boren zich bijna in mijn huid. Is dat... nagellak? Nagellak is een soort van legende in het Noorden. Zelfs koningin Irina kan er niet zomaar aan komen.
      Ik ben nog bezig met het bestuderen van haar paarse nagels als ze bij me wegstapt en plaats maakt voor een peleton meisjes in lichtgrijze jurken. Ze zwermen om me heen als bijen en praten met zijn alle door elkaar heen. Ik kijk smekend achterom naar Lena, die ondertussen omsingeld is door een andere groep meisjes. 
       Ik struikel bijna terwijl ik door de meisjes naar voren word geduwd. 'Auw!' schreeuw ik als een meisje op mijn tenen trapt. Ze lijken het niet te merken en nemen me mee naar binnen. Over de hoofden van de meisjes heen probeer ik de hal te kunnen zien. Twee trappen gaan hoger dan ik kan kijken en lijken in elkaar over te lopen. Er zitten gaten in de muren, waardoor je de gangen en de balkonnen buiten kan zien. Alles is zo licht en bewust opgebouwd. 
     Mensen die rondlopen in de hal kijken me nieuwsgierig aan als de meisjes me de trap op trekken. Ze kibbelen tegen me, voelen aan mijn haar en trekken aan mijn trui. Eentje zegt zelfs dat ik stink naar kolen en paardenmest. Mijn vernietigende blik negeert ze.
     De gang daar we doorheen lopen doet me een beetje denken aan een Colosseum, met bogen tot de grond waar je doorheen kan springen zonder dat iets je tegen kan houden en smalle paadjes. De kristallen kroonluchters aan het plafond tinkelen door het zuchtje wind dat hier binnen komt.
     Ik negeer het gezelschap en kijk om me heen. Ik ben nu vijf uur weg en ik heb nou al heimwee. Begrijpt de tweeling dat ik nooit meer terug kom? Mist Ezra me al? Zal Elijah me herkennen als ik aan hem gepresenteerd word? Zoveel vragen.
      Een meisje vangt mijn blik en kijkt bezorgt. Ik wend mijn hoofd af en laat me weer wegzakken in gedachtes. Ik maak me vooral zorgen om Jack. Hij is nu degene die alles draaiende moet houden. Ik was elf toen mamma stierf en ik voor het huishouden zorgde, maar ik moest al alles doen toen mamma ziek werd. Jack heeft me nooit hoeven helpen, hoe vaak hij het ook aanbood. Ik vraag me af of hij wel voor Eryk en Flynn kan zorgen.
     De tranen springen in mijn ogen. Normaal ben ik nooit zo emotioneel, maar nu ben ik misselijk en heb zin om alles bij elkaar te schreeuwen. Maar nog voordat mijn ogen de kans krijgen om te huilen maakt een deel van de groep zich van me los en sleurt Lana mee, een kamer in. 
     Voordat ik doorheb wat ze doen word ik ook een slaapkamer ingeduwd. De kamer is drie keer zo groot als mijn huis en de open ramen schijnen verblindend licht in mijn ogen. Een paar meisjes lopen naar de muur met kasten erin en trekken er kleding uit. Setjes die hun bevalt leggen ze op het kingsize bed.
      Ik loop naar de badkamer en word achter een kamerscherm geplaatst. Het meisje dat net mijn blik ving begint me uit te kleden. Een beetje ongemakkelijk probeer ik haar te helpen, maar ze slaat mijn hand weg. Een beetje beschaamd sla ik mijn armen over elkaar om mijn naakte huid te verbergen. 'Je hoeft je niet te schamen.' zegt het meisje vriendelijk.
      In het Noorden kleed je je niet snel uit. Het is daar soms zo koud dat je ter plekke bevriest. Als je kleding nat is ga je bij het vuur zitten en hoop je dat je niet doodgaat. Hier heb ik het zelfs warm als ik naakt ben. 
      Aan de andere kant van het scherm staat een bad waar ik twee keer inpas. Ik laat me in het heerlijk ruikende water zakken en grijp de rand vast om niet kopje onder te gaan. Nog voordat ik helemaal zit word ik aangevallen door een peloton schrobborstels, kammen en stukjes zeep. Ik laat me verder in het bad zakken om ze te ontwijken, maar ik kan geen kant op.
      Uiteindelijk geef ik me over en laat ze mijn huid kapot schrobben.

Een halfuur later sta ik voor een driedelige spiegel. Mijn handen gaan over mijn melkwitte bovenarmen, die er nog dunner uitzien zonder het laagje vuil dat het verhuld. Mijn gezicht lijkt minder hard en hoekig met de hoeveelheid make-up die erop zit en ze hebben mijn haar weten uit te kamen waardoor het nu minder op een baal touw vol klitten lijkt. Er is zelfs een stukje vanaf.
     Ik strijk over de witte knielange rok die ik aanheb en kijk naar het roze bloesje erbovenop. Ik herken mezelf niet meer. Ik lijk op iemand.. van adel.
      Net op dat moment komt de vrouw in de auberginekleurige jurk binnenstormen. Als ze me ziet begint ze te glunderen. 'Mijn meisjes hebben er weer iets moois van gemaakt.' Alsof ik een voorwerp ben. Ze komt naar me toe en steekt haar hand uit. 'Ik ben Jillian. De komende weken zal ik je opleiden tot een echte dame!'
      Omdat ik niet weet wat ik moet zeggen tegen deze imposante dame mompel ik: 'Puck.'
      Het gezicht van Jillian betrekt een beetje. 'Luister liefje. Ik weet dat je in het Noorden Puck was, maar dit is het Zuiden en hier ben je de toekomstige prinses. Vanaf nu spreken mensen je aan als Lady Adaleah.' Het doet me pijn dat ze het zegt alsof "Puck" dood is. Het liefst wil ik schreeuwen dat ik gewoon hier sta en dat ik nooit iets als Lady Adaleah wil, of zal worden. Maar ik hou wijselijk mijn mond.
      Jillian laat een vluchtige blik over mijn uitgemergelde lichaam heen gaan. 'Je zult vast honger hebben na de lange reis. Eerlijk gezegd heb ik niet zo'n trek, maar Jillian lijkt me niet iemand die je zomaar afwijst.
      Ik volg haar door lange gangen. Na een paar keer afslaan ben ik alweer vergeten waar mijn kamer is. We gaan dwars door vertrekken, van zitkamers tot bibliotheken. Ondertussen legt ze me uit welke kamer wat is. Ik luister niet echt.
      Ze opent een deur en gebaart dat ik voor mag. Ik loop het balkon op en ga aan de rieten tafel zitten. Jillian komt tegenover me zitten. 'Waar is Lena?' vraag ik. Niet dat het me iets boeit, maar ik wil niet dat ze nou al achter de jongens aan gaat en ons een slechte naam geeft, nog voordat iemand ons kent. IK wil niet dat het hier nog erger word. 
      Jillian strijkt haar rok plat en vouwt een servet open. 'Je chaparonne luncht met haar mentor. Je ziet haar vanavond tijdens het eten weer.' Ik trek aan mijn mouwen. Ondanks dat de stof heel licht is, voelt het nog ongemakkelijk. Vooral die alles behalve fijn. Jillian kijkt bestraffend toe hoe ik in mijn stoel kronkel om die kriebelige onderbroek uit bepaalde plaatsen te houden. Als ik haar blik zie blijf ik snel stil zitten. 
      Een ober komt het balkon op met een karretje volgeladen met sandwiches, soepen en andere lekkere dingen. Ik neem de tomatensoep en glimlach dankbaar naar de ober, die emotieloos mijn blik ontwijkt. Naast mijn kommetje zet hij een wit potje neer. Ik pak het op en bekijk het. Geen etiket.
      'Dat zijn temperatuurregelaars. Je lichaam is nu nog gewend aan de kou van het Noorden. Deze pillen houden je lichaamstemperatuur laag totdat je lichaam de hitte aankan.' legt Jillian uit. Ze neemt een sandwich met sla, tomaat en kaas. 'Drie pillen per dag. Het is het beste dat je gelijk begint.' Ze had net zo goed kunnen zeggen: 'Neem ze nu maar gelijk in.' en ik had het verschil niet gemerkt. 
     Gehoorzaam maak ik het potje open en laat drie pillen in mijn hand vallen. De pillen smaken nergens naar en glijden zo door mijn keel. Als ik ze eenmaal heb weggeslikt kijkt Jillian naar haar sandwich en begint het in stukjes te snijden. 
       Ik kijk naar mijn kommetje soep. Aan de ene kant wil i k het opeten, aan de andere kant wil ik het liefst van de tafel afgooien. Uiteindelijk neem ik toch een besluit en lepel de soep naar binnen. 'Niet slurpen.' waarschuwt mijn mentor voordat ik mijn derde hap naar binnen heb. Ik recht mijn rug, kijk haar gestoken aan en probeer niet te slurpen. Dat word de komende weken nog leuk.

--------------------------------------------------------------

Ik had eerst een heel stuk. Maar toen crashte mijn computer en ik was het vergeten op te slaan *facepalm* Daarom duurde het wat langer voordat het af was. Sorry peepz.

Lots of love.

       

Aan de andere kantWhere stories live. Discover now