Hoofdstuk 24

357 42 2
                                    

Mijn slaapkamer werd mijn gevangenis. Helaas was het niet langer mijn kamer meer, maar een kale ruimte met alleen een bed, twee stoelen en een kastje. Alle luxe waar ik eerst van profiteerde, is verdwenen. Ik weet niet wat ik erger vind; dat of het feit dat iedereen die ik hiervoor beschouwde als een vriend, me nou aankijkt alsof ik ze teleurgesteld heb.

En de koning is dood. Het duurde me een paar uur voordat ik besefte dat Eli's vader vermoord was. Het raakte me pas toen ik naar mijn kamer was gebracht en de dokter was geweest om te controleren of ik echt zwanger was. Mijn harde buik zou genoeg verteld moeten hebben, maar risico's nemen waren uit ten boze.

Ze concludeerde dat ik echt zwanger ben, en dat is misschien de enigste reden waarom ik hier zit. De baby zou het niet overleven in een koude cel onder het kasteel, en vreemd genoeg lijkt iedereen de baby in leven te willen houden. Ik weet niet wat ze gaan doen als de baby wordt geboren, maar eigenlijk wil ik daar niet achterkomen.

Nu lig ik opgekruld op het bed, knieën tegen mijn opgezwollen buik voor zover dat mogelijk is. Ik huil niet, maar rouw in stilte. Ik kende de koning niet heel goed, soms aten we met zijn alle en hij was altijd aanwezig bij feestjes en evenementen, maar hij was mijn schoonvader.

En nu denkt iedereen dat ik hem vermoord heb. Ik weet niet precies wat er gebeurd is, maar ik weet zeker dat ik er niks mee te maken heb gehad. Ik had niks anders dan respect voor hem, maar iemand heeft me erin geluisd. Mij beschuldigen doen ze niet zomaar, iets moet ze naar mij hebben toegeleid.

Langzaam kom ik overeind en kijk de lege kamer rond. Er hangt niet eens een schilderij om de spierwitte muren op te fleuren. Ik kan geen kant op. Verder dan de badkamer kan ik niet, sinds er een hele horde wachters voor mijn deur staat. Het zou me niks verbazen als er ook een paar wachters onder me raam staan. De koning was erg geliefd en iedereen zou bij nu wel gehoord hebben wie hem heeft omgebracht.

Buiten hoor ik het geratel van wapens en zacht gefluister, voordat de deurklink omlaag gaat. Ik veer op en kijk wanhopig naar de deur, die langzaam open gaat. Maar als ik zie wie er in de opening sta, draai ik me om en laat mijn schouders hangen. Nee, iedereen behalve hij.

Ik hoor hoe Elijah naar binnen schuifelt en de deur achter zich dicht doet. Ik knijp mijn ogen dicht en hoop dat hij zich bedenkt en weer vertrekt. Maar dat doet hij niet, en in plaats daarvan voel ik hoe hij om het bed heen loopt en voor me tot stilstand komt.

Even is het doodstil in de kamer, voordat Elijah zucht en ik mijn ogen open doe. Hij ziet er vreselijk uit, met bloeddoorlopen ogen en hangende schouders, Hij kijkt me aan zoals iedereen me aankijkt, maar dan tien keer aardig. Innig verdriet en teleurstelling druipt van zijn gezicht als een uitlopend schilderij.

Er gaat een steek door me heen. Hij verdient dit niet. Hij verdient het om beide ouders nog te hebben. Als er iemand pijn moet lijden, ben ik dat. Ik strek mijn armen naar hem uit om hem te omhelzen, maar hij deinst achteruit en staart naar een plek voorbij mijn handen.

Ik volg zijn blik, en laat mijn ogen rusten op mijn buik. 'Ik wist van niks.' Ik leg mijn hand automatisch op mijn buik, en Elijah knijpt zijn ogen gepijnigt dicht. Het was hem dus wel opgevallen. 'Alsjeblieft, Elijah. Je moet me geloven als ik zeg dat ik dit nooit heb gewild.'

'Je had kunnen zeggen dat je iemand thuis had, dan had ik je nooit hier laten blijven.' zegt hij zacht. Ik slik en kijk weg. We weten allebei dat hij daar niks over te zeggen heeft, maar toch geeft het me een goed gevoel om te weten dat hij om me geeft.

'Ik heb het Noorden achter me gelaten. Ik was echt bereid om hier te blijven, bij jou, maar toen kwam ik erachter dat ik zwanger ben.' Het was niet helemaal een leugen. Ik hád het Noorden achter me gelaten,totdat mijn zwangerschap dat veranderde. 

Elijah lijkt niet overtuigd. Hij laat zijn ogen even over het plafond ga, alsof hij aan het nadenken is. Zijn wangen glinsteren als het licht erop valt. Heeft hij gehuild? 'Mag ik weten wie de vader van het kind is?' zegt hij opeens, op een toon die me verteld dat hij het eigenlijk helemaal niet wil weten.

Ik vertel het hem toch. Hij heeft het recht om het te weten, en ik vertrouw hem. Ook al weet ik dat we over een tijdje zullen moeten scheiden, hij is nog steeds mijn vriend en mijn man. Ik kan hem vertrouwen, ook al zie ik in zijn ogen dat ook hij me beschuldigt van de moord op zijn vader. 'Ezra.'

Er verschijnt een frons tussen zijn wenkbrauwen. 'Prins Ezra van het Noorden?' Ik knik. 'Jullie hadden wat?' Ik knik weer. Elijahs ogen worden groot, en kan zien hoe alle puzzelstukjes in elkaar vallen. 'Nee, ik geloof het niet. Jij bent Puck, Puck van het feest?'

Ik glimlach waterig. 'Je hebt mijn geheim ontdekt. Ik ben het gehate vriendinnetje van prins Ezra.' Volgens mij had ik als Puck al een flinke reputatie opgebouwd. Ondanks dat Elijah me niet herkende toen we elkaar ontmoette, lijkt hij van Puck Deaton gehoord te hebben.

Elijah kijkt me een tijdje wezenloos aan, terwijl zijn mond open en dicht doet. Zijn ogen vernauwen zich, en ik zie hoe hij het beeld Puck Deaton aan de moord op zijn vader koppelt. Ik wil hem vertellen dat ik dat nooit zou doen, dat ik een hekel heb aan alles en iedereen, maar dat ik nog nooit een mens heb vermoord, maar de woorden blijven steken in mijn keel. In plaats daarvan zeg ik het eerste wat bij me opkomt.

'Denk je dat ik je vader vermoord heb?' Het duurt een paar seconden voordat Elijah zijn hoofd twijfelend schud. Opgelucht haal ik adem en sla mijn armen om Elijah heen. Hij verstrakt even, maar beantwoord dan mijn omhelzing. 'Hij was een geweldig man en een goede koning. Het spijt me zo erg, Elijah.'

Dan breekt hij. Hij laat zijn hoofd zwaar op mijn schouder liggen terwijl hij met grote halen huilt. Ik zeg niks, maar houd mijn armen strak om hem heen. Ik weet hoe het is om je ouders te verliezen, en ondanks dat ik word gezien als een moordenaar, ben ik niet van plan om er niet voor Elijah te zijn. 

'Ik weet niet wat ik moet doen. Nu mijn vader dood is, moet iemand de troon bestijgen. Ik weet niet of ik dat kan.' murmert hij in mijn haar terwijl hij zijn snikken probeert te bedaren. Mijn buik drukt tegen de zijne, en ik weet dat als hij Haytham al zou voelen, hij er niks van zou zeggen. 

Ik wrijf over zijn rug. 'Je zult een geweldige koning zijn, met of zonder mij. Je vader zou trots zijn.' Bibberig maakt hij zich van me los en kijkt me dankbaar aan. Opeens besef ik dat de Kompascassanova maar een dekmantel was die de verantwoordelijkheid die hij draagt moest verbergen, net als Puck een dekmantel was voor mij.

Elijah kijkt verbaasd als ik het matras een stukje op til en er een doosje onder vandaan haalt. Het is het enigste wat ze niet hebben weggehaalt. Voorzichtig haal ik de deksel van mijn vaders horloge doos en pak het stuk stof met het hert dat erin ligt. Ik geef het aan Elijah. 'Toen ik hier kwam, was ik in tweestrijd over wie ik was. Het liefste zou ik naar huis vluchten, ver weg van het koninklijke leven dat ik haatte. Ik wou mijn leven, mijn broertjes, niet achterlaten in het Noorden, maar ik wist dat dit mijn enigste kans was om weer terug te keren.

'En toen leerde ik jou kennen, en wist ik dat het wel meeviel, dat ik hier wel een leven kon beginnen, en dat ik uiteindelijk gelukkig kon worden. Ik wist niet dat ik zwanger was tot de eerste twee maanden dat ik hier was. Ik wou niet dat ze de baby iets aan zouden doen, en dat ik waarom ik naar huis wou.' Elijah luisterd terwijl ik mijn verhaal doe. Opeens liggen zijn armen om me heen en word ik tegen zijn borst aan gedrukt. 

Zijn mond is vlakbij mijn oor. 'Ik wil jou en Ezra niet bij elkaar vandaan houden, hoe pijnlijk dat ook is voor mij.' Ik verstar in zijn armen. 'Ik zal proberen om je naam te zuiveren, maar de rechtzaak begint al over twee weken. Omdat je mijn vrouw bent, heb ik niks te zeggen tijdens je zaak, zelfs niet als koning.' Hij trekt zich terug. 'Ik zal ervoor zorgen dat je terug kan naar huis, met de baby.'

Hij laat me los en loopt naar de deur. Alsof iemand me een klap heeft gegeven kijk ik hem na, terwijl hij de deur open doet en naar buiten verdwijnt. Ik hoor hoe Elijah bevelen aan de wachters blaft, en dan is het weer stil. 

Opeens begin ik aan al mijn keuzes te twijfelen. Ik geef om Elijah, houd misschien zelfs van hem. Weet ik zeker dat ik dat allemaal wil opofferen voor koninkrijk die me niet accepteert en een prins waarvan ik niet eens meer weet of hij echt van me houdt?

Aan de andere kantWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu