Hij

30 5 7
                                    


Hij staat recht, zet een stap. Ettelijke seconden blijft hij staan, dan zakt zijn lichaam als pudding in mekaar, terug op het krukje. Hij staart bedroefd voor zich uit, je zou haast niet denken dat zo'n breekbaar iemand tot zoiets in staat zou zijn – schijn bedriegt natuurlijk – want het paste gewoon totaal niet bij deze man. Hoe meelijwekkend hij ook is, zijn verleden is dat allesbehalve, er is geen plaats meer op zijn kerfstok.

Twijfels beginnen aan me te knagen, kan het echt dat deze man zoveel mensenlevens op zijn geweten heeft? Medelijden, daar heb ik altijd al last van gehad, soms moet je je gevoelens opzij kunnen zetten en je concentreren. Nu kan ik geen gevoelens gebruiken, zelfs geen haat of woede, dat haalt me uit mijn concentratie, en dan neem ik overhaaste beslissingen, en ik mag hem niet uit het oog verliezen.

Zijn ogen bewegen nu schichtig heen en weer, zou hij me opgemerkt hebben? Paniek maakt zich bijna meester van me, maar ik slaag er toch in hem roerloos in het oog te blijven houden. Elke beweging, nauwgezet gadegeslagen door mijn bruine irissen, sla ik op. De rust keert terug in zijn lichaam, wat op mij een averechts effect heeft. Enkel dankzij jaren opleiding kan ik ongezien blijven hurken zonder een vin te verroeren. Twee keer achtereen raakte ik in paniek, een derde keer zal zich niet voordoen. Dat dacht ik toen...

Verloren in de helOù les histoires vivent. Découvrez maintenant