The time has come

21 2 0
                                    

3 dagen later

Met een luide geeuw zet ik me rechtop in mijn bed. Ik heb maar een uur of twee deftig geslapen vannacht, de nachtmerries waren echt verschrikkelijk. Ze bleven maar komen.
Ik zucht en rek me uit, waarna ik me snel ga aankleden. Ik heb een naar gevoel in mijn buik.
Ik kies de kleren die ik meestal aan doe om te trainen: een zwarte legging en een wit topje. Ik doe mijn sportschoenen aan en bind mijn haar in een staart. Als ik mijn kamer uit ben klop ik op Ryfon zijn deur.
'Wat? Laat me slapen!' zegt hij geïrriteerd.
'Ryfon opstaan, het is belangrijk' zeg ik. Ik weet niet waarom, maar ik heb het gevoel dat hij wakker moet worden. Hij moet er klaar voor zijn.
'Al goed, al goed, ik ben er zo' hoor ik hem zuchtend zeggen.
Ik ren de trap zo snel mogelijk af, neem het eerste eten dat ik tegen kom en prop dit snel in mijn mond.
Mijn ouders kijken me verward aan.
'Alles oké?' vraagt papa.
Ik knik van niet. 'Ik heb zo het idee dat er iets ergs gaat gebeuren. En ik heb zo het gevoel dat ik snel moet zijn. Ik ben pas vijf minuten wakker en ik voel het niet eens. Jullie ook, zorg alsjeblieft dat jullie overal klaar voor zijn' zeg ik snel, met een volle mond.
Ze kijken me bezorgd aan. 'Zouden we de klok moeten luiden, denk je?' Vraagt mama.
Papa knikt van niet. 'Misschien is het wel iets anders. De klok wordt enkel geluid als we overal zeker van zijn.'
'Wie gaat dat doen?' vraag ik.
'We vragen het waarschijnlijk aan een Hasterien' egt Ryfon, die ondertussen erg sloom de kamer komt binnengewandeld.
'Zie jij maar eerst dat je iets eet' zeg ik. 'En anders doe ik de klok wel. Ik kan er snel zijn'
Mama knikt. 'Doe maar, lieverd. Er staan verscheidene elfen op wacht. Zij zullen het ons direct laten weten als er iets niet pluis is.'
Ik knik, terwijl ik snel nog een pistolet neem en deze naar binnen prop.
'Ally, rustig, snel eten is ook niet goed' zegt papa.
Ik haal mijn schouders op en drink een glas water in enkele seconden op.
Ik sta eventjes naast de tafel, onrustig met mijn benen te wiebelen en mijn ouders en broer op te jutten.
Plots voelt het alsof ik geen lucht krijg. Ik probeer naar adem te happen en zak met mijn rug tegen de muur, op de grond. Pas als Ryfon mijn schouders vastneemt en me wat heen en weer schudt, kan ik weer ademen. Ik begin te hoesten.
'Zie je wel, je had rustiger moeten eten' zegt papa eigenwijs.
Ik schud mijn hoofd. 'Nee... dit is iets heel anders... ik denk dat... dat de trollen er zijn!' zeg ik, helemaal buiten adem.
'Maar Ally, dan zouden we toch al iets horen? Er staan een vijftigtal elfen bij de waterval, het portaal' zegt mama.
Mijn ogen worden groot als onze grote fout bij me binnendringt. 'Ze... ze komen niet langs daar! In mijn droom was het het ongewoon rustig! Dat wilde het zeggen! Ik weet niet hoe ze komen, maar ze zijn er, en niet bij de waterval!' roep ik, terwijl ik weer recht ga staan.
De grond begint de beven en ik zak weer tegen de muur aan. 'De grond! Ze komen van onder ons! Ik ga de klok luiden! Jullie moeten het aan de elfen laten weten!' roep ik nog, voor ik in de gang verdwijn.
Ik open mijn vleugels en laat mezelf, met behulp van de wind razendsnel vliegen. Ik vlieg uit het raam, en langs het kasteel omhoog. Helemaal bovenaan staat de klok. Ik gebruik wind om de klok zo luid als ik kan te luiden. Ik doe het een minuut aan een stuk en laat dan los. Als ik naar de huizen kijk, zie ik al dat alles in rep en roer staat. Overal zijn er elfen die naar hun post toe vliegen, kinderen naar de veilige plaats brengen of alsnog beginnen te huilen.
De aarde begint open te barsten. De eerste trollen komen uit de grond, en ik kijk toe hoe vele elfen helemaal in paniek weg vliegen. Dit is niet de bedoeling, ze moeten vechten!
Snel vlieg ik weer naar de eetkamer, maar iedereen is al verdwenen. Ik ren de deur uit, naar buiten, en vlieg over de huisjes die het dichtste bij zijn.
Een aantal meter verder zie ik een trol uit de grond klimmen, en achter een weerloze elf en haar dochtertje aanrennen. Snel vlieg ik er op af, en vlieg als beschermend schild voor de elf. Ze kijkt me dankbaar aan, kijkt even verward naar mijn vleugels, en gaat er dan vandoor.
Ik slinger planten rond zijn benen, zodat hij op zijn gezicht valt zodra hij op me af komt rennen. Ik neem mijn dolken en snijd zijn keel over.
Ik wil de trol nog eens goed bekijken, maar de geur alleen al doet me kokhalzen, dus ik maak me snel uit de voeten.
Ik stijg op, en kijk toe hoe er ondertussen steeds meer trollen de grond uit springen. Gelukkig vechten de meeste elfen dapper terug.  Van bovenaf stuur ik vuur op zo veel mogelijk trollen, zonder elfen te raken. Ik vlieg meerdere keren over en vermoord er een aantal. Een hele boel elfen kijken dankbaar omhoog. Stuk voor stuk zien ze er verbaasd uit als ze weten dat ik de Sylleth ben. Maar eindelijk, eindelijk vlieg ik weer.
Zou De Fontein Van Rillitar beschermd zijn? Daar hebben we helemaal niet aan gedacht, denk ik. Snel vlieg ik over alle elfen heen, op zoek naar de leider van de elfenbeschermers.  Als ik hem in de verte met twee trollen tegelijk zie vechten, vlieg ik op hem af. Ik wurg de ene met mijn planten, terwijl hij de andere vermoordt. Verbaasd draait hij zich om en kijkt me aan. Zijn blik glijdt van mijn gezicht, naar mijn vleugels, en weer terug.
'Dus u was het?'
Ik knik ongemakkelijk. 'Ja. Maar ik ben hier voor een andere reden.'
We stijgen op, zodat we niet onverwacht door een trol aangevallen kunnen worden.
'Staan er elfenbeschermers bij De Fontein Van Rillitar?' Vraag ik, terwijl hij met een zucht het zweet van zijn voorhoofd veegt.
'Nee. Dat is me niet gevraagd.'
Ik knik. 'Oké. Zou je er een aantal kunnen plaatsen? Ik heb zo het idee dat dat mogelijks is wat ze komen zoeken?'
Hij haalt een wenkbrauw op. 'De Fontein Van Rillitar? Die kunnen ze toch niet meenemen of zo.'
'Nee, maar als ze ons hier weg krijgen is dat ook niet nodig' zeg ik, terwijl ik van uit de lucht met mijn wind-element een trol een 40-tal meter omhoog laat zweven en hem dan op de grond laat vallen. Hebben we dat ook al gehad.
'Mijn excuses dat ik aan u twijfelde, prinses Allyseaia' zegt hij met een buiging.
'Al goed, al goed. Zorg gewoon dat ze er staan, oké? En laat die trollen een poepie ruiken!' zeg ik al lachend.
'Ik denk niet dat ze die geur zo erg zouden vinden, ik bedoel, heb je de trollen zelf al eens geroken?' zegt hij met een ondeugende grijns.
'Grappig hoor. Hup, aan de slag nu, ik heb het een klein beetje druk' zeg ik sarcastisch, terwijl ik met mijn ogen rol. Met mijn wind-element duw ik hem een stukje vooruit.
Hij lacht en draait zich nog even naar me om. 'O, en prinses?'
Ik haal een wenkbrauw op. 'Ja?'
'Niet doodgaan' zegt hij, voor hij verder opstijgt en razendsnel verdwijnt.
Ik knipper een aantal keer met mijn ogen en ga dan weer aan de slag. Als ik om me heen kijk besef ik pas hoe erg Lathai er aan toe is. En dit is nog maar een klein stukje ervan. Zou het overal zo zijn?
Ik maak een duikvlucht naar beneden en gris een aantal trollen bij hun kraag mee de lucht in. Eens ik een aantal meter boven de grond ben, laat ik ze los en stuur ik er voor alle zekerheid nog een brok aarde achteraan.
In de lucht is het een drukte van jewelste. Overal zijn er elfen aan het vechten of aan het vluchten, aan het roepen of aan het huilen. Ik vlieg langs een groepje trollen, maak een lichte handbeweging en laat planten hun mond en keel binnendringen. Verder besteed ik er geen aandacht aan, ik weet toch al dat ze dood zijn.
Mijn aandacht wordt onmiddellijk getrokken als ik het geschreeuw van een kind hoor. Ik speur de vlakte af en zie een honderdtal meter verder een kleine elf, die in een hoek wordt gedwongen door twee trollen. Ik vlieg zo snel mogelijk op ze af en land vlak voor het elfje, met mijn gezicht naar haar toe. Ze kijkt me met grote, bange ogen aan. Ik knik geruststellend, draai me om en haal mijn dolken tevoorschijn. Ik warm de lemmeten zo veel mogelijk op, vooraleer ik het lichaam van de eerste trol doorboor. Van de andere hak ik de kop af. Een afschuwelijk gekrijs vult mijn oren terwijl ze neervallen.
Het is doodstil als ze uiteindelijk, over elkaar heen, als een zak bloem op de grond ploffen.
Ik bekijk ze eens goed, al weet ik eerlijk gezegd niet of dat wel zo'n goed idee is.
De linkse trol zijn rechter oog staat een aantal centimeter hoger dan zijn andere. De tanden die hij heeft zijn verrot, en staan schots en scheef. Eén van zijn handen mist vingers, en bij de andere zijn het slechts stompjes.
De andere trol is bijna kaal, maar heeft toch een aantal smerige, lange zwarte haren die uit zijn kruin, neus en oren steken. Zijn ogen zijn weid opengesperd, waardoor ik kan zien dat één pupil een bijna witte kleur heeft.
Ik wend mijn blik af, omdat ik hen niet langer kan aanzien, wanneer ik twee kleine armpjes rond mijn benen voel. Ik draai me om en zie het kleine elfje naar me omhoog kijken.
'Dankjewel' zegt ze zacht.
Ik aai even over haar kruin. 'Dat is graag gedaan. Maar ik moet snel weer verder. Kom, dan breng ik je in veiligheid. Zin om te vliegen?'
Ze knikt enthousiast.
'Kom maar op dan. Me stevig blijven vasthouden, oké?'
'Oké. Wat zijn je vleugels mooi' zegt ze bewonderendt.
Ik glimlach naar haar. Ik neem haar stevig in mijn armen en stijg op.
Ik vlieg naar de dichtstbijzijnde vrouwelijke elf die op de kinderen past. Ik zet haar af bij de vrouw, glimlach nog even, en verdwijn weer.
Wanneer ik al redelijk hoog in de lucht ben, kijk ik nog eventjes naar beneden waar het elfje nog steeds naar me kijkt. Ik zwaai even naar haar, en zet dan koers naar het plein.

The difference between usWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu