Deel 29

6 1 1
                                    

'Waar zijn je ouders, jongen.' Vroeg de vrouw. Ik stak mijn tong ook naar haar uit. 'Nou, da's niet fijn.' Zei ze. Het kon me niks schelen, als ze het maar niet tegen mijn mama zei. Als mijn mama weet dat ik stout ben geweest dan wordt ze boos op me, en als mama boos op me is ben ik verdrietig. Soms, als ik heel stout ben geweest, krijg ik zelfs straf. Dan moet ik in de hoek gaan zitten op een stoel en mag ik niet naar Ridder Ruud kijken op TV.

'Ik wil naar huis mama!' Riep het stomme meisje. Goed zo, dacht ik. Zo laten ze me tenminste gerust en kan ik verder op mijn tocht. Haar mama wilde niet weg. Ze vroeg me opnieuw waar mijn ouders waren. Toen wist ik wat ik moest doen, ik moest een echte ridder zijn. Ik trok mijn zwaard en gaf de vrouw een prik. Toen liep ik snel weg. Ik volgde de paadjes niet en trapte een heleboel planten plat. Het moet maar, dacht ik, in tijden van oorlog en liefde mag alles. Dat zei mijn papa ooit, en toen ik hem vroeg wat het betekende zei hij dat je af en toe regels mag breken. Ik geloofde hem niet, want ik toen ik enkele dagen later een vaas van mama brak en zei dat regels soms gebroken mochten worden, kreeg ik toch nog straf. Ik vond het niet fijn dat papa zo tegen me gelogen had. Ik mag ook niet liegen. 

To Rome with a BikeWhere stories live. Discover now