4

449 8 2
                                    

Ik wachtte bij de ingang van de school. Het was bijna leeg in de hal. De jongens buiten waren niet weg. Hij ook niet. Zijn sigaret was bijna op. Hij stond er al een half uur. Dat deed hij altijd. Elke dag na school. Niet toen we iets hadden. Ik wou niet dat hij rookte.

'Stop met roken. Je verpest je longen.' Hij fronste. 'Ik doe het nu al minder.' Ik knikte. 'Toch wil ik het niet. Doe het voor mij.' Hij slikte en streelde mijn arm. 'Oke.' Ik lachte opgelucht. Hij gaf me een kus. 'Ik doe alles voor jouw.'

Ik keek naar hem terwijl hij zijn peuk op de grond gooide. Hij grijnsde een beetje. Iemand bood hem een nieuwe aan. Hij schudde zijn hoofd. Ik beet op mijn lip. De jongen trok zijn wenkbrauwen op en stopte het pakje weer weg.

Na een paar minuten ging hij naar de jongen toe. Ik keek hoe hij een nieuwe sigaret kreeg en een aansteker in zijn zak zocht. Ik beet op mijn lip. Even had ik me trots gevoeld. Dat hij het niet aannam.

Met tranen in mijn ogen en mijn handen tot vuisten gebald liep ik opnieuw naar de fietsenstalling. Ik zag hem kijken. Mijn adamsappel ging op en neer. Mijn blik werd naar hem getrokken. Hij ging met zijn hand door zijn haar en liet snel de nieuwe sigaret vallen. De jongen naast hem keek hem boos aan. 'He, doe ff normaal. Zo'n ding kost geld hoor.' Hij liet de aansteker voor wat het was. Ik vermeed zijn blik en liep in zijn richting. Snel stapte hij opzij. Ik liep langs hem en voelde zijn ademhaling in mijn nek. Mijn hartslag nam toe. De tranen in mijn ogen vielen naar beneden. Ik keek hem niet aan. Hij mij wel. Ik voelde de spijt in zijn hele lichaam. Als hij nou eerder spijt had gehad. Van iets anders. Mijn lichaam trilde van woede. Waarom kon hij niet verhuizen. Weet ik veel. Naar Amerika. De andere kant van de wereld. Waarom moest ik hem elke dag zien. Waarom moest ik door deze hel. Ik haalde mijn tot vuisten gebalde handen uit mijn zak en trok de aansteker uit zijn handen. Toen onze handen elkaar raakte gingen er verlangende schokjes door mijn lichaam. Ik wist ze niet te bedwingen. Van schrik liet ik de aansteker vallen. Hij barstte uit elkaar.

Ik negeerde het en rende weg. Bang voor de uitwerking die hij had. Ik was niet boos, verdrietig, trots. Ik was kwaad. Op hem. Op wat hij met me deed. Op wat hij met zichzelf deed. Op de wereld waarin hij me had gebracht. En waar hij me had verlaten. Ik duwde mijn voeten tegen de trappers. Zo hard als ik kon. Ik probeerde me volledig te focussen op het fietsen. En niet op mijn vingertopje. Die hem net had aangeraakt. En in brand leek te staan.

MemoriesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu