-hoofdstuk 4-

1K 37 17
                                    



-Mirella-

Ik snap er helemaal niets van. Een uur later staar ik nog steeds geschokt voor me uit. Hoe kon die ene man dat allemaal veroorzaken? Zoveel verwoesting en ravage. En waarom? Kwam het door mij? Had ik harder moeten werken? Minder staan lopen kletsen? Dat zal het wel zijn al die verwoesting door mij.

Ik staar naar buiten door een klein raam in de koets. Peter zit nog steeds gespannen tegenover me. Hij heeft geen woord gezegd sinds ons vertrek. Bijna alsof hij weet wat er aan de hand is. Waarom zou hij mij anders beschermen?

Ik snap er helemaal niets meer van.

Peter vangt mijn blik en zucht. "Mirella je moet iets weten." Zucht hij verslagen. Ik frons mijn wenkbrauwen. "Je zult de rest van je leven blijven vluchten." Mijn frons word nog dieper.

"Die man die alles in de verwoeste hij-" Peter kijkt me aan alsof hij niet weet hoe hij het moet zeggen. "-hij is je mate." Mijn frons word zo mogelijk nog dieper.

Ik snap er niets meer van al die rare woorden en nu dit? Peter glimlacht kort bij het zien van mijn verwarde gezicht. "Je weet echt helemaal niet waar ik het over heb, hé?" Ik schud mijn hoofd. Hij glimlacht maar het is niet oprecht.

"Die man, Julia en ik zijn weerwolven." En zo verteld hij alles. Dat elke weerwolf een mate heeft, en dat deze heel belangrijk is voor de weerwolf. En over Tarren wie kennelijk mijn mate is. Maar ook over zijn stamboom en zijn krachten met vreselijke woedeaanvallen.

"Mirella Tarren wil je vermoorden om de machtigste en meest sterke alpha ooit te worden. Dat is waarom je moet vluchten." Een steek van pijn gaat door me heen. Ook al ken ik hem niet het doet toch pijn.

Een rilling loopt over mijn rug wanneer ik zijn vuurspuwende ogen weer voor me zie. Dat kleine stukje dat iets voor hem voelde word weggevaagd door de angst. De angst voor hem en zijn krachten, en voor wat hij me aan wilt doen.

"Het gaat goed komen Mirella, dat beloof ik je." Mompelt Peter.

Na zijn woorden vallen mijn ogen dicht. Ik val in een diepe en onrustige slaap.

En natuurlijk droom ik over de man met de vuurspuwende ogen.

—————————————————————————

Ik schrik wakker door geschreeuw.

Ik schiet overeind. Angst overspoelt mijn lichaam wanneer ik Peter niet meer zie zitten. De koets gaat steeds langzamer. Gespannen pak ik de lappen stof van mijn jurk in mijn vuist.

Ik probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen en zoek naar iets waarmee ik mezelf kan verdedigen.

Overleven. Moet overleven. Het stemmetje in mijn hoofd lijkt naar me te schreeuwen.

De deur van de koets vliegt open en geschrokken deins ik naar de hoek van de koets. Als nel verandert de angst in opluchting. Peter kijkt me verbaasd aan.

"Sorry Mirella ik wou je niet laten schrikken." Hij steekt vragend zijn hand naar me uit om me uit de koets te helpen. Ik pak zijn hand vast en spring uit de koets.

Mijn mond valt open bij het zien van het prachtige uitzicht. We staan midden in de jungle en voor me hangt een reusachtige boomhut.

Een vrouw staat voor de reusachtige trap die naar de boomhut leid. Haar roodbruine haar glanst in de zon die tussen de bomen door schijnt.

Ze loopt met een grote glimlach op me af. "Jij moet vast Mirella zijn. Peter heeft me al veel over je verteld." Ik kijk aarzelend naar Peter maar hij glimlacht alleen maar. Na enige twijfel pak ik toch haar hand vast.

Running from you ✎Where stories live. Discover now