Hoofdstuk 2.1: De catastrofe

571 76 5
                                    

Ik had het mis toen ik zei dat ik van alles over Jeremy wist. Ik wist niks over hem. Tot een uur geleden, althans. Nu wist ik alles over hem en kende hem beter dan ooit.

Ik snapte niet hoe het zo gekomen was. Ik snapte niet hoe hij interesse in mij kon hebben, maar ik dat kon me vrij weinig schelen. Het ging er om dat dit allemaal echt gebeurde. Het ging er om dat we nu al oneindig lang aan het praten waren, iets wat ik nooit had kunnen dromen.

Na de informatieve vragenronde, waarbij ik met vlag en wimpel geslaagd was, gingen we over op interessante dingen. Ik leerde Jeremy in een korte tijd zo goed kennen, dat het leek alsof we al maanden met elkaar om gingen.

Hij hield van lezen, overduidelijk. Hij kon eindeloos door gaan als het om boeken ging en daar kon ik mij heel goed in vinden. Hij hield niet van sport. Zou je niet denken, met zo’n wonderlichaam als hij had. Hij vond het verschrikkelijk en deed er ook niet aan. Ik was zelf een kluns als het om sport ging, dus was ik maar al te blij om dat te horen. Zijn lievelingskleur was oranje en als hij een huisdier mocht nemen koos hij een herdershond.

Met elk klein detail dat ik meer over hem te weten kwam, begon ik me steeds verliefder te worden. Ja, ik zei het echt. Ik was verliefd. Hopeloos. Ik was zo verliefd als het maar kon en ik wilde dat ons gesprek nooit zou ophouden. Ook al was ik bang dat dit uiteindelijk een droom bleek te zijn en ik gewoon kwijlend ‘face first’ op mijn boek lag, waardoor er straks allerlei inkt op mijn gezicht zat, maar zelfs dan hoefde het voor mij nooit op te houden. Ik leefde liever in een droom waarbij ik voor altijd met hem kon praten, dan dat ik nu wakker zou worden.

“Toen zat ze te kauwen op haar pen en ineens spoot de inkt over haar kin. Je had haar moeten zien. Uit paniek begon ze met de mouw van haar witte vest de inkt weg te vegen. Alles zat eronder.”

Ik luisterde vol interesse naar Jeremy’s verhaal, met een enorme grijns op mijn gezicht natuurlijk. We bespraken nu mensen die in de bibliotheek zaten. Jeremy was aan de beurt, met zijn inktverhaal.

“Haar hele gezicht was blauw,” zei hij terwijl hij met drukke armgebaren de situatie uitbeeldde. “Sindsdien heb ik haar nooit meer in de bibliotheek gezien. Volgens mij heeft ze de grijns op mijn gezicht nooit uit haar hoofd kunnen zetten.”

Ik gaf hem een speelse duw. Speelse duw, kom op. Zoiets deed ik nóóit. “En jij zegt dat je niet gemeen bent?”

“Ik ben ook niet gemeen. Ik kan me alleen erg goed vermaken met de situaties van anderen.”

“Zoals die van mij.”

Hij schudde zijn hoofd. “Natuurlijk niet. Dat van jou was ernstig.”

“Ik liet een zwangerschapsboek op mijn voet vallen.” Ik keek hem zo serieus mogelijk aan. Hij trok zijn wenkbrauw op. “Ik ben niet zwanger. Ik pakte dat ding omdat…”

Voor ik mijn zin kon afmaken zag ik dat zijn mondhoeken omhoog trokken. En vlak daarna begon hij te lachen en rolde ik overdreven met mijn ogen.

“Je deed dat omdat…” lachte hij en wees naar zichzelf.

Ik wilde hem opnieuw duwen, maar hield me in. Veel te vriendschappelijk. “Ja, houd maar op,” mokte ik.

Jeremy hield niet op. Mijn situatie was blijkbaar hi-la-risch vergeleken de rest, want het duurde meer dan vijf minuten voor hij eindelijk zonder een brede grijns van hier tot Tokio naar mij kon kijken.

“Het ziet er wel uit als een interessant boek, hoor,” zei hij uiteindelijk terwijl hij zijn gezicht in de plooi probeerde te houden. “Maar ik ken betere boeken.”

Ik besloot niet verder in te gaan op het zwangerschapsboek. Het was al gênant genoeg. “Zoals?”

Hij leek mijn vraag te appreciëren, of hij dacht weer aan het zwangerschapsboek en glimlachte daarom zo breed. “Ken je ‘Zoals de wereld ons ziet’?

Ik schudde mijn hoofd.

Jeremy’s mond viel open.

“Wat?” vroeg ik enigszins in paniek. Was dat een wereldberoemd boek dat iedereen kende en ik de enige was die niet wist wat voor boek dat was? Zou ik nu gestraft worden door de boekenpolitie?

“Je móet het lezen,” drong Jeremy aan en sprong overeind. “We gaan het nu halen. Kom.”

Zowel Jeremy als ik was vergeten dat ik nog steeds een voet had die door kon gaan voor een olifantvoet, want Jeremy ging er vandoor en ik sprong enthousiast op om hem te volgen. Met alle gevolgen van dien.

Het klonk alsof er iemand vermoord werd in gangpad C.

“Ik denk dat mijn ledematen langzaam aan het afsterven zijn. We moeten hier nu weg, maar ik weet zeker dat het al te laat is en ik de uitgang van de bibliotheek niet eens zal halen. Jeremy, laat mij hier maar achter. Ik red het toch niet. Toe. Ga.”

“Roslyn, doe je ogen open en houd op met die dramatische toon.”

Ik opende mijn ogen en keek naar Jeremy, die tegenover mij zat op een stoel die hij naar gangpad C gesleept had. Ik lag zelf op de grond, met mijn vest onder mijn hoofd gepropt en mijn voet op een klein stapeltje boeken. Waaronder de duivel genaamd ‘Zwangerschap en alle bijkomende kwaaltjes’. 

“Ik meen het,” zuchtte ik. “Ik voel mijn tenen al niet meer.”

Jeremy greep naar mijn voet en kneep in mijn grote teen.

“AUW!” gilde ik en schoot overeind, waardoor ik duizelig werd en me weer achterover liet vallen op mijn vest.

“Je hebt nog gevoel in je tenen,” stelde Jeremy met een grijns op zijn gezicht vast.

“Heb je niet van respect gehoord?” vroeg ik terwijl ik mijn ogen weer sloot om de duizeligheid te verliezen. “Laat een vrouw in rust sterven. En knijp niet in haar tenen.”

“Je sterft toch niet.”

“Ik zweer het, het voelt alsof er duizenden messen in mijn lichaam gestoken worden.”

Jeremy grinnikte, maar hield heel verstandig zijn mond. Ik slaakte opnieuw een dramatische zucht en opende voorzichtig mijn ogen een stukje om naar Jeremy te kunnen kijken. Hij had zich inmiddels op de boekenkast naar hem gericht en bestuurde de titels die netjes in rijen op de planken stonden.

Ik kon het nog steeds niet helemaal geloven dat hij hier echt zat en dat we echt gepraat hadden. Oké, ik had me meer voor schut gezet dan daadwerkelijk gepraat, maar zelfs dat was al meer dan ik had kunnen hopen.

Deze dag leek fantastisch te gaan. Op de olifantvoet na en alle blunders. Deze dag had voor zoveel verandering gezorgd in mijn normale, saaie leventje.

Maar blijkbaar nog niet genoeg.

“ROSLYN!”

Ik schoot opnieuw overeind, met weer een duizelig gevoel als gevolg, maar dat leek niets meer uit te maken toen ik zag wie zo hard mijn naam gegild had.

In het gangpad stond Mona, inclusief designertas, zonnebril, het was niet eens zonnig buiten, en hakken zo hoog als de Eiffel toren.

Zelfs met de zonnebril voor haar ogen wist ik wat haar gezichtsuitdrukking was.

“Wat is er met je aan de hand?” riep ze hysterisch terwijl ze naar me toe gerend kwam als een net geboren veulen dat zijn benen nog niet kon gebruiken. Ze stortte zich half op me en greep naar mijn gezicht, waardoor mijn wangen geplet werden en ik net een baby tussen de liftdeuren leek. Al met al een fantastische situatie.

“Niets bijzonders, mijn voet…”

“Net was je nog aan het sterven.”

Oh shit, natuurlijk. Jeremy was hier ook nog.

Gangpad C (kort verhaal)Where stories live. Discover now