Hoofdstuk 2.2: De catastrofe

519 71 3
                                    

Ik keek naar Jeremy, die met zijn armen over elkaar geslagen zat en mij met een vragende blik aankeek. Mona leek ineens geen oog meer voor mij te hebben, want ik hoorde haar naar adem happen en mijn gezicht werd verlost van haar handen. Vervolgens vond er een staarwedstrijd plaats van enkele seconden, voor Mona weer in staat leek te zijn om te reageren.

“Wie is dát?” siste ze naar mij, zacht voor haar doen, maar duidelijk verstaanbaar voor Jeremy. Met een geamuseerde blik keek hij naar mij.

“Jeremy.” Geweldig, beknopt antwoord.

“En wie is Jeremy?” fluisterde Mona terwijl ze miljoenen blikken in zijn richting wierp.

“Een jongen.” Ik begon weer rood te worden.

“Dat zie ik ook wel. Wie is dat?”

“Ik zei toch… dat is Jeremy en hij is een jongen.” Dit gesprek ging echt nergens heen.

Jeremy besloot het heft maar in eigen handen te nemen toen ik niet uit mijn woorden leek te komen, en stelde zichzelf voor aan Mona, die zijn hand aannam alsof ze de hand van God mocht aanraken. De manier waarop ze reageerde zei al genoeg. Mona had een zwak voor jongens. Alle jongens. Inclusief Jeremy. Ik moest haar hier zo snel mogelijk weg zien te krijgen voor ze hem voor mijn neus weg zou kapen.

“Ik denk dat ik toch maar iemand naar mijn voet moet laten kijken,” zei ik snel en wierp een blik naar Jeremy. Ik had liever dat hij mij hielp dan Mona.

“Je zei toch dat je de uitgang niet zou halen?” vroeg hij met een plagende glimlach.

“Dat was voor ik realiseerde dat ik nog wel gevoel in mijn tenen heb,” antwoordde ik ongeduldig. “Denk je dat je een rolstoel kunt halen? Dan kunnen we naar de EHBO.”

Jeremy haalde zijn schouders op en stond op van zijn stoel. “Als jij denkt dat je niet zal sterven onderweg...”

“Ik zal niet sterven,” beloofde ik hem. “Mona zal mij in de gaten...”

“Ik loop wel mee!” riep Mona ineens, totaal niet volgens plan. “Ik weet waar de rolstoelen staan.”

“Maar…” begon ik paniekerig. Mona 1, Roslyn 0.

Jeremy haalde opnieuw zijn schouders op en Mona stond met de meest grote grijns op haar gezicht op. Ze was nog duivelser dan het zwangerschapsboek.

“We zijn zo terug, Ros!” zei ze vrolijk. “Niet sterven, hoor!”

En voor ik nog maar één woord kon zeggen, had Mona Jeremy al meegesleurd en bleef ik alleen achter in gangpad C.

Ik zat uit pure frustratie het zwangerschapsboek door te bladeren. Het leek een eeuwigheid te duren voor ze terug kwamen. Hoe ver weg stonden die rolstoelen? Ik kon me niet voorstellen dat het tien minuten duurde voor je een rolstoel gevonden had. Hoorden die niet overal te staan, just in case?

Mona was vast en zeker bezig met het wegkapen van Jeremy. Als het haar al niet gelukt was. Ik baalde hier enorm van. Alles leek net zo goed te gaan, tot zij ineens langs kwam. Wat deed ze hier trouwens in de bibliotheek? Mona ging nóóit naar de bibliotheek. Boeken zijn voor nerds met brillen. Haar letterlijke woorden.

Ik sloeg de bladzijde van het boek om, net na ik wat smerige plaatjes gezien had van een bevalling, toen ik ineens stemmen leek te horen. Ik concentreerde me goed op het geluid, maar kon met gemak het gekakel van Mona horen. Net toen ik het boek naast me neergooide, wat bijna weer voor een aardbeving zorgde, kwamen Jeremy en Mona weer het gangpad in gelopen. Met een rolstoel, gelukkig.

Alleen klopte er iets niet. Dat wist ik gelijk al toen ik Mona’s vrolijke gezicht zag en Jeremy’s gezicht, dat op onweer stond. Ik had alleen geen tijd om er naar te vragen.

“Hier is je rolstoel. Ik ga weer terug, ik moet nog leren,” mompelde hij en gaf de rolstoel een zetje zodat die mijn richting uit rolde.

“Maar…”

Hij pakte de stoel en sleepte die achter zich aan het gangpad uit. Ik keek hem met open mond na tot hij om het hoekje van de kast verdwenen was.

Wat was dát?

“Wat heb je tegen hem gezegd?” vroeg ik gelijk aan Mona, die me in de rolstoel probeerde te hijsen.

Ze haalde haar schouders op en gebruikte al haar kippenkracht om me in de rolstoel te krijgen. Ik trok mijn arm los en ging zelfstandig zitten. Mona leek meer interesse te hebben in het oppakken van mijn vest dan het beantwoorden van mijn vraag.

“Mona!”

“Ik zei gewoon…” begon ze, maar leek al gelijk afgeleid van haar verhaal. Of ze speelde afgeleid. Mona was een uitstekende actrice.

“Wat zei je?” vroeg ik nu enigszins hysterisch.

“Gewoon,” antwoordde ze opnieuw en probeerde de rolstoel uit het gangpad te trekken. “We hebben gewoon even over jou gepraat. En over dat je de liefde haat.”

“Je hebt… wát?” Alsjeblieft, liet dit niet waar zijn.

“Dat je de liefde haat,” zuchtte Mona en duwde me nu vooruit. “Dat je nooit interesse hebt in jongens.” Ze wierp me een blik toe. “Weet ik veel!” riep ze uit toen ze mijn vuurspuwende ogen zag. “Hij vroeg naar wat voor een persoon jij bent en ik vertelde het gewoon…”

“En dus besloot je mijn meest verschrikkelijke informatie met hem te delen.”

“Het flapte er uit!” riep ze me gefrustreerd toe.

Ik kon haar wel wurgen. Sterker nog, ik zou het zo doen, was het niet zo dat ik in een rolstoel zat en ik met geen mogelijkheid op kon staan zonder te sterven van de pijn in mijn voet.

Hoe kon ze zoiets doen? Geen wonder dat Jeremy me niet eens aan durfde te kijken toen ze weer het gangpad in kwamen lopen. Hij had een stukje informatie van mij te horen gekregen die letterlijk elke jongen afschrikte. Waarom zou je nog interesse tonen in iemand die toch de liefde haatte?

We kwamen langs de tafels. Jeremy zat alweer, zijn ogen op de boeken voor hem gericht. Hij keek niet op of om toen we langs kwamen. Het deed me zowaar pijn. Het voelde alsof iemand nu tien zwangerschapsboeken op mijn voet liet vallen.

“Pak mijn tas, wil je,” commandeerde ik bitter en gebaarde naar mijn tas die op de tafel lag.

Mona liep struikelend naar de tafel toe, overduidelijk over haar toeren door mijn woede. Ik wist niet of de tranen die over haar wangen stroomden echt waren, of dat dat ook acteren moest voorstellen.

Mijn blik ging weer naar Jeremy. Ik moest iets zeggen. Maar ik had geen flauw idee wat en ik kon ook niet met deze domme rolstoel dichterbij hem komen omdat ik geen flauw idee had hoe zo’n ding precies werkte. Dus ik kon hem ook niet alles duidelijk uitleggen.

“Jeremy,” siste ik uiteindelijk maar, wanhopig en boos tegelijkertijd.

Hij reageerde niet.

“Jeremy!” Nu iets harder. Hij keek op en voor een moment staarden we elkaar aan.

Zijn blik verraadde genoeg. Hij zag er gekwetst uit. Ik probeerde met mijn eigen blik zo duidelijk mogelijk te maken wat ik wilde zeggen, maar verder dan wanhopig kwam ik niet. Mona kwam alweer naar me toe gelopen, met al mijn boeken in haar armen. Onhandig dumpte ze de boeken op mijn schoot en begon de rolstoel weer vooruit richting de uitgang van de bibliotheek.

Tot aan de deur hield ik Jeremy’s blik vast. Ik wilde van alles naar hem roepen. Ik hou van je! Ik ben al verliefd op je zo lang ik je ken en ik wil niet dat je denkt dat ik de liefde haat! Ik wil zelfs je baby’s hebben! Wacht, nee. Dat zou te freaky zijn voor deze situatie, maar het was wel zo. Maar het enige wat ik deed was kijken.

En hij keek terug.

Maar toen duwde Mona de rolstoel de bibliotheek uit en wist ik dat dit de laatste keer was dat ik Jeremy ooit zou zien.

Gangpad C (kort verhaal)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu