chapter 12

50 5 5
                                    

Ik kon mijn ogen niet geloven. The beast -of zou ik beter the robot kunnen zeggen- was nu helemaal stilgestaan en langzaam begonnen zijn poten in roest te veranderen. Ik strompelden naar de anderen toe, die ook niet de moeite deden om hun monden dicht te houden. Achter de waterval zag ik ook allemaal mensen met verbaasde gezichten naar buiten kwamen. Toen hoorde ik een geklap en al snel veranderde dat in een groot kabal met allemaal juichende mensen, die ons applaudiseerden en elkaar in de armen vlogen. Ik stond er een beetje verbluft bij te kijken. Ik was eerder bang dan blij. Wie had the beast gemaakt? Dit betekende dat niet alleen the beast het op ons gemunt had maar ook de mensen die het gemaakt hadden. Er liep een rilling over mijn rug. Iemand die mensen heeft meegenomen van hun familie en vrienden naar deze verschrikkelijke wereld -ja, ik vond deze wereld meer dan verschrikkelijk- en dan ook nog ons wil vermoorden. Kan het nog erger? Toen opeens hoorde ik een raar gekraak van the beast afkomen. Iedereen stopte gelijk met feesten en keken allemaal angstig naar het fenomeen. "Er zit iemand in," fluisterde het roze harig meisje, nog steeds kijkend naar the beast. Ze wou er net naartoe lopen maar ik kon haar nog net tegenhouden. "Wacht even," zeg ik aarzelend. Wil ik dit echt? Wil ik echt weten wie die persoon was? Dit was misschien wel mijn enige kans om Finn te vinden. Misschien weet die gene er meer van. Misschien was dit de gene wel die Finn had ontvoerd. Ik nam een diepe zucht. "Ik ga." "wat?" zei de jongen verbaast, hij moest er zelfs een beetje om grinniken. "Nee, z'on klein meisje als jij heeft al genoeg mee gemaakt. Het is nu de taak voor de grote mensen." ik dacht dat hij zichzelf bedoelde maar hij wees naar een paar mensen in het publiek. "Nee ik ga," bleef ik door zeuren. "Waarom wil jij zo graag gaan?" vroeg het meisje verbaasd, ze zag de angst op mijn gezicht. "Omdat... Hij iets heeft van mij.." "oke, oke," zei de jongen terwijl hij zijn handen in de lucht stak. "Don't blame me als jij daarboven in een hoekje gaat liggen janken." tereijl hij dat zei deed hij zijn handen voor zijn gezicht en draaide zijn polsen alsof hij aan het huilen was. Ik gaf hem een stomp en grinnikte. "Geen zorgen." zei ik terwijl de jongen kreunend zijn handen voor zijn buik sloeg. "Dat zou niet gebeuren."

Naar de robot toelopen was een ding maar ook helemaal op gaan was een heel ander verhaal. Hoe kwam ik hier in vredesnaam op? De robot was van glad metaal gemaakt met grote ijzeren spijkers erin geslagen. Ik kon geen grip vinden aan de spijkers en al helemaal niet aan het metaal. Zoekend keek ik om me heen. Er moest toch een manier zijn om daar boven te komen? Stenen? Nee. Schelpen? Nee. Takken? Ook niet handig. Misschien kon ik mijn armband gebruiken maar aan alleen armkracht had ik ook niks. Ik had iets nodig om het aan mijn voeten te binden. Ik keek nog een keer rond en hield mijn oog vast aan een van de bomen. De boom was blauw en zijn takken kronkelde over naartoe. Uit de stam droop een vieze groene drap uit en ik gokte dat het hars was hoewel het meer op leek dat de boom verkouden was. Met mijn hand haalde ik het drap van de boom af. Het kleefde tussen mijn handen en voelde echt heel vies aan. Snel smeerde ik het op de zolen van mijn schoenen en plakte er ook een uitstekende mes aanvast. Het was nogal moeilijk met lopen maar toen ik eenmaal bij de robot was en mijn voet in het metaal stak, kon ik makkelijk naar boven klimmen. "Daar gaan we dan," zei ik terwijl ik stapje voor stapje steeds hoger kwam.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: May 09, 2015 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

The UnkownWhere stories live. Discover now