Hoofdstuk 2 - De Miljonairsboulevard

66 9 22
                                    

Ze moet op nummer 12 zijn van de Miljonairsboulevard. Zo heet de straat niet echt, maar Marijn vindt dat wel de meest geschikte naam voor haar huidige uitzicht. De gigantische vakantievilla's liggen aan een strook zand, dat alleen toegankelijk is voor de bewoners en hun bezoek. Niet iedereen kan zich zo'n locatie veroorloven.

Terwijl ze met een hand het scherpe licht van de zon afdekt om haar ogen te beschermen, bekijkt Marijn zwijgend de grote verschillen tussen de selectie flitsende auto's naast de villa, en haar aftandse Peugeot 307. Dan haalt ze haar schouders op. Ze heeft de auto met haar zuurverdiende geld gekocht en daar kan geen enkel door papa betaald voertuig tegenop.

Een cabrio parkeert naast haar auto en er stappen twee jongens uit. Ze negeren haar volledig en praten met elkaar: 'Ik vind alleen dat ze een beetje saai worden,' zegt de ene. Hij heeft bruin, krullend haar.

De ander reageert plagend met: 'Het feit dat jij ze na al die tijd nog steeds niet goed uit kan spreken, zorgt er juist voor dat het leuk blijft.' Hij draagt voor: 'De postkoetskoetsier poetst de postkoets met postkoetspoets. Nu jij.'

De krullenbol schudt alleen maar zijn hoofd en besluit dat hij van onderwerp wil veranderen. Vragend kijkt hij naar Marijn: 'Hey, wie is dat?'

Marijn glimlacht verlegen en wil zich net voorstellen als het raam naast de voordeur wordt geopend. Een jongen met wit haar en donkere gelaatstrekken springt lenig naar buiten en roept: 'Ewald, Olivier, dat duurde uren. Kom binnen.'

Zonder haar een blik waardig te keuren, wenkt hij de jongens en klimt net zo behendig weer naar binnen. Zijn vrienden kijken nog wel even naar Marijn, maar halen dan hun schouders op en volgen de bewoner.

Even weet Marijn niet hoe ze daar op moet reageren. Gisteren ging de kennismaking niet goed door die Jesse en nu blijkt dat zijn broer – dat moet wel, afgezien van zijn haarkleur lijken ze teveel op elkaar om dat toeval te laten zijn – zich ook als een zak gedraagt. Het is dat haar moeder dit baantje voor haar heeft geregeld, anders zou ze meteen weer rechtsomkeert maken. Nu pakt ze simpelweg haar koffer vast en loopt vastberaden naar de voordeur om daar aan te bellen. Ze kan altijd nog afhaken.

De witharige jongen doet open en bekijkt haar ongeïnteresseerd. Haar koffer krijgt nog de meeste aandacht. Ze wil zich net voorstellen als hij diep zucht en dan opzij stapt. 'Nou, kom er maar in dan,' zegt hij. 'De keuken is die kant op. Ik lust wel een versgeperste jus d'orange.'

Is dit een test? Marijn is niet goed in confrontaties en slikt onzeker. Het is per slot van rekening haar taak om te koken voor dit huishouden, maar wat daar allemaal precies bij hoort heeft ze nog niet besproken met Robbert.

Ze besluit om de ander af te remmen.

'Hallo, ik heet Marijn,' stelt ze zich voor en ze heft haar hand naar hem op. Hij staart er met een doodse blik naar totdat ze hem maar weer naast zich laat vallen. 'Wie ben jij?' probeert ze.

'Neil, gedraag je toch eens een keer niet als een klootzak,' zegt één van zijn vrienden. Beide jongens komen de gang in en stellen zich netjes voor.

'Ik heet Ewald,' zegt de krullenbol. De ander heet Olivier. Hij heeft sluik zwart haar en sproetjes. Hij zal in elke ruimte de blikvanger zijn door zijn sprankelende groene ogen en gespierde gestalte.

'Dat is Neil. Over het algemeen is hij best aardig,' praat Olivier verder. Marijn lacht wel, maar als ze naar Neil kijkt, betwijfelt ze dat ten zeerste.

'Waar blijft mijn jus d'orange?' wil die weten. 'Zet je koffer maar bij de trap, die loopt niet weg.'

Aan de medelijdende blikken van Ewald en Olivier te zien, kunnen ze haar niet verder helpen.

De weg van de liefdeWhere stories live. Discover now