Hoofdstuk Vier

19 2 0
                                    

"Every day is filled with possibilities, but before I can deal with any of them, I need my coffee." ~Nanu Hoffman

'H-hoe komt u daar aan?', vraag ik verbijsterd. Hij krijgt een glimlach op zijn gezicht en draait de pet om. James Walz, staat er in de binnenkant van de hoed. Hij steekt hem nog wat verder uit om aan te dringen dat ik hem moet aanpakken.

Ik pak het aan en bekijk de hele pet. Hij zucht en kijkt liefkozend naar de pet terwijl hij de jas dubbel vouwt door hem tussen zijn armen te klemmen. 'Ik heb veertig jaar hier, in London bij de politie gewerkt, en ik heb erg veel meegemaakt.'

Hij haalt de jas weer tussen zijn armen uit en gaat naar een andere mouw van de jas. Er zit een groot gat in met een donkere rand. Ik snak verschrikt naar adem. Ik wil mijn mond open doen om te vragen wat er is gebeurd als hij me onderbreekt. 'Mensen die een winkel overvallen hebben vaak een wapen bij zich, vaak ook gevuld,' zegt hij en wijst naar het tafeltje waar we net nog zaten. Ik ga weer zitten op de stoel en probeer mijn gedachten onder controle te krijgen.

Natuurlijk weet ik dat er niet altijd voordelen aan zitten op bij de politie te werken, maar het kan toch nog best veel stress bezorgen als je ziet wat er kan gebeuren. De man gaat ook zitten en nu pas merk je hoe oud hij is. Ik vouw mijn armen over elkaar en bekijk hem doordringend aan, nieuwsgierig en bang wat hij allemaal gaat vertellen.

De man lacht om mijn enthousiasme en leunt net zoals ik naar voren, hierdoor lijkt het alsof we iets geheims bespreken. Hij legt de jas tussen ons in en ik leun weer naar achter want ik wil er niet te dicht bij zitten.

Het gescheurde stuk stof is aan de zijkanten hard geworden door het gedroogde bloed en is waarschijnlijk, vaak gewassen waardoor het nog wat harder werd. De man leunt ook weer naar achteren maar mijn ogen blijven gefocust op het gat.

'Met een paar jongens was ik naar de wat leek, makkelijke opdracht toe,' begint de man, ook wel James nu. 'Daar aangekomen zagen we al dat de deur gebroken was, maar toen we naar binnen liepen werden we nogal... ja... verrast, laat ik het zo zeggen.' James doet de mouw bij zijn linker arm wat omhoog waardoor ik op dezelfde hoogte van het gat van het jasje, een groot rond litteken zie. Ik sla een hand voor mijn mond en bekijk het.

Na een paar minuten durf ik eindelijk wat te zeggen. 'Hoelang is dit geleden? En, waarom hadden jullie geen wapens?' Mijn stem klinkt schor en ik kuch. Hij haalt zijn schouders op. 'We dachten dat we het niet nodig hadden, we hadden het namelijk niet verwacht, vooral dit niet,' zegt hij. Ik knik en werp nog een snelle blik op het litteken als hij de mouw weer naar beneden doet.

'Wat ik hiermee wil zeggen..,' hij kijkt me vragend aan. 'Candence,' zeg ik. 'Wat ik hiermee wil zeggen, Candence, is dat je altijd op je hoede moet zijn. Er kunnen grote gevaren zijn op de momenten dat je het niet verwacht, je moet er dus op voorbereid zijn,' maakt hij zijn verhaal af. Ik knik als teken dat ik het begrijp en kijk weg. Hij neem de jas en pet weer van de tafel en staat weer op, stijf en krakerig.

'Onthoud dat alsjeblieft Candence, erg belangrijk,' zegt hij nog voordat hij wegloopt. Ik laat me in mijn stoel zakken en denk na over wat ik net allemaal heb meegekregen. Ik kijk naar mijn bord, die ik net nog wou volscheppen. Ik schuif hem wat verder weg. Ik heb geen honger meer, ook al is het hier zo lekker.

Ik sta op en hijs de rugtas weer op mijn rug. Ik loop weer naar mijn kamer en val weer bijna naar binnen als hij open gaat. Ik ga op het houten krukje zitten bij het tafeltje. Ik staar naar buiten, maar de verschillende soorten auto's die de straten door scheuren.

Mijn gedachten dwalen af naar James. Er loopt een rilling over mijn rug als ik terug denk aan wat hij heeft mee gemaakt, de angst die hij gevoeld moet hebben toen hij geraakt werd.

OpportunityWhere stories live. Discover now