2. The Boy

32 2 6
                                    

Ik gaf geen antwoord op wat hij net had gezegd. Om eerlijk te zijn was ik al helemaal vergeten wat hij had gezegd. Het enige wat ik deed was naar hem staren. Hij deed niets en staarde gewoon terug met zijn groene ogen. Ik nam hem eens helemaal in me op. Hij leek op een jongen van mijn leeftijd en hij was knap, op een aparte manier. Het was knap hoe hij zijn haar voor zijn ogen wegdeed en hoe hij zijn mouwen oprolde tot boven zijn ellebogen. Het was schattig hoe hij nerveus met zijn zilverkleurige armband zat te spelen. Hij schraapte zijn keel. Ik kwam weer bij positieven. Ik mocht niet zo over hem denken, ik word bang van hem. Er waren 100 dingen aan hem die me aantrokken, maar er waren 200 dingen die mij van hem wegjoegen.

Na een tijdje zei hij nog iets. 'Ik zag je geïrriteerd staan kijken naar de band, dus ik ga ervan uit dat je je bagage nog niet hebt?' vroeg hij. Ik begon nerveus te glimlachen en zei: 'Ja, dat klopt. Waarom?' Ik zette een stap naar achteren, want ik vond dat hij te dichtbij stond. 'Ik wou gewoon zeggen dat je niet moet panikeren, omdat op deze band de bagage van 2 vluchten ligt. Het kan dus zijn dat de jouwe er nog moet bijkomen,' zei hij, terwijl hij bijna onmerkbaar dichterbij kwam. Maar ik had hem door. Ik deed vluchtig nog een stap naar achteren. 'Vind je luchthavens leuk?' vroeg hij, terwijl hij nog een stap naar voor zette. Wat voor domme vraag was dat nu weer? Hij wist duidelijk niet meer wat hij moest zeggen. Ik wou nog een stap naar achteren zetten, maar mij voet kon niet verder en ik verloor mijn evenwicht. Met een harde klap viel ik achterover op de band en ik werd langzaam meegesleept met de bagage.

Ik zag dat de vreemde jongen met me stond te lachen. Hij kwam naar me toe met nog altijd een glimlach op zijn gezicht en stak zijn hand uit. Kwaad sloeg ik zijn hand weg. Ik stond zelfstandig op en liep weg. Toen ik hem passeerde hoorde ik hem vlug een verontschuldiging mompelen. Ik was zo kwaad op hem. Als hij me nog eens probeerde lastig te vallen, dan zal hij daar spijt van krijgen.

Achter me hoorde ik een verraste schreeuw. Ik zag dat de jongen nu langzaam met de band werd meegevoerd en niet ik. Het meisje die Cola voor me was gaan halen, stond vlak bij hem. Volgens mij had ze hem op de band geduwd. Ik glimlachte naar het meisje en zij glimlachte terug. Ze liep weg en ze maakte een gebaar die duidelijk maakte dat ik haar moest volgen.

We liepen naar een bankje die een beetje verder stond. Samen gingen we zitten. 'Ik zag dat je problemen had met die jongen,' zei ze. Ik glimlachte en antwoordde: 'Dat heb je goed gezien.' Ik keek naar de band, waar nu 3 bewakers stonden om de jongen eraf te halen. 'Sorry, dat het zo lang duurde, maar er was een probleem met de machine of met mij. Waarschijnlijk met mij,' zei ze lacherig. 'Zonder jou zou ik nooit hebben geweten hoe ik van hem af moest komen,' zei ik terug. Nu het meisje me had geholpen voelde ik me weer op mijn gemak. Ik wist zeker dat hij me niet meer zou lastig vallen achter dit. 'Delta!', hoorde ik iemand roepen. Het meisje naast me keek naar de vrouw die het had geroepen. 'Ik moet gaan,' begon ze, 'Onze taxi is er waarschijnlijk. Ik hoop dat ik je nog eens zal zien... uhm...' Ik keek haar aan en zei: 'Jane, dat is mijn naam.' Het meisje begon te glimlachen en zei: 'Delta.' Daarna wandelde ze weg richting de vrouw. Na een tijdje nam ik mijn boek terug uit de rugzak en begon weer te lezen.

Er was één van de denkbeeldige personages gestorven, waardoor één van de denkbeeldige steden in puin viel. Ik keek even op uit mijn boek om te verwerken wat er net was gebeurt. Te veel emoties in één keer. Ik liet alles rustig over me heen gaan. Het boek was zo overweldigend en het was moeilijk om uit die trance te komen, waarin het boek je bracht. Nadat ik alles wat er was gebeurd in mijn boek had verwerkt, begon ik langzaam aan rond te kijken. De jongen was nergens meer te bekennen. Met een glimlach begon ik weer in mijn boek te lezen. Ik moest gewoon te weten komen hoe het verder ging.

Er kwam iemand naast me zitten. Dit zorgde ervoor dat ik afgeleid werd en ik me niet meer kon focussen op het verhaal. Ik probeerde er geen aandacht aan te geven, maar dat was heel moeilijk. De persoon naast me zat de hele tijd met zijn of haar koffer heen en weer te rollen. Geïrriteerd keek ik voorzichtig op en zag de koffer uit mijn ooghoek. Eerlijk gezegd was het wel een mooie koffer. Er was een mooie sterrenhemel op afgebeeld, met het Melkwegstelsel erop. Met een schok drong het tot me door dat ik precies dezelfde koffer had. Ik keek naar de persoon naast me en zag dat het weer die rare jongen was.

'Dat is mijn koffer!' riep ik naar hem, terwijl ik mijn boek dichtklapte. Er verscheen een glimlach om zijn mond. 'Je moet me dankbaar zijn. Zonder mij zou je nu geen koffer hebben.' Ik keek naar de band en zag dat er geen koffers meer op lagen. 'Bedankt,' mompelde ik, 'Mag ik dan nu mijn koffer terug?' Hij keek me met een glimlach aan. Ik zag de pretlichtjes in zijn diepgroene ogen, toen hij zei: 'Alleen als je me zegt wat je naam is.' Ik draaide met mijn ogen en sloeg mijn armen over elkaar. 'Waarom wil je dat weten?' zei ik geërgerd. Hij twijfelde even. Ik zag hem nadenken over wat hij zou zeggen. Voor een akelig moment bleef het stil. 'Omdat ik wil weten of JIJ het bent,' zei hij uiteindelijk.

Waarom wou hij weten of IK het was? Deze jongen kende me niet eens en ik hem niet. Wat bedoelde hij daar zelf mee? Hij heeft duidelijk ook geen hersenen, anders zou hij wel met een beter excuus zijn afgekomen. 'Jane,' zei ik met tegenzin, omdat ik geen andere manier kon verzinnen om mijn koffer terug te winnen. Hij was duidelijk veel sterker dan mij, waardoor ik hem zeker niet kon afpakken. 'Mijn naam is Cyno,' zei hij. Hij gaf de koffer aan me, stond recht en vertrok richting de uitgang. 'Kai-no,' fluisterde ik. Het was een rare naam en ik had geen idee hoe je hem schreef, maar dat kon me niets schelen. 

TimelessWo Geschichten leben. Entdecke jetzt