~1~Paris~

51 5 0
                                    

Soms zou ik wel eens in een sprookje willen leven. Bijvoorbeeld Peter Pan, lekker zweven naar Nooitgedachtland of zoiets. En geen zorgen hebben. Sprookjes komen toch altijd goed. Zo lijkt het dan. Nadat het verhaaltje klaar is, weet je niet hoe het nog verder gaat met hun leven. Misschien komt in Roodkapje de wolf wel weer terug, en eet hij Roodkapje en oma alsnog op. Dat zijn dingen die je er zelf bij mag verzinnen, maar als je in een sprookje leeft, kan je dat dan ook zelf bepalen? Dat zou wel cool zijn, dan zou ieders leven perfect zijn. Maar we leven niet in een sprookje. In mijn hoofd wel overigens. 

'Paris! Kom uit je sprookje, we gaan eten!' roept mijn moeder naar boven. Mijn familie weet dat als ik boven op mijn kamer zit, ik met mijn hoofd in mijn sprookje zit. Het liefst bedenk ik zelf een wereld, een wereld die helemaal gekleurd en vrolijk is. Perfect eigenlijk. Er vliegen elfjes en feetjes rond, er zwemmen zeemeerminnen door de mooie gekleurde riffen van de oceanen, grote reuzen dragen kleine kaboutertjes, zodat ze niet zo lang hoeven te lopen, bossen bekleed met een dikke laag mos, waar allemaal bloemetjes in alle denkbare kleuren uit groeien, het is er altijd warm, het regent maar af en toe en als het sneeuwt is het er nooit koud... Er is alleen nog wel iets dat mist. Er lopen geen mensen rond. Maar dat is misschien wel goed. Mensen verpesten alles. Het zijn domme wezens. Zelfs goudvissen zijn nog slimmer. Zonder mensen zou de wereld er ongeveer uit moeten zien zoals de wereld in mijn verbeelding. Maar dat is niet zo en we moeten het er maar mee doen. Voor zover we nog een were- 

'Paris! Kom nou! Het eten word koud!' onderbreekt mijn moeder me weer. Oja. Snel loop ik naar beneden waarna ik aan de tafel ga zitten. Al snel zijn mijn gedachten weer bij mijn eigen wereld. Ik krijg het altijd lekker warm als ik eraan denk, omdat het gewoon een leuke gedachte is. Het is raar, ik weet het. Wat zouden zij eten in dat land? Geen dieren hoop ik. Ik denk dat er wel genoeg eten is. Misschien eten zij daar wel iets wat wij hier niet eens hebben. Of eten ze helemaal niet. Drinken ze alleen. Ik zal het nooit weten. 

Ik heb niet door dat ik niet eet, dat ik alleen maar met mijn vork in mijn spaghetti prik, totdat mijn vader vraagt of ik geen honger heb. 

'Huh? Ja. Nee. Misschien. Weet ik niet. Wat is de vraag?' is mijn verwarde antwoord. Mijn vader grinnikt en herhaald de vraag. Deze keer weet ik wel goed te antwoorden en zeg dat ik met mijn hoofd ergens ander zat. Weer grinnikt mijn vader, en ik vraag of ik van tafel mag. Het mag. Ik loop naar boven. Ik trek mijn sportlegging en sweater aan, om te gaan hardlopen, nog even te genieten van de mooie herfst. Beneden pak ik mijn hardloopschoenen die ik onderweg naar de keuken aantrek, waar ik een fles water pak. 

'Ik ga even lopen. Tot zo!' roep ik voor ik de deur dicht trek, en ik krijg wat ''doei''s en ''veel plezier''en terug. Terwijl ik mijn fiets pak, bedenk ik waar ik zal gaan lopen. De polder heb ik inmiddels al wel gezien. Laat ik maar eens naar het bos gaan. Eens een ander rondje dan normaal. Met die gedachte stap ik op mijn fiets en rijd naar het bos.

Eenmaal bij het bos aangekomen zet ik mijn fiets tegen een boom en ren het bos in. Ik snuif de heerlijke geur van de herfst diep in. Herfst is duidelijk mijn favoriete seizoen. Alles word klaargemaakt voor de winter, zodat het niet doodvriest. Het is allemaal zo slim uitgedacht. Als je bijvoorbeeld omhoog kijkt, zie je dat de blaadjes zich langzaam klaarmaken om af te vallen. Wat zijn de kleuren toch mooi in de herfst. De blaadjes zitten precies tussen groen en bruin. De kleurverschillen zijn duidelijk te zien: in het midden van de boom nog groen, en hoe verder je naar de buitenkant komt, hoe geler ze worden. Ook als je op de grond kijkt zie je van alles. De paddenstoeltjes duiken weer op, en de egeltjes maken een plaatsje in de blaadjes om in te slapen. Overal hoor je vogeltjes fluiten en andere diertjes die bezig zijn met alle voorbereidingen. Hoe langer ik loop, hoe meer ik ga genieten van de wereld.Deze wereld, in het bos, zonder alle milieuvervuiling en oorlogen, waar alles perfect is. 

Helemaal in gedachten verzonken, zie ik ineens een licht onder de boom vandaan komen. Heel klein maar, een ieniemienie, dun streepje. Compleet gefocust op het streepje, loop ik erheen. Als ik er ben, zie ik dat het een soort opening is. Ik kijk even snel om me heen of niemand het ziet, en zet mijn vingers onder de opening. Met veel kracht krijg ik het luik opgetild. Er zit een soort glijbaan onder. Weer kijk ik even voor de zekerheid om me heen, en glij naar beneden. Met een harde plof hoor ik het luik achter me dichtvallen. Na een lange rit plof ik neer op de grond voor een deur. De deur geeft een magisch licht, en ziet er redelijk zwaar uit. Mijn nieuwsgierigheid groeit met de seconde, dus met alle kracht die ik nog over heb na het hardlopen probeer ik de deur open te krijgen. Na een paar pogingen geeft mijn lichaam de hoop op. Maar omdat mijn nieuwsgierigheid nog steeds groter wordt, moet het lukken. Nog één keer, zeg ik tegen mezelf. Voor de laatste keer zet ik mijn lichaam tegen de deur, en de deur maakt een klik-geluid en gaat een klein stukje open. Ik slaag een klein kreetje van blijdschap en glip met mijn smalle lichaam door het kiertje dat ik open heb gekregen.

Bewonderend loop ik door het bos. Het is prachtig. Nog mooier dan het bos waar ik net in liep. Het lijkt wel alsof het hier zomer is: De blaadjes zijn allemaal prachtig groen en de grond staat vol met bloemetjes. Of ik verbeeld het me, of ik zie echt elfjes een eindje verder door de bomen vliegen. Ik knijp mezelf, om er zeker van te zijn dat ik niet droom. Au! Ik droom niet! Bewonderend bekijk ik de elfjes nog eens. Wat zijn ze mooi! Ze hebben echt prachtige vleugels en vliegen zo sierlijk door de lucht! Ik zou willen dat ik ook vleugels had. Alles is perfect hier. 

Er gaat een steek door mijn hart als ik een klein jongetje hoor snikken. Ik draai me om naar waar het gesnik vandaan komt. Ik zie een klein elfje zitten met zijn handjes voor zijn hoofd. Ik loop naar hem toe.

'Hey, wat is er gebeurt?' vraag ik. Het jongetje kijkt op en schrikt. Hij wilt opstaan en wegvliegen, maar valt weer op de grond. Hij kijkt me angstig aan en ik stel hem gerust door te zeggen dat het goed is. Hij lijkt op zijn gemak gesteld, en begint met vertellen.

'Nou, ik zag deze deur, en wilde erdoorheen om te zien wat er aan de andere kant was. Toen ik de deur open had gekregen, vloog ik door de tunnel omhoog en duwde het luik omhoog. Ik wist alleen niet dat daar de mensenwereld zat, dus ik hoorde stemmen. Ik ging voorzichtig kijken en zag twee mensen lopen. Daar schrok ik heel erg van en ik wilde weer door het luik vliegen. Alleen omdat ik zo plots een snelle beweging maakte, sloeg mijn vleugel over. Nu is hij dus kapot.' hij draait zich om om aan mij zijn vleugel te laten zien. Daarna keert hij zich weer tot mij. 'Wie ben jij eigenlijk en-' hij lijkt iets te beseffen en schrikt 'ben-ben jij een een h-heks?' weer probeert hij te vluchten. Ook ik schrik van zijn opmerking. Ik weet niks te zeggen, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om dit jongetje zo bang te zien worden. 

'Nee! Niet schrikken! Ik ben geen heks!' roep ik snel. Het jongetje lijkt even opgelucht te zijn, maar de bezorgdheid keert weer snel terug. 'W-wat ben je dan?' vraagt hij. Beschaamd kijk ik naar de grond. 

'Een mens.' bewonderd kijkt hij op. Hij krijgt een grote lach op zijn gezicht. 'Cool! Ik heb er altijd al een willen ontmoeten! Van mijn ouders mocht het nooit, omdat mensen ''slechte wezens'' zouden zijn. Maar jij bent geweldig! Hoe heet je eigenlijk?' Het is een nare gedachte, want we zijn ook ''slechte wezens''.  Nu schaam ik me nog meer dat ik een mens ben. 

'Paris.' antwoord ik zijn vraag. 'En jij?'

'Teaias. Ik ben een Zonne elf.' Heb je verschillende elfjes? Oja, in Tinkerbell heb je dat ook. Bijna vergeten. Vandaar ook de gele vleugeltjes. 

Er volgt een ongemakkelijke stilte. Niemand weet wat te zeggen.

'Zal ik je even helpen met je vleugeltje?' vraag ik om de stilte te verbreken. Hij knikt als antwoord. Voorzichtig buig ik het tere vleugeltje weer om. Ik pak wat bijenwas uit een bijenkorf om het te verzachten, en smeer en wikkel er grote grassprieten om voor de stevigheid. Ik weet niet precies wat ik moet doen, maar hij lijkt tevreden. Hij bedankt me nog even en vliegt weer weg. 

'Doei! Het was leuk je te ontmoeten, Teaias!' roep ik hem na. Zelf ga ik ook weg. Ik loop een rondje door het prachtige sprookjesbos. Ik ben redelijk uitgeput na een tijdje, en ga op een steen zitten om even uit te rusten. Plots begint de steen te rollen. Ik val er vanaf en kijk regelrecht in de ogen van een trolletje.  

GELUKKIG NIEUWJAAR ALLEMAAL!! MAG 2017 EEN MOOI JAAR WORDEN EN GENIETEN VAN DIT ik hoop SUPERLEUKE BOEK!! IK HEB HIER LETTERLIJL EEN MAAND NAAR UITGEKEN EN HOPELIJK VINDEN JULLIE HET LEUK!!💋💙🎊

KUSSIEIES MIRTHE

Became A Fairy TaleWhere stories live. Discover now