Hoofdstuk 8

37 3 0
                                    

Het sneeuwt. Dat klopt niet. Sneeuw hoort bij wegkruipen op de bank met een beker warme chocolademelk. Gourmetten op kerstavond. Skiën en prachtige, ongerepte natuur.
Niet bij het tegemoet rijden van haar executie.
Robyn rijdt aan het hoofd van de stoet, met Avelon rechts van haar en een soldaat links. Een halfuur geleden had Avelon een deur gecreëerd die naar deze stad leidde. De huizen hebben verschillende tinten groen en op de rivier drijven boten met handelswaren. Het paleis valt extra op doordat dit het enige witte gebouw in de omgeving is, met ronde torens en grote ramen. Alles is bedekt met een dun, rijp laagje sneeuw, die nog steeds in grote vlokken naar beneden dwarrelt.
Nog geen jaar geleden reed Robyn een andere stad binnen, naar een ander paleis. Mensen kwamen toen naar buiten om hen met ontzag en bewondering aan te gapen.
Ook nu staat er een publiek aan de kant van de weg, maar de stemming is anders. Geen ontzag of bewondering, hooguit wat interesse, misschien zelfs opluchting. Robyn herinnert zich de hoge belastingen die Soran vraagt als hij gevaar ruikt.
Ze zou het liefst achterom kijken, Alessio's blik vangen, haar enige troost in deze dodenstoet. Maar ze blijft met opgeheven hoofd strak vooruit kijken. Als dit haar laatste rit is, zal ze die waardig afleggen en haar emoties op afstand houden.
Het paleis wordt omringd door hoge, dikke muren met prikkeldraad, waardoor het bouwwerk meteen aan schoonheid verliest. Een brug wordt neergelaten en meteen weer opgehaald wanneer ze het kanaal zijn overgestoken.
Vergeleken met het weelderige groen, de bloemen, fonteinen en vijvers die ze hier ziet, valt het landgoed van Camerons ouders in het niet. Uit één fontein komt zelfs wat mist rollen, een ander geeft een licht dat elke paar seconden van kleur verandert.
Een staljongen leidt de paarden van Robyn, Alessio en Avelon weg. De andere soldaten blijven achter terwijl zij naar de ingang lopen.
'Wat gebeurt er nu?' Robyn is opgelucht te merken dat haar stem nog werkt.
'Ik breng jullie naar jullie cellen.' Dat is in elk geval beter dan een executieplatform.
'Waar is Soran?'
'Die ontmoet je later. Hij wil graag overkomen als een belangrijk, druk bezette man.' Het klinkt spottend.
'En jij, Avelon? Ga jij nu verder naar een andere stad en doen alsof er niks gebeurd is?' Ze herinnert zich dat hij had gezegd dat zijn creaties maar een dag blijven bestaan. Als hij weggaat, en Soran hen lang laat wachten, zullen haar handboeien misschien verdwijnen voordat ze wordt geëxecuteerd.
'Niet meteen, ik kan altijd genieten van de luxe die Soran me te bieden heeft. Als jullie geluk hebben, geeft hij jullie ook een uitgebreide maaltijd en dure wijnen, dat hangt van zijn stemming af.'
Alessio luistert niet, zijn ogen gaan door de omgeving alsof hij elk minuscuul detail in zich opneemt. Robyn probeert de route eveneens te onthouden, voor het geval ze op wonderbaarlijke wijze weten te ontsnappen, maar ze heeft het idee dat Alessio's waarneming nog verder gaat. In moeilijke situaties was zij altijd degene die zich sterk probeerde te houden voor haar vrienden. Maar dit keer voelt het alsof deze oudere, sterke jongen haar rots in de branding is.
Robyn had verwacht dat ze naar beneden zouden gaan, naar de kerkers, maar in plaats daarvan beklimmen ze een stenen trap met uitgesneden figuren in de leuning. Ze zijn bijna boven als Alessio opeens razendsnel beweegt. Er klinkt een klap als zijn mes tegen Avelons keel knalt, een fractie van een seconde later slaat Alessio tegen de grond en trekt een ketting hem de trap af. Robyn kan de dreun van elke traptrede bijna fysiek voelen, doodsbang dat één ervan fataal zal zijn. De val eindigt pas als Alessio beneden is. Hij springt direct overeind, maar een nieuwe ketting trekt zijn armen op zijn rug. Hij kijkt omhoog. Bloed stroomt over zijn gezicht en zijn ogen fonkelen gevaarlijk.
'Indrukwekkend,' zegt Avelon, die zijn hand tegen zijn hals legt. Nu ziet Robyn dat er een stalen plaat om zijn keel ligt, blijkbaar had hij die net op tijd laten verschijnen. 'Je slag was nauwelijks af te weren. Nu snap ik waarom de vuurmagiër jou heeft uitgekozen als haar lijfwacht.'
De ketenen vliegen omhoog, in Avelons uitgestrekte hand, en hij trekt Alessio de trap op. Die heeft geen andere keuze dan te gehoorzamen. Zijn gezicht is vetrokken van woede; hij doet denken aan een geketend wild dier.
Ze beklimmen nog drie trappen. 'Heb je iets gebroken?' vraagt Robyn zacht, al is het onmogelijk dat Avelon het niet hoort.
'Nee,' zegt Alessio kortaf. Robyn betwijfelt of hij eerlijk zou zijn als het wel zo was. Ze heeft zich nog nooit zo machteloos gevoeld. Alessio is zelfs onder deze omstandigheden nog in staat om terug te vechten. Maar zonder haar vuur is ze machteloos. Ze is niet eens sterk genoeg om Avelon bewusteloos te slaan met haar vuist.
Ze lopen een gang in met glazen wanden, waardoor elke kamer te overzien is.
Robyn verstijft.
Nee.
Dat kan niet.
Op een bed zit een meisje met opgetrokken benen en haar gezicht begraven in haar knieën. Haar lange, zwarte haar valt in golven langs haar gezicht.
'Myrthe?!' gilt Robyn en ze wil naar voren stormen, maar Avelon grijpt haar vast.
'Hoe?! Wanneer?' Robyn stikt bijna in haar woorden.
'Gisterochtend hebben we Myrthe en Mitchell gevangen genomen.'
'Vuile-!' Robyn haalt uit met haar geboeide handen, maar Avelon doet simpelweg een stap opzij en ze struikelt langs hem heen en landt onhandig op haar knieën.
'Hoe heb je ons gevonden?' Alessio's stem klinkt vlak.
'Simpel. Ik heb een apparaat bedacht dat me jullie locatie geeft. Alleen de luchtmagiër is spoorloos. Maar dat zal een kwestie van tijd zijn.'
Robyn vecht hard om haar tranen terug te dringen, terwijl ze wankelend overeind komt. Myrthe heeft het tumult blijkbaar gezien, want ze rent naar de glazen muur en slaat erop. Ze draagt dezelfde boeien als Robyn. Haar stem wordt gedempt door het glas. Robyn heeft nog nooit zoveel vuur in het kleine, lieve meisje gezien. Een soldaat zou waarschijnlijk geschrokken een stap achteruit hebben gedaan.
Avelon duwt hen verder de gang in. Robyn ziet Mitchell in de volgende kamer. Hij kijkt haar geschokt aan. Avelon opent de deur van de derde ruimte. De deur valt achter haar in het slot en ze ziet hoe Alessio gedwongen wordt om de kamer daarnaast te nemen. Of cel. Hij mag dan lichter, mooier en luxer zijn, maar het blijft natuurlijk een gevangenis.
Grote ramen bieden een prachtig uitzicht over de stad. In de hoek staat een eenvoudig bed. Achter een rood gordijn bevindt zich een emmer die blijkbaar bedoelt is om de behoefte te doen. De vloer is van glanzend marmer, de buitenmuur is wit. Waarschijnlijk dienden deze vertrekken vroeger een ander doel.
Robyn laat zich op het bed vallen en kijkt naar het kale plafond. Ze kan het niet opbrengen om haar buren, Mitchell en Alessio, nu in de ogen te kijken.
Ze denkt aan Cameron. Ze zijn allemaal met elkaar verbonden; 's nachts ziet ze vaak flitsen uit de levens van haar vrienden. De kans is groot dat Cameron erachter komt dat ze gevangen zijn genomen. Zou hij hen dan proberen te redden? Ze heeft geen idee; niemand die bij zijn volle verstand is zou het proberen. En als hij dat wel doet, zou hij dan op tijd zijn? Als iemand genoeg snelheid kan maken om hen te bereiken voor hun executie, is het Cameron.
Maar ze hoopt vurig dat hij wegblijft. Dat hij en Charissa veilig zijn, is de enige troost die ze nu nog heeft. Op de één of andere manier moet ze Cameron proberen te blokkeren. Hij mag er niet achterkomen dat ze hier is. Maar hoe zit het met Myrthe en Mitchell? Zullen zij hetzelfde denken als zij, of zo verteerd worden door angst dat ze Cameron zullen proberen te roepen?
Robyn staat op en loopt naar de muur waar Mitchell achter zit. Hij komt direct naar haar toe. Robyn blaast haar adem op het glas en schrijft vervolgens met haar vinger: 'Sluit Cameron buiten. Hij mag niks weten.'
Mitchell houdt zijn hoofd schuin. Natuurlijk, ze heeft voor hem in spiegelbeeld geschreven. Dan schrijft hij: 'Dan sterven we sowieso.' Zijn lip trilt. Het valt haar nu op dat zijn ogen roodomrand zijn.
Op dit moment is alle wrok uit het verleden vergeten. Het liefst zou ze hem troosten, maar ze weet niet hoe. Wat valt er te zeggen?
'Cameron kan niet winnen. Als hij niets weet, blijft hij tenminste leven.'
Mitchell sluit zijn ogen en blijft een tijdje zo staan.
'Alsjeblieft.'
Als Mitchell opkijkt, ziet ze iets van zijn vastberadenheid terug. 'Je hebt gelijk.'
Hij loopt vervolgens naar de andere kant van de ruimte om hetzelfde aan Myrthe te laten weten. Zij knikt alsof ze dit zelf ook al had bedacht.
Meer kan Robyn niet doen. De tijd kruipt voorbij, ze heeft geen idee hoe lang Soran hen laat wachten. Aan de ene kant wil ze dat er een einde komt aan deze marteling van niets weten. Aan de andere kant wil ze zo lang mogelijk met rust gelaten worden.
Twee soldaten lopen door de gang. Even doet Robyn een smeekbede dat ze niet voor haar komen, waar ze zich meteen voor schaamt. Misschien is het karma, want ze openen de deur van haar cel.
'Kom naar buiten.'
Robyn kijkt zoekend rond naar een voorwerp om naar de mannen te gooien, maar er is helemaal niets. De soldaten benen haar kamer in, pakken haar bovenarmen en trekken haar mee. Hun vingers drukken pijnlijk hard in haar huid. Ze ziet haar eigen angst weerspiegeld op de gezichten van Myrthe en Mitchell. Blijkbaar komt er niemand voor hen. Ze voelt een mengeling van opluchting en jaloezie.
Ze komt terecht in een grote, lichte ruimte een verdieping lager. Ook hier bevinden zich grote ramen, met lichtgrijze gordijnen. Er is een zwart bureau, met erachter een brede, witte stoel. De hele kamer heeft de uitstraling van een chique kantoor. Robyn wordt op een houten stoel neergezet; het enige meubelstuk dat er armoedig uitziet. Eén van de soldaten klikt haar benen en polsen vast aan het hout, haar voeten bungelen boven de grond.
De stoel achter het bureau draait en Robyn staat oog in oog met een zwartharige man met een miljoendollarglimlach. Zijn haar is netjes opzij gekamd en hij draagt een smetteloos pak. De ijdelheid zelve, is Robyns eerste gedachte. Ze weet niet wat ze zich had voorgesteld, maar geen charismatische advocaat.
'Robyn Meijer!' De glimlach wijkt niet van zijn gezicht. 'Welkom in mijn paleis.' Hij praat met een deftig accent.
Robyn geeft hem het enige sterke wapen dat ze heeft naast haar magie; haar giftige blik. Ze heeft geen idee wat voor spelletje hij speelt.
Soran gebaart naar het kantoor. 'Sfeervol, niet? Jullie cellen, deze martelkamer... Ze getuigen van meer smaak dan de gemiddelde kerker.'
Robyn hoort het laatste deel van zijn zin niet, haar gedachten bleven steken bij het woord 'martelkamer'.
'Robyn, lieverd.' Soran gaat op zijn bureau zitten, slaat zijn benen over elkaar en kijkt haar aan. 'Wees een braaf meisje en vertel ons waar de luchtmagiër is.'
'Wie denk je dat ik ben? Een kleuter?' bijt Robyn hem toe.
'Nou, nou, laten we dit gesprek een beetje beschaafd houden.'
'Jij bindt mij vast op een stoel en je vindt dat ik onbeschaafd ben?'
'Wel, we willen natuurlijk niet dat je mijn kostbare bezittingen in brand steekt.'
'Luister, Soran, ik ben helemaal niet geïnteresseerd in jouw bezittingen. Ik weet dat je bang bent dat wij de macht in dit rijk willen overnemen, maar jouw rijk interesseert ons niet. We willen gewoon met rust worden gelaten.'
'Ah, je komt hier niet vandaan, of wel?' Sorans blik glijdt over haar spijkerbroek en donkerblauwe trui. 'Die kleren komen uit geen van de drie rijken. Kom je van de andere kant van de zee? Ik zou graag eens willen kijken wat deze wereld nog meer te bieden heeft. Maar geen van de schepen die ik heb uitgezonden, is ooit teruggekeerd.'
'Precies, we komen hier niet vandaan, en daarom zijn we ook niet geïnteresseerd in jouw troon. Laat ons gewoon gaan.'
'Ja, Avelon heeft me al ingelicht. Jullie hebben Virgil en Sanora alleen gedood omdat jullie duizenden mensen wilden redden.'
'Precies. En jij bent niet zoals Virgil. Daarom zijn we niet van plan om jou aan te vallen.'
'Hmm.' Sorans staalblauwe ogen pinnen haar vast op haar stoel. 'Ik geloof je niet,' zegt hij dan. 'Ik bedoel: waarom zou je 'nee' zeggen tegen dit prachtige paleis met al haar luxe? Iedereen zou mij willen zijn.'
Robyn probeert haar ergernis te onderdrukken; ze wist dat ze dit kon verwachten. 'Hoe zit het dan met Avelon? Je gelooft hem toch ook?'
'Ik vertrouw niemand in deze wereld, meisje, alleen mezelf. En wat jullie betreft: ik zie geen enkele reden om risico's te nemen. Daarom wil ik dat je me vertelt waar de luchtmagiër is. Als je meewerkt, zal ik je geen pijn doen. Ik ben helemaal geen voorstander van bloed.'
'Als je denkt dat ik een van mijn vrienden zou verraden, ben je nog gestoorder dan ik al dacht.'
Eén van de soldaten opent een witte, smetteloze kast. Nu begrijpt Robyn waarom dit de martelkamer is; de kast ligt vol met scherpe voorwerpen waar ze meteen misselijk van wordt.
Nee, alsjeblieft niet. Hoe is ze zo snel van de ene op de andere dag in een horrorfilm beland?
'Kies voor vuur,' zegt Soran met een sadistisch genoegen. 'Het lijkt me wel ironisch als de vuurmagiër straks brandwonden heeft. O, en er is nog even iets anders wat we moeten afhandelen,' zegt hij, terwijl de soldaat een kaars aansteekt. Robyn let niet langer op Soran, ze kan alleen maar kijken naar het vlammetje dat ze normaal zo makkelijk kan besturen.
'Geef me één goede reden waarom ik jouw lijfwacht nu niet meteen doodschiet.'
Met een ruk draait Robyn haar gezicht naar hem toe. 'Hij is een magiër, net als wij. Een geneesmagiër.'
'O, ja? Dat is nog een theorie die ik graag zou willen testen met wat pijn. Zet die kaars onder haar voet, soldaat.'
Robyn probeert zich los te rukken, haar voet weg te trekken, maar het is zinloos. De soldaat trekt haar schoen uit, zet de kaars onder haar voet en ze voelt meteen een verzengende hitte. Wanhopig strekt ze haar gedachten uit naar de vlam, maar het heeft geen zin, ze kan hem niet voelen met haar geest, alleen maar met de huid die nu wordt verschroeid. Ze klemt haar kaken op elkaar om niet te schreeuwen, haar nagels drukken in haar handpalm.
'Wat voor iemand is jouw lijfwacht?'
'Een geneesmagiër!' hijgt Robyn.
'Ik kan het zien als je liegt, vuurmeisje. Nog een geniale creatie van Avelon, het lampje op je stoel brandt rood.'
'Haal die kaars weg en ik vertel het!' gilt Robyn.
Soran grijnst. Hij gebaart naar de soldaat, die de kaars weghaalt, maar het helpt nauwelijks, het voelt nog steeds alsof haar voet in brandt staat. Ze ruikt de geur van verbrand vlees. Ze voelt haar avondeten van gisteren omhoog komen en slikt het krampachtig weg.
'Iemand... iemand van ons heeft de gave om mensen te genezen. We weten nog niet wie het is. H-Het is nog maar één keer voorgekomen. Alessio was er toen ook bij.'
'En het lampje is groen!' Soran klapt in zijn handen. 'Dat klinkt nog te vaag. Ik denk dat ik de openbare executie van morgen beperk tot de vier bekende magiërs en die lijfwacht nu vast dood. Soldaat twee? Waarom verlos je de wereld nu niet vast van zijn miezerige bestaan?'
'Wacht!' Robyn knijpt haar ogen dicht, ze kan nauwelijks helder denken. 'Hij is ook de zoon van Darian Crason, de vorige vuurmagiër.'
'O?' Soran grijnst breed en gaat rechterop zitten. 'Dat is interessant. Nummer twee, ik heb niks gezegd. Laat een extra executieplatform gereed maken voor onze vijfde beroemdheid.'
Executieplatform? Voor het eerst dringt de betekenis van die woorden tot haar door. Ving ze iets op over morgenochtend?
'Wat moet ik doen om je van gedachten te doen veranderen?' fluistert Robyn.
Soran wrijft over zijn kin en lacht dan. 'Helemaal niets, lieverd! Mijn beslissing staat al vast. En nu de luchtmagiër. Waar is hij?'
'Als je ons doodt, weet je zeker dat je er een vijand bij krijgt. Hij zal dan zijn uiterste best doen om jou te doden. Maar als je ons laat gaan-.'
'Nee, nee.' Soran schudt zijn hoofd. 'Ik heb genoeg van je 'laat-ons-gaan-onzin'. Jij vertelt me gewoon waar de luchtmagiër is, zodat Avelon hem ook gevangen kan nemen. Om de één of andere reden lijkt hij onvindbaar, zelfs met Avelons magie.'
'Loop naar de hel.' Robyn spuugt naar hem, maar helaas zit Soran te ver weg. Ze voelt het onmiddellijk als de kaars weer onder haar voet wordt gezet.
'En nu dan, meisje? Wil je wachten tot al het vlees van je botten is gesmolten?'
'Val – Dood!' schreeuwt Robyn met overslaande stem.
'Je kunt het niet eeuwig volhouden. Iedereen breekt uiteindelijk. Als je het vroeg doet, zul je jezelf een hoop pijn besparen.'
'Hij is dood, oké?' gilt Robyn. 'Hij stierf in het gevecht met Kana. Daarom heeft niemand hem ooit nog op deze wereld gezien. En daarom kan Avelon hem niet vinden!'
'Leuk geprobeerd, maar je lampje is rood. Soldaat twee, waarom pak je de brander er niet bij? Laten we het allemaal wat heter maken.'
Door een waas van pijn en tranen ziet Robyn hoe de soldaat een voorwerp uit de kast haalt waar een blauwe vlam uitkomt. Hij brengt deze vlakbij de zijkant van haar voet.
'Laatste kans, vuurmagiër.'
Vertel het ze, Robyn!
Het is alsof ze een stroomstoot krijgt. Was dat... Camerons stem?
Robyn, alsjeblieft, vertel het ze gewoon!
'Fuck you,' fluistert Robyn tegen Soran.
Ze gooit haar hoofd in haar nek en gilt het uit als de gasbrander langzaam een spoor in haar voet trekt.

'Idioot!' Een meisje schudt geërgerd haar hoofd, haar bruine vlecht danst daardoor tegen haar arm. 'Waarom kom je toch altijd in vechtpartijen terecht?'
'Zij begonnen. En ik heb gewonnen. Zonder magie te gebruiken.' Robyn hoort zichzelf grinniken. Of nee, wacht, dit is haar stem niet. En deze brede, geschaafde knokkels herkent ze evenmin. Plotseling begrijpt ze door wiens ogen ze kijkt.
Darian Crason.
'Soms denk ik dat ik deze genezende krachten alleen maar voor jou heb gekregen,' zegt het meisje met een zucht. Met een schok herkent Robyn haar. Niriana, de vorige luchtmagiër. Dat betekent dat dit een herinnering van de vorige vuurmagiër is.
'Ah, kom op!' zegt Darian plagend. 'Geef toe, je vindt het heerlijk dat je nu een excuus hebt om me aan te raken. Ik ben immers onweerstaanbaar.'
'Ja, ja, Darian, je bent geweldig.' Maar haar ergernis gaat duidelijk gepaard met genegenheid. 'Hijzel.'
'Hijzel? Moet dat een scheldwoord voorstellen? Het bestaat niet.'
'Wel waar.'
'Nee, je hebt het zelf verzonnen.'
'Mijn moeder zei het altijd.'
'Dan heeft zij het verzonnen.'
Darian schreeuwt het plotseling uit.
'Nu zit je arm weer in de kom.'
'Had je me niet eerst kunnen waarschuwen?!'
'Ik dacht dat je geweldig genoeg was om tegen een stootje te kunnen. Hou nou je kop zodat ik me op het helen van je wonden kan concentreren.'

Iemand schudt aan haar schouder. De pijn in haar voet is allesoverheersend. Het liefst zou ze weer afglijden in bewusteloosheid. Haar blikveld is wazig.
'Ah kijk, ze is terug. Nou, Robyn, ik moet toegeven dat ik onder de indruk ben.'
Langzaam nemen de kleuren van Sorans gezicht weer vaste vormen aan.
'Maar we stoppen niet voor je vertelt waar de luchtmagiër is. De rechterkant van je voet is nog heel. Of zullen we nu gewoon bij je gezicht beginnen?'
Robyn zegt niets. Soran gebaart naar de soldaat.
'Wacht.' Haar stem is niet meer dan gefluister. 'Hij is... hij is in een andere wereld.'
'Groen!' Soran lacht. 'Was dat nou zo moeilijk? Wat bedoel je precies?'
'We komen uit... een andere wereld... Een andere... dimensie. Niet uit dit rijk. Niet aan de andere kant van... de zee. Daarom... moet je me geloven... als ik zeg dat we jouw... macht niet willen... Ik ken jouw rijk nauwelijks.' Ze hoopt vurig dat Soran niet goed doorvraagt. Dit is de enige manier om aan deze marteling te ontsnappen zonder dat ze Cameron in gevaar brengt. Maar alleen als ze het slim speelt. Ze weet niet of dat lukt, haar gedachten zijn mistflarden. Misschien begaat ze nu wel de grootste fout van haar leven.
'Interessant.' Soran grijnst opnieuw breed. 'Nou, hier kunnen we op toasten, denk ik. Er bestaan meerdere werelden! Wat een ontdekking! Hoe komen we daar?'
'Je kunt er nu niet komen.' Dat is geen leugen. Ze kunnen haar wereld alleen bereiken met de sleutel van de doorgang. En alleen als ze die op de juiste manier gebruiken. Charissa was de eigenaar, maar moet hem aan Alessio hebben gegeven voor haar vertrek. En waarschijnlijk heeft Alessio hem op het eiland achtergelaten, anders hadden ze vannacht kunnen ontsnappen. 'De luchtmagiër is buiten jouw bereik,' voegt ze eraan toe.
'Dat is een grote teleurstelling,' zegt Soran. Hij staat op. 'Ik zal Avelon vragen of hij een doorgang kan maken. Laatste vraag, meisje. Wat is de naam van de plek waar de luchtjongen nu is?'
'Europa.'
'En is dat specifiek?'
'Ja.'
'En... het lampje kleurt weer rood!'
'Hij is in West-Europa.'
'Dankjewel, meisje, dat was zeer verhelderend. Soldaten, breng haar terug naar haar cel, alsjeblieft.'
Ze heeft de kracht niet om op te staan. De beide mannen slaan haar armen om hun schouders en slepen haar de kamer door, naar haar cel. Robyn houdt haar ogen op de grond gericht, ze wil de afschuw op de gezichten van haar vrienden niet zien. De soldaten duwen haar haar cel in en ze valt op de grond, terwijl de deur achter haar op slot wordt gedraaid.
Zo blijft ze even liggen, met de koele tegels tegen haar verhitte voorhoofd gedrukt. Het duurt een poos tot ze genoeg moed heeft verzameld om naar haar voet te kijken, die nog steeds voelt alsof hij in brand staat.
In de linkerkant van haar voet zit een langgerekte, diepe wond. In de onderkant een grote, witte plek die ze nauwelijks voelt. Een derdegraads brandwond, weet ze, de ergste vorm die er is. Om deze plek heen is de huid rood en zitten er blaren op. Dat is het gedeelte dat het meest pijn doet; een tweedegraads brandwond.
Ik heb een dokter nodig, bedenkt ze zich versuft.
Dan herinnert ze zich opeens dat dat overbodig is; morgenochtend is haar executie.
Robyn kruipt naar het bed, scheurt het laken kapot en bindt die om haar voet. Ze weet niet of dat slim is, wat als er bacteriën opzitten? Maar er zijn geen andere opties. Ze zou alles geven voor wat verkoelend water.
'Robyn, waar ben je?'
Nog nooit is de verbinding zo sterk geweest. Het klinkt als een echo van Camerons stem in haar hoofd. Of is het een hallucinatie? Maar werkelijkheid of niet, ze probeert die stem buiten te sluiten. In gedachten trekt ze een muur op, al weet ze niet of dat helpt.
Ze kruipt naar het raam, legt haar voorhoofd tegen het glas, terwijl ze toekijkt hoe de zon langzaam ondergaat.
De laatste zonsondergang die ze nog zal meemaken.
Haar knieën zijn nat. Pas dan realiseert ze zich dat ze huilt. 

#2 Stem van het waterWhere stories live. Discover now