Hoofdstuk 9

33 4 0
                                    

'Hou je van bloemen?'
Achter haar gaat de zon onder. Het is een wolkeloze avond, de hemel vertoont prachtige tinten. Ze lacht. De wind speelt met haar haren, die ze vanavond voor de verandering niet heeft samengebonden. Ze is prachtig, denkt hij.
'Uhum,' zegt hij. Het eigenlijke antwoord is 'nee'.
Niriana draait zich om naar de vallei die zich onder hen uitstrekt. 'Ik hou van de lucht hier. Die is zo fris, schoon en helder, ijl, maar op een goede manier, snap je?'
'Uhum.'
'Ik kwam hier vroeger altijd met mijn ouders. Je zou deze vallei in de zomer moeten zien, Darian! Dan is hij prachtig. Je hebt nog nooit zoveel kleuren gezien!'
Op deze winterse dag is er weinig kleur over. De bomen en struiken zijn kaal en bloemen groeien evenmin.
Er ligt een schaduw over haar gezicht. Hij weet direct dat ze aan haar ouders denkt.
'Acro.' Hij trekt haar tegen zich aan. Het is haar koosnaampje geworden. Vroeger noemde hij haar altijd een luchtacrobaat, hij plaagde haar ermee in de eerste jaren dat ze elkaar kenden, toen ze nog een hekel aan hem had. Ze waren zo verschillend dat ze elkaar niet begrepen.
Nu is dat anders.
Al begrijpt hij nog steeds niet wat zo'n vriendelijk en bedachtzaam meisje in hem ziet; de jongen die zijn school niet heeft afgemaakt, het lachertje van het dorp dat zijn frustraties uitte in kwajongensstreken.
'Mijn ouders dachten dat ik wetenschapper zou worden en ze uit de armoede zou halen,' fluistert Niriana. 'Ze hadden al hun hoop op mij gevestigd. En nu... nu zijn ze dood. Vanwege mij.'
'Zo mag je niet denken.'
'Maar het is waar! En binnenkort... Dan... Dan...'
Hij streelt haar haren. 'In de zomer gaan we hier weer naartoe,' belooft hij. 'En dan kun je me de vallei laten zien zoals je die kent.'
Ze kijkt naar hem op. Haar grijze ogen helder en intelligent. Ze gelooft hem niet, maar toch zegt ze: 'Is dat een belofte?'
'Ja. Ik beloof het.'

Met een schok keert Robyn terug naar de realiteit. Koud water druipt van haar gezicht.
De hevige pijn in haar voet is direct terug, net als de gedachte aan haar naderende dood. Het is donker buiten. Twee soldaten, anderen dan gisteren, trekken haar overeind. Myrthe, Mitchell en Alessio staan al in de gang, eveneens omringd door soldaten, ze kijken haar vol bezorgdheid en medelijden aan. De gang ruikt naar angst. Robyn wist niet dat angst een geur had. Maar nu weet ze het.
'Laat mij haar dragen,' zegt Alessio. 'Jullie kunnen mijn handen aan de voorkant in plaats van aan de achterkant vastbinden, dan til ik haar op mijn rug.'
De soldaten wisselen een blik.
'Alsjeblieft.'
Waarschijnlijk heeft hij dat woord nooit eerder gebruikt.
Eén soldaat neemt een beslissing, hij maakt Alessio's handen los en bindt ze vervolgens voor hem opnieuw vast.
'Je moet je wel zelf aan hem vasthouden,' zegt hij waarschuwend, terwijl hij Robyn op Alessio's rug helpt. Haar eigen handen waren al aan de voorkant geboeid, dus kan ze die nu over Alessio's hoofd brengen en hem zo vasthouden.
Ze begraaft haar gezicht in zijn schouder. Straks als ze buiten is, moet ze sterk zijn. Maar nu wil ze nog even een moment van steun pakken. Ze probeert zich te concentreren op het hier en nu. Op de stof van Alessio's overhemd, op zijn geur die een mengeling is van hout, bladeren en de rook van een kampvuur, op het geluid van voetstappen.
Als ze de koele buitenlucht voelt, heft ze haar hoofd. Ze blijft haar trucje om zich alleen op de huidige indrukken te richten, volhouden. De lucht begint lichter te worden. De lantaarns in de tuin zijn prachtig. De ophaalbrug is al neergelaten en ze gaan eroverheen. Vervolgens lopen ze om het kasteel heen, naar de achterkant.
Er heeft zich een menigte verzameld; mensen die hun executie blijkbaar belangrijk genoeg vinden om er vroeg voor op te staan. Ze staan zwijgend in twee rijen opgesteld, aan de kant van de weg, zodat er een pad voor hen blijft bestaan.
En aan het einde van die route staan Soran en Avelon. Soran met een vrolijke grijns. Avelon met een gezicht alsof hij liever in bed zou liggen.
En daarachter...
Vier galgen. De touwen wapperen in de wind.
Het trucje werkt niet meer. Koortsachtig probeert Robyn aan iets anders te denken, om niet hysterisch te worden. Aan Marion, met haar felgekleurde veters. Aan haar ouders die...
Haar ouders.
Ze zullen nooit weten wat er met haar is gebeurd.
Aan het einde van het pad, voor de twee magiërs, blijven ze staan. De soldaten stappen opzij, sluiten zich aan bij de mensen aan de zijlijn.
'Dus je hebt Cameron niet gevonden,' hoort Robyn tot haar verbijstering uit haar mond komen. Gevolgd door een lach. Het is een lach die voortkomt uit hysterie, maar dat hoeven zij niet te weten. Ondertussen klampt ze zich zo hard aan Alessio vast, dat hij waarschijnlijk de enige is die in de gaten heeft hoe bang ze werkelijk is.
Het is een wolkeloze ochtend, de hemel vertoont prachtige tinten. Totaal niet passend bij hun executie. Net als de sneeuw van gisteren, die inmiddels gesmolten is. Alsof de wereld viert dat ze haar zullen verlaten.
'Het lijkt erop dat ik geen doorgang kan creëren naar jullie wereld,' zegt Avelon. 'Mijn diepe respect, Robyn Meijer. Ik neem mijn woorden van gisteren terug.'
Robyn kijkt met opzet niet naar Myrthe of Mitchell. Ze wil niet zien hoe zij met deze situatie omgaan. Hun emoties zullen het alleen maar moeilijker maken.
'En zo eindigt de nieuwe generatie magiërs,' zegt Soran met een zucht alsof het afscheid hem pijn doet. 'Op naar de volgende zeventien jaar. Ik ben benieuwd wie we dan tegenkomen.'
'Ik hoop dat het vier tirannen zijn die wel uit zijn op jouw troon.' Robyn spuugt de woorden uit.
Soran blijft glimlachen. 'Dames en heren.' Plotseling schalt zijn stem door de hele omgeving, waarschijnlijk door een uitvinding van Avelon versterkt. 'Ik wil u allen hartelijk danken voor uw aanwezigheid bij dit historische moment. Vandaag zullen we de drie magiërs en de zoon van Darian Crason ter dood brengen. Daarmee breng ik gerechtigheid voor de barbaarse moorden op koning Virgil, Sanora en Kana. Ik kan jullie vertellen dat jullie niets meer hebben te vrezen. Ik, met de hulp en steun van Avelon, heb het gevaar dat ons koninkrijk bedreigde afgewend. Deze jonge magiërs hadden geen schijn van kans tegen ons; we hebben ze binnen een dag gevangen kunnen nemen.'
Er stijgt een luid gejuich op. Vervolgens wordt er een lied ingezet. Robyn kijkt niet naar de mensen die genieten van hun executie, haar aandacht wordt volledig in beslag genomen door de galgen.
De rest gaat als in een droom. Soldaten brengen hen allemaal naar hun eigen executieplatform. Myrthe heeft de meest linkse, dan Mitchell, vervolgens zij en tot slot Alessio. Een soldaat wil haar het trapje ophelpen, maar ze duwt hem ruw van zich af en hinkt zelf naar boven.
Ze staan aan de rand van een klif. Aan de overkant is geen stad, maar liggen groene velden met daarboven een dun laagje mist, dat door de opkomende zon een sprookjesachtige tint krijgt.
Robyn recht haar rug. Een lus wordt om haar nek gelegd en ze zet zich schrap. Haar ogen blijft ze op de natuur voor zich houden, ze doet haar best om al het andere buiten te sluiten.
'Naar voren.' Een hand duwt haar vooruit. Tientallen meters onder haar is een rivier.
En dan wordt het touw om haar nek strakgetrokken, haar voeten trappen in de lucht. Volledig in paniek klauwt Robyn naar het touw met haar geboeide handen, probeert het van zich af te rukken, maar het haalt niets uit.
Aan de andere kant van de afgrond verschijnt een silhouet. Met een enorme vaart stuift ze dichterbij. Waarschijnlijk is het een hallucinatie veroorzaakt door zuurstofgebrek.
De ruiter heft haar boog. Bruine haren wapperen in de wind, de zon achter haar hult haar in een gouden gloed.
Charissa.
Ze laat de eerste pijl los.

#2 Stem van het waterOnde histórias criam vida. Descubra agora