9. Ruimteschip PVM.1

343 30 18
                                    

Mijn hand is al halverwege de deur als ik hem weer aarzelend laat zakken. Nog steeds twijfel ik. Moet ik het vragen, of toch niet? En hoe moet ik beginnen? Gewoon binnenstappen en zeggen: 'Vader, wanneer word ík heerser van de Planeten?' Waarschijnlijk lacht hij me dan vierkant uit, waarna hij zegt dat ik weer verder moet gaan met mijn werk. Maar dat is het 'm juist. Ik heb niets meer te doen. Ik ben klaar. Vader geeft me nog wel elke dag dingen om te doen en dat kost me ook wel even wat tijd, maar ik kan het gewoon allemaal al. Alles wat ik geleerd kan hebben, lijk ik te weten. Nog steeds komt mijn vader elke dag langs voor zijn standaard vragenrondje, maar het komt steeds minder vaak voor dat ik geen antwoord weet te geven op een van zijn vragen.

De laatste keer was volgens mij alweer anderhalve week geleden, toen hij me vroeg wie de voormalige directrice van het Hoofd Ruimtestation op Venus is. Anderhalve week geleden wist ik dat nog niet, maar nu kan ik haar naam wel dromen. Jenna. Jenna. Jenna de voormalige directrice van het Hoofd Ruimtestation op Venus. Ik weet het. Net als ik de rest ook weet. Ik ben er klaar voor. Dat moet mijn vader eindelijk inzien.

Zonder aarzeling nu laat ik mijn hand op de aluminium deur vallen. Drie keer. De deur zwaait open.

Mijn vader zit aan zijn grote massief houten bureau te werken. Anders dan de meeste vertrekken in het ruimteschip is mijn vaders kantoor niet modern, maar juist heel erg klassiek ingericht. Met veel hout. Heel veel hout. Een houten bureau, bewerkt met krullen, een houten stoel met een fluweelrood kussen. De aluminium platen op de vloer zijn vervangen door donkere houten planken. Rechts in de hoek staat een houten tafeltje en links in de hoek een bruin dressoir. Ook de muren zijn niet meer gemaakt van aluminium, maar van hout. Allesbehalve de blauwgekleurde aluminium deur, die nogal uit de toom valt met dat blauw, is van hout.

De bediende die zojuist de deur weer achter me dichtdeed staat in een zwart pak kaarsrecht naast de deur. Zijn gezicht is strak en emotieloos. Mijn vader houdt van de klassieke en traditionele stijl, maar tegelijkertijd is hij de heerser van een samenleving die totaal niet klassiek of traditioneel aandoet. Die zelfs verre van is. Hij is heerser van de meest moderne samenleving die de maatschappij ooit heeft gekend. Wie had in negentienhonderdzeventig kunnen denken dat, negenhonderd jaar later, mannen en vrouwen gescheiden van elkaar leven en niet eens weten van elkaars bestaan? Niemand natuurlijk. Het is eigenlijk ook een krankzinnig idee.

Met één beweging schuift mijn vader de papieren voor hem op een stapel en legt ze samen met zijn vulpen op de hoek van zijn bureau. Hij leunt wat voorover en gebaart met zijn hand dat ik tegenover hem kan gaan zitten. Dit doe ik echter niet. Ten eerste, omdat mijn vader nu net doet alsof híj mij heeft uitgenodigd, in plaats van dat ik hier zomaar ben binnengekomen en hij eigenlijk geen idee heeft waarom ik hier ben. Ten tweede, omdat je er standvastiger en zekerder uitziet als je staat. Dus dat is wat ik doe. Ik blijf staan. Mijn vader vertrekt geen spier en blijft zitten. Zijn handen vouwt hij voor zich in elkaar.

'Zo, Faïlo. Waar wil je me over spreken?
'Vader,' zeg ik, zonder aarzeling. Ook al weet ik dat dit een gewaagde poging is en het best logisch zou zijn als ik zenuwen voelde, ik voel ze niet. Ze zijn er ook niet. In de jaren dat mijn vader me alles leerde, was dat wel de belangrijkste regel: toon geen emotie. Of nog beter: voel geen emotie. En in dat stadia ben ik inmiddels beland. Als ik het wil, zet ik mijn emoties op pauze. Geen snik of lach doet dan nog iets met me. En dat is handig. Heel erg handig. Zeker op momenten zoals deze.

'Wanneer werd u heerser van de Planeten?' vraag ik. Mijn vaders uitdrukking is eerst verbaasd, maar dan vormt zich een geamuseerd lachje rond zijn lippen. Ik weet niet wat het betekent, wel dat ik er geen aandacht aan moet besteden.

'Ik was achttien, dat weet je. Mijn vader stierf op mijn zeventiende. Zodra ik volwassen was, waren de Planeten van mij.' Ik knik, dat wist ik inderdaad al. Ik had alleen een goede openingszin nodig.

Tussen Venus en Mars | GestoptWhere stories live. Discover now