002

764 53 5
                                    

Lieve mam en pap,

Zweinstein is, zoals jullie wellicht al vermoeden, wederom begonnen. Alles lijkt hetzelfde te zijn als vorig jaar, ondanks dat er nieuwe heksen en tovernaars zijn bijgekomen en ik dit jaar een vierdejaars ben. Ik heb ook ander nieuws, er wordt dit jaar een toverschooltoernooi gehouden! Iedereen die ouder is dan 17 jaar kan zich inschrijven. Sommige vinden dit teleurstellend (Fred en George bijvoorbeeld) andere juist niet aangezien ze net zeventien jaar zijn geworden in de vakantie. De leerlingen van twee andere toverscholen schrijven zich ook volop in, het toernooi gaat namelijk tussen drie scholen.

Ook hebben we een nieuwe professor verweer tegen de zwarte kunsten. Zijn naam is professor Dolleman, en ondanks het feit dat ik professor Lupos zal gaan missen het komende jaar kan ik niet ontkennen dat de leraar van dit jaar ongetwijfeld ook interessante lessen zal geven. De eerste les begon al apart, hij leerde ons over de drie onvergetelijke vloeken.

Nu ben ik er van overtuigd dat jullie deze kunnen dromen, de meeste uit mijn klas echter niet. Voor professor Dolleman -die normaal gesproken zijn beroep als schouwer uitoefent- waren deze spreuken eenvoudig; gewoon. Echter stonden de gezichten van mijn klasgenoten na de les een stuk minder vrolijk dan ervoor. Hij oefende de spreuken uit op een spin, en ondanks dat spinnen normaal gesproken ook geplet worden door mensen voelde het niet natuurlijk om toe te kijken hoe hij zonder pardon de spin zijn hart stopte.

De groene vlammen die uit de punt van zijn staf leken te kruipen is iets wat ik niet gauw meer zal vergeten. Hoe klein ik namelijk ook was, het weerzien van deze vlammen zorgde ervoor dat een schok door mijn lichaam schoot. Toegeven aan dit gevoel wilde ik niet, vandaar dat niemand kon merken wat het daadwerkelijk met me deed. Tenslotte zouden ze er toch niets om geven. Niemand geeft namelijk echt iets om de gevoelens van een ander, ze vertellen zichzelf en de ander wellicht dat ze dit wel doen. Maar in werkelijkheid is dat absoluut niet waar.

Hoe kunnen ze ook? Iedereen op deze aarde heeft problemen, de een heeft ergere of meerdere dan de ander. Toch kun je niet ontkennen dat voor niemand het leven soms niet helemaal vlekkeloos verloopt. Hoe kun je van iemand verwachten die zelf miljoenen problemen heeft dat hij om de jouwe gaat geven? Dat kun je simpelweg niet, dat kan je niet eisen.

Dat brengt me terug op een ander ding wat me de laatste tijd steeds meer bezig houd. De meeste tieners van mijn leeftijd hebben namelijk wel ouderlijke liefde meegemaakt en meegekregen. Zij weten dat ze altijd hierop terug kunnen vallen. Voor mij is dat echter anders, op jullie liefde kan ik simpelweg niet terug vallen. Sirius heeft op dit moment genoeg aan zijn hoofd, de familie Wemel bestaat al uit veel leden, hierdoor kan ik er niet vanuit gaan dat wat er ook gebeurt ik altijd terug kan vallen op hen. Op de familie Duffeling hoef ik al helemaal niet te rekenen, de glimlach rondom hun lippen ieder jaar zodra ze afscheid van me nemen is niet te omzien. Betekend dit dat ik er alleen voorsta? 

Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat Ron en Hermelien er ook voor me zijn, al vraag ik me af of dit wel voor altijd is. Misschien is het een onnodige gedachte, maar de angst dat zij me verlaten en ik alleen overblijf krijg ik de laatste tijd niet uit mijn hoofd. Hier heb ik geen aanleiding voor, ze gedragen zich nog steeds zoals vorig jaar en dat jaar ervoor. Misschien is er dit jaar dan toch iets verandert.

Misschien ben ik wel veranderd.

De vraag is enkel of dit op een positieve manier is, of juist een negatieve. Hoe zeer ik op deze vraag een antwoord wil kan enkel de tijd het ons leren. Daar heb ik op dit moment niets aan, daar ben ik mezelf maar al te goed van bewust. Toch blijft het door mijn hoofd malen, als een vervelende vlieg of mug die je bezighoudt net zolang tot je er gek van wordt en hem vermoord. Echter kan ik mijn eigen gedachtes niet doden of ten stilte brengen. Ik vrees dat ik hier doorheen moet zien te komen op eigen kracht en veel geduld. Heel veel geduld.

Is dat iets wat ik van jou heb pap? Het ongeduldige. De laatste tijd vraag ik me steeds meer af welke eigenschap ik van wie heb gekregen. Ik weet dat het onnodig is, en waarschijnlijk niets toevoegt aan wie ik ben. In principe is het ook niet van belang aangezien ik ben wie ik ben. Het lijkt me alleen fijn om te weten hoe jullie waren, natuurlijk heb ik verschillende verhalen gehoord van verschillende mensen. Hier kan ik echter geen conclusies uit trekken aangezien het niets meer dan momentopnames waren.

Wellicht dat jullie nu vanaf daarboven glimlachend op me neer kijken. Wellicht dat jullie hierover discussiëren. Onbewust maakt de gedachte daaraan me glimlachen, wetend dat het voor jullie wel belangrijk is. Het is ook niet eerlijk dat ik van jullie ben afgenomen, net zoals jullie van mij zijn afgenomen. Ik mis het, ik mis thuiskomen bij een familie die je in de armen neemt en direct begint te vragen hoe het met je gaat en hoe het was. Ik voel iedere keer een steek door mijn borst trekken zodra de uilen binnen komen en rondom iedereen brieven van het thuisfront krijgen. Uiteraard krijg ik om de zoveel tijd brieven van Sirius en heel soms zelfs van professor Lupos. Ik ben ze hier dankbaar voor, meer dan ik kan omschrijven. Van de Duffelingen hoef ik niet meer te verwachten dan wat ik nu krijg: eten en kleding. Er zijn zelfs zeldzame momenten dat ze me niet vol walging aankijken, al is dat meestal wanneer ik dagen lang op mijn kamer blijf zitten en doe alsof ik er niet ben.

Gedroeg Tante Petunia zich vroeger ook zo naar jou toe mam? Of is er ooit een periode geweest waarin jullie oprecht van elkaar hielden en met elkaar overweg konden?

Op deze vragen zal ik nooit een antwoord krijgen. Ik heb hier wellicht vrede mee, ermee leven is nog steeds iets te moeilijk. 

Ik mis jullie.

Liefs, 
Harry.  

Athazagoraphobia ~ DrarryWhere stories live. Discover now