5

9 1 0
                                    

Boaz schudde zijn hoofd, 'Noah kan geen stemmen in hoofden zetten Kayley, dit is iets anders.'

Kayley wist dat hij gelijk had, maar ze wilde niet toegeven, ze moest winnen. 'Er is maar één manier om daarachter te komen toch?' Ze wilde alsnog naar de rand van het bos lopen.

Boaz stemde na even in en volgde de schim van Kayley, het was inmiddels middernacht en ze gingen in de schaduwen op.

Ze liepen voorzichtig, maar wel op normaal tempo, langs de bosrand. 'Waarschijnlijk staat hij bij het meertje of de survivalbaan,' gokte Boaz.

Kayley haalde even haar schouders op, 'dan zouden we denk ik al iets moeten hebben gezien, ik heb nog geen enkele lamp gezien.'

'Of je hebt niet goed gekeken, zullen we er gewoon heen? Dit is saai.' Boaz had zijn zelfvertrouwen terug en leek de stem weer volledig vergeten te zijn.

Kayley negeerde hem en liep stug door, ze waren halverwege het vierkant om het bos en zouden zo bij de oprijlaan uitkomen waar auto's het terrein op konden komen. Ze ging bij zichzelf na op welke plekken het kaarsje kon staan; niet het meertje, niet de survivalbaan en ook niet aan de rand van de bossen. Hij moest wel midden in het bos staan, anders moesten ze al licht hebben gezien.

In gedachten verzonken liep ze tegen iets zachts aan; stomme bladeren, dacht ze bij zichzelf terwijl ze het aan de kant drukte. Maar wat ze voelde waren geen bladeren, ze keek op en hield met alle moeite een gil in. Voor haar hing een knuffel die aan stukken was gerukt en met tomatensaus was ingesmeerd waardoor het leek op een bloedende pop. Achter zich hoorde ze Boaz in lachen uitbarsten en ze vloekte zacht; hoe kon ze in zo'n domme grap van hem trappen.

'Je had je gezicht moeten zien! Goud!' Boaz deed moeite om niet om te vallen van het lachen.

Kayley sloeg hem geïrriteerd tegen zijn schouder, 'nou grappig man, dat was zeker je spanning.'

Boaz knikte lachend, 'maar mevrouw kan zeker niet tegen een grapje.'

Kayley gaf hem een dodende blik en liep door, maar na een paar passen liep ze weer tegen iets zachts aan. 'Heel origineel Boaz, twee keer dezelfde...' Nu kon ze haar gil niet onderdrukken en ze deinsde naar achteren. Waar ze een tweede knuffel had verwacht, hing Aiden. Er liep een straaltje bloed van zijn voorhoofd en er stond schuim in zijn mond.

Vol afschuw keken Boaz en Kayley hoe hun klasgenoot aan zijn enkels aan een touw hing en langzaam rondjes draaide. Ze keken elkaar aan en begonnen tegelijk te sprinten naar de uitgang, of een andere plek, alles beter dan hier. Voor hun dode klasgenoot.

Hijgend zagen ze het bordje in de verte komen, 'wat ís dit?' Riep Kayley in paniek, ze had nog nooit een lijk gezien en had het ook nooit hoeven zien.

'Ik heb geen flauw idee.' Schreeuwde Boaz terug, zijn vrolijke bui was als sneeuw voor de zon verdwenen en hij keek Kayley met een bleek gezicht aan.

'Ik droom.' Dat leek Kayley de enige mogelijke verklaring. Dit kón niet echt zijn, no way.

Boaz knikte, hij hoopte met heel zijn hart dat dat zo was. Aiden kon niet dood zijn, dat kon gewoon niet.

Beide lieten ze een zucht van verlichting ontsnappen toen ze bij het bordje aankwamen, ze gingen uit dit bos, om nooit meer terug te komen.

Maar dit idee verliep toch anders; toen ze het bordje voorbij wouden rennen, leek er een onzichtbare muur te zijn. Kayley voelde alle lucht zich uit haar longen persen terwijl ze tegen de grond klapte en op dat moment kwam de stem terug:

Jongens, jongens, jongens, stelletje spelbrekers. Wie wil nou een spel verlaten dat pas net begint? De akelige lach was weer te horen en Kayley sloeg haar handen tegen haar oren, terwijl ze een traan langs haar wang voelde rollen, ze wilde dit niet. Ze wilde weg. Alles was beter dan dit.

We hebben het al gezegd; Het spel is jullie bekend, maar de regels zijn een beetje aangepast. Af is af. Eens in, geen weg terug. Jullie dachten toch niet echt dat af is af alleen betekende dat je terug moest en niet meer mee mocht doen? Nee, af is af. Klaar. Uit. Als je af bent, kan je niks meer. Dan is je ziel vertrokken en blijft je lichaam achter. D.O.O.D.

Met elk woord werd ze banger en ze zag dat het Boaz niet veel beter afging. Hij was bijna wit en de grijns die altijd op zijn gezicht zat, was nergens te bekennen. Trillend kwam ze overeind, ergens wist ze dat er maar een manier was om hieraan te ontsnappen; winnen.

De tieners keken elkaar angstig, maar vastbesloten aan. Als ze dit spel moesten spelen, dan gingen ze het ook spelen. En dit was iets wat ze beiden konden.

Kaarsje aan, Kaarsje uit Where stories live. Discover now