6

15 1 0
                                    

Ze begonnen opnieuw het pad te lopen en dit keer verveelde Boaz zich niet; ze voelden beiden aan dat stil zijn nu letterlijk van levensbelang was. Al snel hadden ze de plek van het kaarsje gezien; het was de open plek bij de modderpoel. Fluisterend begonnen ze een plan te maken om dichterbij te komen, tot ze een harde gil hoorden.

'Beau!' Kayley voelde zich koud van binnen worden toen ze de stem van haar vriendin herkende en ze wist meteen dat het fout was. Beau was af. Ze schreeuwde, maar voor ze geluid maakte, bedekte een warme hand haar mond. Boaz keek haar met tranen in zijn ogen aan, de vrolijke twinkeling die normaal in zijn ogen danste was allang weg. Vlak daarna hoorden ze nog een kreet. Noah.

Tien af, tien te gaan. De stem lachte duivels en herhaalde het zinnetje op een zangerige toon

Kayley's blik verhardde, dit konden ze niet maken, haar halve klas was uitgemoord. Ze wist dat zij en Boaz de enige waren die het kaarsje uit konden blazen en dat moest snel, voor er nog meer af gingen.

Langzaam slopen Kayley en Boaz door de bomen, ze zagen hier en daar bloedspetters liggen en Kayley moest moeite doen om niet over te geven van de geur. Het was moeilijk te beseffen dat dit bloed wel eens het laatste kon zijn wat ze van haar vrienden zag. Die gedachte schudde ze van zich af; ze ging niet dood, ze gingen winnen.

De lichtstralen uit de verte vielen in Kayley's ogen en ze kreeg een flashback; gisteren was het fout gegaan, voor het eerst. Was dat een voorteken geweest? Niet aan denken, sprak ze zichzelf toe. Boaz leek haar onzekerheid te merken, want hij kneep zacht in haar hand. 'Het komt goed, wij zijn de besten in dit spel. Samen al helemaal.'

Kayley knikte zacht en wist met moeite een kleine glimlach op haar gezicht te krijgen, 'samen,' mompelde ze. Ze zaten nog zo'n tien meter van het kaarsje en ze konden de gedaantes van de mannen voor het eerst echt zien. Eentje had een bochel en de ander liep mank, als je niet beter zou weten zou je denken dat het twee kreupele zwervers waren. Maar Boaz en Kayley wisten beter. Voorzichtig kwamen ze dichterbij, geen centimeter te veel.

De mannen wisten duidelijk wat ze deden; ze maakten geen geluid en gebruikten de zaklamp vrijwel alleen als ze iemand zagen. Een heel ander gezicht dan Boaz gisteren bedacht Kayley met een grimas; ze zouden nog beter moeten oppassen.

De tieners lagen naast elkaar in het hoge gras; beiden hadden ze onopvallende kleren aan en hun bleke gezichten waren ingesmeerd met modder, het enige wat niet te verbergen viel waren Boaz' blonde haren, maar daarvoor had hij een capuchon. Terwijl ze doodstil het duo voor hun observeerden, vormde er langzaam een plan in Boaz zijn hoofd en hij slikte toen hij besefte dat dit wel eens hun enige optie kon zijn; hij moest zichzelf opofferen. Hij wist dat Kayley het nooit goed ging vinden, maar anders gingen ze er beide aan. In de tien minuten dat ze hier lagen, hadden ze hun klasgenoten stuk voor stuk af zien gaan, zij konden zomaar de laatsten zijn.

Maar hij wilde nog niet dood, ergens wist hij dat. Toch werd hij hoe meer hij over zijn plan nadacht zekerder dat het de juiste keuze was; hij zou nooit over dit heenkomen. Kayley wel. Kayley was sterk. Hij liet zich langzaam een klein stuk omhoogkomen, zodat hij op zijn onderarmen steunde en negeerde Kayley's vragende blik. Voorzichtig leunde hij naar het meisje toe en hij drukte een zachte kus op haar voorhoofd; 'win.'

En met die woorden kroop hij een paar meter naar links, en stond hij op. Hij voelde zijn hart in zijn keel kloppen toen hij een takje brak, hij zou gespot worden. Hij zou sterven. Maar Kayley zou winnen, daarom deed hij het. Met die gedachte in zijn hoofd vielen de lichten van de zaklamp op hem; hij voelde een stekende pijn in zijn borstkast en zakte naar de grond. Hij voelde niet eens hoe zijn lichaam de grond raakte, hij was weg.

Kayley keek versteend naar Boaz, dit kon niet. Offerde hij zich op voor haar? Voor haar? Toen kwam ze bij zinnen en sprintte ze naar het lichtgevende lichtje. Ze wist zeker dat haar hart aan de andere kant van het bos te horen was, maar ze ging door. Ze verwachtte elk moment een lamp op haar, of een stem die gespot riep.

Maar de lichten stonden niet op haar en het was doodstil in het bos.

Kayley blies het kaarsje uit en sloot haar ogen met een wirwar aan emoties; ze had gewonnen.

Maar wat was het waard?

Kaarsje aan, Kaarsje uit Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu