Dag 2 - 05:00

157 16 1
                                    

In haar leven heeft Amelia genoeg slechte nachten gehad. Ze kon er vaak de schoonheid nog wel van inzien, zelfs als ze zich zorgen maakte over de dag die zou komen. Maar nooit was een nacht zo angstaanjagend als deze. Misschien heeft ze in totaal twee uur kunnen slapen. De tafels zijn hard en koud en het geluid van de veertien andere mensen in het lokaal, maakt niet dat het slapen gemakkerlijker gaat.

Nu de lucht niet meer pikzwart is, probeert ze het niet meer. Misschien kan ze dan nog geluk halen uit een zonsopkomst. Ze zit bij het raam. Haar voorhoofd rust op het koude glas, turend naar de duisternis onder hen. Elk geluid doet haar hart sneller slaan en knijpt haar keel samen. Ze ziet zo weinig.

Niks is veilig.

Niemand is veilig.

Aan de andere kant van het lokaal zit een figuur bij dezelfde muur met ramen. Haar donkere haren hangen over haar gezicht en in haar bleke vingers is een boekje geklemd.

Amelia kijkt haar richting uit en dwingt zichzelf om op te staan. Haar lichaam voelt akelig zwaar. Alsof elke stap haar laatste kan zijn. Ze beweegt zich langs de lichamen die bewegingsloos op de grond liggen.

Ze slapen. Ze slapen. Ze slapen.

Ze dwingt het beeld van Jackie uit haar hoofd. Als ze goed kijkt, ziet ze hen ook ademen, al vermoedt ze dat de meesten, net als zij, rusten en niet echt slapen. 'Hé Luanna.' Ze schrikt van het geluid van haar eigen stem.

De groene ogen van het meisje schieten omhoog. Op haar wangen zijn de sporen van tranen te zien. Op het boekje op haar schoot is een slordige tekening van een schedel te zien. Alsof ze heel goed weet dat ze hier dood gaan. 'Goedemorgen.'

'Gaat het?' vraagt ze, wetend dat het een overbodige vraag is. Het antwoord is waarschijnlijk toch nee.

'We leven nog.' Luanna krast met het potlood over haar papier. Alsof ze al haar woede en angst op de pagina kan over brengen. Ze opent haar mond om nog wat te zeggen, maar er komt geen geluid uit. Misschien is er wel niets meer te zeggen. Ze leven nog, maar ze zitten nog steeds vast en de bevrijding lijkt verder weg dan die dat gisteravond leek.

Amelia knikt. 'Dat is al iets. Sommigen dachten dat we de nacht niet zouden halen.' Ze kijkt naar haar handen en trekt aan een droog velletje. Een lichte steek schiet door haar vinger. Ze is er dus nog, ook al voelt het niet meer zo. 'Waar denk je aan?'

'Aan morgen,' bekent Luanna. Haar potlood stopt met bewegen en ze kijkt opnieuw op. 'Ik weet niet wat er gaat gebeuren en ik haat het.'

'Dat heb ik ook, maar we moeten eerst vandaag nog door zien te komen. Wie weet wat die ...' Woorden schieten door haar hoofd. Voornamelijk scheldwoorden komen bij haar op, maar die geeft ze geen ruimte. Hoe erg ze het ook haat, meneer Cuper had geen verkeerde suggestie voor de naam van deze man. '... Joker voor ons in petto heeft,' eindigt ze haar zin dan.

Luanna knikt zacht. 'Weet je ... Ik heb er vrede mee om te sterven.' Haar ogen schieten naar het steeds lichter wordende landschap. 'Maar ik vind het lastig dat ik niet weet of het de moeite waard is om te vechten. Of het zin heeft om te zoeken naar een uitweg of dat we ons beter bij ons lot neer kunnen leggen.' Ze opent haar mond om verder te praten, maar opnieuw komen er geen woorden uit.

'Je weet nooit wat de dag van morgen brengt,' zegt Amelia. 'Voor hetzelfde geld komt de zon veel stralender op.' Ze weet niet waar ze de optimisme vandaan haalt, meestal is ze niet zo, maar ze moet geloven dat het niet voor niks is. Hoe zwaar het ook is, opgeven is geen optie.

Luanna glimlacht zwak. 'Je hebt gelijk. Voor gisteren scheen de zon nog. Dus waarom zullen we nu geloven dat het voor altijd donker blijft. Het moet goed komen.'

At Gun Point duologie: Boek 1 -  Room 301Where stories live. Discover now