10.

241 13 11
                                    

Matthy
Ik schrik wakker. Mijn borstkas gaat hevig op en neer. Ik zet mijn handen als steun achter me neer en kijk verward rond. Mijn shirt is volledig doorweekt in zweet en mijn haar valt in natte punten voor mijn ogen. Ik word de laatste tijd telkens bezweet wakker, maar meestal kan ik me wel herinneren waardoor. Misschien weer een nachtmerrie? Het zou me tenminste niet verbazen.

Ik kijk opzij. Er zit een grote hobbel in de deken naast mij. Aan het zachte gesnurk te horen is het Milo. Ik zie de hobbel zachtjes omhoog en omlaag bewegen op het ritme van zijn ademhaling.
Het geeft me toch een fijn gevoel, Milo, die zo vredig naast mij ligt te slapen. Waarom weet ik niet helemaal. Misschien omdat ik me op deze manier veilig voel. Ook al ligt hij te slapen, ik heb toch een goede vriend naast me liggen. Dan ben ik toch niet helemáál alleen.

Ik ga recht op zitten. Alles om me heen is wazig en donker. Ik moet écht mijn bril hebben, ik zie geen flikker.
Mijn handen glijden langs mijn kussen, nachtkastje en laken. Maar na een paar seconden puntloos om me heen voelen geef ik op. Ik dacht toch echt dat ik hem gisteren naast me neer had gelegd.
Zuchtend pak ik mijn telefoon van mijn nachtkastje af. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en focus me op de cijfers op het scherm. Als het goed is staat er iets met een 4 en een 1. Vier over tien misschien? Zou best kunnen toch?

Ik leg mijn telefoon terug op mijn nachtkastje en haal snel een hand door mijn haar. Ik schuif iets dichter bij de rand van mijn bed. Ik wil zo zacht mogelijk uit bed stappen, zodat ik de jongen naast me niet wek. Ik zet mijn eerste voet stilletjes op de grond neer. Wanneer ik mijn tweede voet neerzet voel ik plotseling iets hards en pijnlijks onder mijn voet. Ik trek verschrikt mijn voet terug en laat mezelf weer op het bed vallen. Ik leun ietsje naar voren en kijk over de rand van het bed heen.
Mijn bril! Daar ligt hij dus.
Ik pak mijn bril van de vloer af en zet hem op mijn neus. Zo, dat is al een stuk beter. Het is best donker in mijn kamer, dus ik zie alsnog niet heel veel, maar het is zeker een verbetering.

Ik sta stilletjes op en loop naar de andere kant van het bed, waar Milo ligt te slapen. Ik zak door mijn knieën en ga gehurkt naast het bed zitten.
Ik trek de deken iets verder over Milo heen. Het is namelijk best fris in mijn kamer en het ziet er naar uit dat hij de deken per ongeluk van zichzelf af heeft getrapt in zijn slaap.
Ik aai hem zacht over zijn schouder en kijk hem glimlachend aan. Wat heb ik toch een geluk met mijn vrienden, ze maken elke dag toch een stuk beter. Zonder hun had ik dit droomleven niet kunnen bereiken. Ik heb zeker de juiste keuze gemaakt toen ik DHD verliet en me ging focussen op bankzitters.

Ik ga weer rechtop staan. Ik strek mezelf gapend uit en loop de kamer uit.

Ik slenter stilletjes de gang door. Het knipperende licht dat op mij schijnt geeft me een angstig gevoel. Ik versnel mijn pas en trek de deur naar de woonkamer open. Ik word gelijk verwelkomd door een koude bries en een rilling over mijn rug.
Ik schud mijn hoofd en stap de kamer in. Ik zie dat het licht boven de eettafel nog aan staat. Er staan een paar vieze borden op tafel en een omgevallen stoel op de grond. Ik heb eigenlijk geen flauw idee wat ik allemaal heb gemist. Zou de ruzie nog lang door zijn gegaan? Ik hoop dat het niet uit de hand is gelopen.

Ik loop naar de eettafel en zet de omgevallen stoel rechtop. Wanneer ik de stoel aanschuif zie ik een schaduw in mijn ooghoek bewegen. Ik draai me haastig om naar de keuken.
Het is Koen. Hij staart levenloos naar voren en heeft een zwarte koptelefoon op. Zijn arm leunt op het aanrecht en met zijn hand houdt hij zijn hoofd overeind.
'Koen?' Breng ik stilletjes uit. Maar de jongen reageert niet. Ik loop naar hem toe en tik hem zachtjes op zijn schouder. Ik hoor een zacht geluid zijn mond verlaten en hij kijkt me verschrikt aan.
'Sorry, liet ik je schrikken?'
'Een beetje, maar dat maakt niet uit.' Zegt Koen terwijl hij zijn koptelefoon om zijn nek hangt. Ik zie een kleine glimlach op zijn gezicht verschijnen, maar zijn ogen zien er rood uit en zijn gezicht staat somber.
'Hey, gaat het wel?' Zeg ik terwijl ik op de barstoel naast hem ga zitten. Ik zie hem zachtjes knikken terwijl hij op zijn onderlip bijt.

Bloemenmoord -BankzittersWhere stories live. Discover now