Martin || Martin arriveert

9 1 20
                                    

HOOFDSTUK 1 – MARTIN ARRIVEERT

Martin

De wieken van de helikopter kwamen langzaam tot stilstand. De ontspannende geluiden van de sneeuw die onder zijn voeten wegkraakte bereikte zijn oren, en zijn ogen sloten in een tijdelijk genot – een genot dat abrupt eindigde zodra hij de kou voelde. De kou, die zijn huid gans glad leek te vriezen, en het bloed in zijn gezicht tot ijs leek te maken. Een onvrijwillige rilling liep over zijn rug.

'We zijn er!' riep Dennis naar hem, zijn karakteristieke glimlach nog altijd op zijn gezicht geplakt. Martin knikte.

'Ik zie het, Dennis!' antwoordde hij. Zijn stem leek nauwelijks boven het gehuil van de wind uit te komen. 'Het is niet te missen!'

En hoe waar was dat. De gigantische rode koepel die momenteel de thuisbasis van Dennis en negen anderen vormde, en de twee aangrenzende gebouwen, die wel honderd meter lang schenen te zijn, konden onmogelijk over het hoofd gezien worden. Er werd gezegd dat dit de grootste Antarctische onderzoeksbasis ter wereld was, en zoals het ernaar uitzag zou dat zeker waar kunnen zijn. En Martin mocht onderdeel uitmaken van het eerste onderzoek dat hierin verricht zou worden. Hoe trots mocht hij daarop zijn.

'Snel naar binnen!' commandeerde Dennis , terwijl hij en Martin naar de basis jogden. 'Het is stervend koud buiten!'

Onvrijwillig ontsnapte er een kuchlachje uit Martins mond. 'Ik had het door', grapte hij.

Zodra Martin binnenkwam, sloeg de gevoelstemperatuur drastisch om. Waar hij eerst dood had gevroren, waren zijn jas, muts en handschoenen nu een perfect recept voor een hitteaanval. Martin keek rond in de basis. Hier zou hij zijn werk gaan verrichten. Hij kon het bijna niet geloven. Vijf jaar geleden was hij nog een suf derdejaars biologiestudent, en nu mocht hij meewerken aan een onderzoek in een gloednieuwe revolutionaire basis. Hij had geluk gehad dat professor Dekker nog een ecoloog nodig had, anders had hij hier nu niet gestaan. Snel deed hij zijn warme kleding uit, en hing hij hem op.

Dennis ging naast hem staan, nog altijd glimlachend. Martin kon hem, nu ze beide normale kleding aanhadden, beter zien. Zijn warrige bruine haar, geplet door zijn muts, viel onverzorgd over zijn voorhoofd, zijn witte glimlach spande van zijn ene oor tot het andere, en zijn wenkbrauwen waren donker en zeer dik. 'Zin in?' vroeg hij. Martin knikte. 'Ik ga je rondleiden, en je aan de rest voorstellen.'

Dennis liep al door, maar iets zat Martin dwars. 'Professor Dekker zou me toch rondleiden?' Het was uiteraard niet van heel groot belang, maar toch was het noemenswaardig.

'Ronald is druk nu', antwoordde de piloot. 'Ik doe het in zijn plaats. Kom maar mee.'

Martin liep verder, het kolossale gebouw in. Links van hem liep hij één van zijn mede-onderzoekers tegemoet, een lange, redelijk gezette man met een blauwe spijkerpet. Hij leek niet geïnteresseerd te zijn in Martin.

'Dat is Frits', vertelde Dennis hem. 'Hij zegt niet zo veel.'

Bij de eerste splitsing ging Dennis naar links, en Martin volgde. Boven aan het plafond hing een blauw bordje met de tekst Communications. Vast een radiohut, of iets dergelijks. Hoewel de basis gebouwd was om internationaal begrijpelijk te zijn, waren Martin en de andere tien onderzoekers – alhoewel, het zouden er negen zijn, want Dennis had hem verteld dat hij in Zuid-Afrika papierwerk moest verrichten, en zou er dus de komende drie dagen niet zijn – de Nederlandse taal machtig. Dat was voor hem wel fijn, want zijn Engels was niet bepaald geweldig.

Dennis klopte op de deur van de vernomen radiohut. 'Dit is waar alle communicatieapparatuur zich bevindt. En hier zit-' De deur opende zich, en een jonge man met bruin haar stond in de deuropening. Hij had een vermoeide uitstraling. 'Hier zit Chris. Martin, Chris. Chris, Martin.'

ThanantarcticofobieWhere stories live. Discover now