Ron || Belangst

1 0 0
                                    

HOOFDSTUK 3 – BELANGST

Ron

Naar links kijkend zag hij Jonathan en Britt richting de kantine gaan, en Albert naar rechts. Martin begon bij de splitsing in de hal langzamer te lopen. Hij keek Albert na, en keek toen weer naar voren. Geleidelijk kwam hij weer in beweging, en liep hij achter Jonathan aan. Ron dacht na over zijn nieuwste rekruut. Of ten minste, nieuwste... hij was wel het nieuwst, maar iedereen behalve Frank, Dennis en Ron zelf was twee dagen geleden pas gearriveerd. Zo'n verschil was het dus niet.

Martin leek een beetje verlegen te zijn. Hij was niet zo heel aanwezig, een beetje zoals Frits. Alsof er een Frits 2.0 in de basis aanwezig was, maar ééntje die geen scheikundige was maar een ecoloog. De weinige woorden die hij echter wel van Martin had opgevangen, namelijk 'Nee, Martin is voldoende.' bij het voorstellen, vertelden hem eigenlijk wel wat voor persoon hij was. Hij was één van hen, iemand die zichzelf niet plaatste boven de rest. Een bescheiden persoon, iemand op wie je kunt bouwen, iemand die je kunt vertrouwen. Of dacht hij er nu te diep over na? Die indruk had hij namelijk van alle wetenschappers die onder hem werkten. Ron plaatste zijn wijsvinger op de rechterhoek van zijn lippen. Wellicht was Martin-

'Ron', hoorde hij opeens naast zich. Frank keek hem met opgeheven wenkbrauwen aan. 'Ik praat tegen je.'

'Oh...' Ron probeerde de grimas op zijn gezicht te verbergen. 'Wat, eh... zei... je... precies?'

Frank zuchtte en sloot zijn ogen. De teleurstelling was te zien. Toch herpakte hij zich, en keek hij binnen een fractie van een seconde weer begaan. 'Dit hele gedoe met dat lijk, en die gestalte... ik weet niet hoe lang ze er al liggen, dat is Frits natuurlijk nu aan het doen, maar... het maakt me gewoon niet zo goed. Het weegt zwaar op me. Dit was niet wat ik van de expeditie verwacht had.'

Ron knikte, zijn ogen groot. 'Ik snap het. En vooral omdat jij uiteraard degene bent die ze gevonden had... ik kan me voorstellen dat je geschrokken bent. Vooral omdat...'

De ogen van de expeditieleider dwaalden af naar de grond.

'Het niet mogelijk zou moeten zijn dat er direct naast deze gloednieuwe basis een lijk ligt. Tenzij natuurlijk... er tegen mij gelogen is over de leeftijd van dit complex.'

Frank leek niet te reageren. Hij bleef naar de grond kijken, zijn ogen en gezicht zonder emotie. Ron fronste. Wat was er aan de hand? Alsof hij zijn gedachten had kunnen lezen, richtte Frank zijn hoofd langzaam omhoog, zijn bruine ogen in direct oogcontact met die van Ron. Twee seconden bleef hij zo staan, bijna alsof hij Ron wilde intimideren. Hij opende zijn mond.

'Ben je bang, Ron?'

Frank hield zijn blik nog steeds op Rons gezicht gericht. Rons grimas keerde terug, en zijn wenkbrauwen konden zich ondanks hun protesten enkel naar beneden keren. 'P- p...' stamelde hij, het woord pardon helaas zijn mondholte niet verlatend. 'Wat?'

'Jij bent bang voor de dood, Ron', zei Frank. Het was niet eens een vraag meer, het was nu gewoon een constatering. 'Ik zie het aan alles. Dat lijk zit in je hoofd, de hele tijd, net zoals bij mij. Maar jij probeert het te verbergen. Het lukt je alleen niet.'

'Frank!' riep Ron, nu boos. 'Waar heb je het over?'

'Ik zie aan je dat het lijk je aan je eigen sterfelijkheid doet denken. En dat monster dat naast hem lag...' Frank draaide zijn hoofd om naar de medische post. 'Wie weet waar het toe in staat was. En wie weet lopen er nog wel meer van dat soort wezens buiten rond. Die het op jou gemunt hebben.'

Ron gaf geen antwoord. Zat hij in een psychose? Of Frank? Of was Frank bezeten door een demon? Waar de fúck had hij het over? Was hij gek geworden? Was hij een mongool?

ThanantarcticofobieWhere stories live. Discover now