Hoofdstuk 17b: Laten We Beginnen

372 11 0
                                    

Pov. Manal

“Naam”, zei de man aan de balie van zodra ik naar voren stapte. “Manal Alaoui”, vertelde ik hem. “Bezoekrecht heeft meneer Alaoui maar enkel in een veilige omgeving. U mag geen gebruik maken van de bezoekersruimte. Gelieve plaats te nemen aan één van de telefoons”, liet hij mij weten. Door de scanner was ik al gegaan en ook mijn bezittingen hadden ze al gecontroleerd voor ik in eerste instantie naar binnen mocht. “Bedankt”, mompelde ik nog voordat ik één van de bewakers achterna wandelde. Met een hand wees hij naar een rij stoelen waar ik plaats mocht nemen. Elk van de stoelen stond voor glazen ruiten die werden afgebakend door tussenschotten waar telefoons aan waren vast gemaakt. Aan de andere kant van het glas was alles op dezelfde manier ingericht. De gevangenen die minder serieuze feiten hadden gepleegd mochten hun familie en vrienden bezoeken in de bezoekersruimte waar je waarschijnlijk onder toezicht aan een bank kon gaan zitten zonder afgeschermd te worden van elkaar. In de ruimte waar ik mij bevond was niemand behalve een gevangenisbewaker die bij de deur bleef staan. Inmiddels was ik al vijf dagen op aarde. Graag had ik tegen iemand gepraat over de ongelooflijke dingen die ik de afgelopen maand had meegemaakt maar dat kon niet, niemand zou mij geloven tenzij ze het met eigen ogen zagen. De eerste twee dagen probeerde ik vooral om niet gek te worden met alles dat zich nu afspeelde in mijn familie. Mijn ouders lieten het misschien niet merken maar ze waren er wel degelijk kapot van dat hun zoon gevangen zat, dat hij iemand had vermoord. De twee dagen daarop had ik met de advocaat van mijn broer gesproken en mijn jongste zusje Lina uitgelegd wat er was gebeurd. Ook mijn oudste zus Hiba was naar ons gekomen zodat we dit samen als familie konden doorstaan. Vandaag was ze terug naar huis gegaan voordat ik deze middag vertrok om Bilal te gaan bezoeken. De voorgaande dagen waren mijn ouders hier al geweest maar ik nog niet. Terwijl ik erover nadacht hoe ik mijn broer kon helpen en in de dimensies moest geraken kwam er een man binnen die plaats nam aan één van de telefoons. Al gauw volgende een andere man en tot slot kwam er nog een vrouw binnen voordat ze de deur van de gedetineerden aan de andere kant open deden. Bilal kwam naar buiten en keek recht door mijn ziel. In ogen lezen of hints opmerken was ik misschien niet goed maar de non-verbale signalen die hij mij toezond waren onmiskenbaar. Ik voelde met hem mee en nam automatisch zijn gemoedstoestand over, het was ontzettend erg om hem zo te zien. In stilte legde ik mijn hand op de telefoon terwijl hij plaats nam, mezelf klaar makend in de hoop dat mijn emoties niet de overhand zouden nemen. Eerst leek hij te weigeren om met mij te praten want zelfs toen ik met de telefoon tegen mijn oor zat te wachten tot hij hetzelfde deed keek hij mij gewoon aan. Uiteindelijk besloot hij om de telefoon toch op te nemen "hoe gaat het met mama en pap?" "Goed gezien de omstandigheden", probeerde ik hem gerust te stellen. Hij wist wel degelijk hoe onze ouders eraan toe waren maar alsnog vroeg hij het. "En Lina en Hiba?" "Ook goed", antwoorden ik "iedereen is bezorgd en gestrest maar dat niet meegeteld gaat alles oké." "En met jou", vervolgde hij. Zou ik nu weer liegen vroeg ik mij af, niemand maakte het goed hoe kon het ook anders met Bilal in de gevangenis. Zonder enig idee hoelang het proces zou duren, hoelang hij in voorhechtenis zou zijn, wat het vonnis zou worden. Het ergste van alles was nog wel dat ik ergens in een dimensie rond hing terwijl dit alles startte. "Hetzelfde als de andere, hoe is het in een gevangenis, is het zoals in de films", vroeg ik op mijn beurt. "Min of meer", lachte hij zogenaamd "celgenoten, alles onder toezicht, samen eten, samen naar buiten, veel scheidingen heb ik gehoord." "Probeer je nu echt grappig te doen, daar is het niet het juiste moment voor." "Oké", was het enige dat hij daarop te zeggen had. "Heb je het echt gedaan", vroeg ik nu. Hij keek weg maar antwoordde alsnog "ja." Hij had het dus echt gedaan, iemand zijn leven genomen. De tranen sprongen in mijn ogen en mijn gemengde emoties wouden naar buiten stromen toen hij "je zal het nooit snappen, het komt allemaal door hen", zei. "Wat bedoel je", kon ik nog uitbrengen terwijl ik uit alle macht de tranen probeerde tegen te houden. "Ik kan het je niet vertellen, je kan het niet snappen, je wilt het niet weten", hoorde ik hem zeggen in plaats van te antwoorden. "Probeer toch maar", poogde ik hem over te halen "ik kan het best aan, wat het ook is ik zal naar je luisteren." "Er zijn een paar mannen naar mij toe gekomen toen ik in de avond iets kocht om te eten na mijn werk. Ze vroegen mijn naam waarna we buiten even zijn blijven staan. Toen lieten ze mij iets zien, vuur." Daar stopte hij even, door het glas keek ik hem aan. Ging dit gesprek nu echt de richting uit dat ik vermoede. "En dan", probeerde ik hem verder te doen praten. "Ze waren met z'n tweeën, één van hen begon ineens vuur te sturen. Hij raakte mij bijna maar ik deinsde achteruit, de tweede man trok een mes en kwam dichterbij terwijl de vuurman vuurzwaarden creërden. Ze wouden mij vermoorden maar dat ging niet, ik vocht terug maar raakte nooit gewond, het vuur deed mij niks en het mes heeft nooit mijn huid doorboord al probeerde ze het mes in mij te steken. Tot ik het mes in één van de twee stak, hij stierf en de ander vluchtte, hij vloog weg", vervolgde hij. Mijn gezicht sprak boekdelen want Bilal zei al snel "ik zei nog dat je het niet zou snappen, mij niet zou geloven." "Ik geloof je", liet ik hem weten. De zekerheid die doorklonk in mijn stem had hij opgemerkt want met gefronste wenkbrauwen bestudeerden hij mij "je gelooft mij?" "Ja", verzekerde ik hem "ik geloof je oké, ik heb ze ook gezien", fluisterde ik daarna. "Wat", zei hij iets te luid doordat hij schrok door hetgeen dat ik zei "hebben ze je aangevallen?" "Ja", gaf ik onzeker toe. Was het wel verstandig om dit nu aan hem te vertellen. "Hoe ben je ontkomen", vroeg hij ongelovig. Dat was in principe een hele goede vraag die ik mij ook vaak had gesteld "ik had hulp." "Hulp van wie, hebben nog meer mensen die dingen gezien", vroeg hij nu. Hij moest eens weten dacht ik bij mezelf "veel personen, dat vertel ik je later wel." "Die wezens, ken je hun naam of iets, kwamen ze gewoon naar je toe", vroeg ik hem. "Dat proberen ze volgens mij nog steeds, de cipier heeft mij al zo vaak verteld dat er steeds mensen proberen binnen te geraken die niet op de lijst staan. Alsof ik ze tegen kan houden", hoorde ik hem zeggen. Mijn ogen werden groter, probeerde ze hem nog steeds te vermoorden? "Denk je dat ze proberen je om te brengen", vroeg ik zo zacht mogelijk "denk je niet dat ze gewoon hun krachten zouden gebruiken om binnen te geraken. Ik denk niet dat ze er mee zouden zitten als er slachtoffers vielen." "Wie kan het anders zijn", reageerde hij. Hij had weliswaar een punt, er kwam allesinds niemand anders in mij op. "Maar terug over die krachten ik snap het niet, ze hadden vleugels en konden vuursturen maar had jij ook krachten. Hoe heb je ervoor gezorgd dat ze je geen pijn konden doen?" "Ik weet het niet, het gebeurde gewoon, alsof er zich een extra laagje huid om mij heen had gevormd, een onbreekbare laag. Een soort schild misschien", probeerde hij het uit te leggen. "Maar hoe, vanwaar haal je die laag", vroeg ik mij luidop af. "Ik weet het niet", hoorde ik hem hoofdschuddend antwoorden. "Heb je het aan iemand verteld", vroeg ik nu het in mij opkwam "buiten mij." "Nee ik dacht dat jij mij ook niet ging geloven, niemand weet het", liet hij weten. "Wat heb je de politie dan verteld tijdens het verhoor, wat ga je pleiten wanneer je voor een rechter komt te staan", vroeg ik. "Hetzelfde verhaal dat de politie te horen heeft gekregen, de waarheid min de ongeloofwaardige bovennatuurlijke elementen", vertelde hij mij. "Nog één minuut", klonk de cipier zijn stem vanuit zijn post bij de deuropening langs de kant van mijn broer. "Vertel het niet aan iemand anders, ik blijf liever hier dan in een psychiatrische instellingen waar ze mij pillen geven die ik niet nodig heb", zei Bilal voor onze laatste minuut voorbij was. "Ik vertel het niemand", verzekerde ik hem. Hopelijk zou het al een troost zijn dat ik ervan af wist en heb daarbovenop ook nog eens geloofde. Mocht hij dit aan de politie verteld hebben hadden ze hem ongetwijfeld gecontroleerd op sporen van drugs om vervolgens door te verwijzen naar een psycholoog bij de ontdekking dat hij clean was. "Zorg goed voor onze ouders, hopelijk komt het allemaal goed", hoorde ik hem nog zeggen voordat de cipier dichterbij kwam om hem naar zijn cel te escorteren. "Daag", wist ik nog te zeggen voor hij mij de arm gegrepen werd en van zijn stoel getrokken.

Eternal War |Boek 1|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu