6. Het is een nacht

773 32 9
                                    

Diep in gedachten verzonken staar ik uit het raam. Op het piepen van de monitor na is de kamer stil. Eén van de verpleegkundigen komt de kamer ingelopen en biedt me een kop koffie aan. Vriendelijk sla ik het aanbod af. De schemering van de ondergaande zon schijnt de kamer in. Ik zet één van de ramen een stukje open. Een koel briesje waait langs mijn armen en zachte muziek vanuit de stad is hoorbaar. Het is zo'n nacht die je normaal alleen in films ziet. Een nacht die wordt bezongen in een triest lied. Het is een nacht waarvan ik hoopte dat ik hem nooit meer beleven zou. Maar vannacht beleef ik hem weer, met haar.

Ik ben nog wakker en ik staar naar het plafond. Ik denk aan hoe de dag lang geleden begon. Er samen met Eva een week tussenuit, niet wetend waar de reis eindigen zou. Nu zit ik hier in een wildvreemde stad, aan het bed van de vrouw waar ik zielsveel van hou.
Een streepje licht schijnt tussen de gordijnen door de kamer in. De zonnestralen schijnen op Eva's gezicht. Ik laat mijn ogen over haar heen glijden. Blauwe plekken en schaafwonden bedekken haar gezicht en armen, haar ogen zijn gesloten. Op weg naar een lunch restaurantje is ze geschept door een auto, waardoor ze met een harde klap op het asfalt terecht is gekomen. De verwondingen vallen mee gelukkig. Een lichte hersenschudding en gekneusde ribben zijn, voor de klap die ze heeft gemaakt, nog niet ernstig. Ze is even wakker geweest, maar ze viel al snel weer terug in slaap. Dat is nu bijna twaalf uur geleden. Mijn maag begint te rommelen. Het ontbijt van gisterenochtend is het laatste wat ik heb gegeten. Alles wat me aangeboden werd, heb ik afgeslagen. Met mijn vrije hand schuif ik haar pony een stukje opzij. Ik druk een zachte kus op haar voorhoofd.
'Ik ga even snel een broodje halen, Eef. Ik ben zo weer terug.' Zodra ik haar hand los wil laten bewegen haar vingers. Langzaam openen haar ogen.
'Voor mij gewoon een broodje kaas.' Ze klinkt schor en glimlacht klein. Ik laat me weer in mijn stoel zakken. Ze bekijkt de kamer en het infuus in haar hand.
'Waarom lig ik in het ziekenhuis?' Ze probeert een beetje overeind te gaan zitten, haar gezicht vertrekt pijnlijk. Ze knijpt haar ogen dicht en duwt zich dan in één keer omhoog. Voorzichtig laat ze haar rug tegen het kussen zakken.
'Je bent geschept door een auto. Je hebt gekneusde ribben en een hersenschudding, dus doe een beetje rustig aan.' Haar kennende zou ze zich er niets van aan trekken.
'Ik weet dat we in het hotel hebben ontbeten, maar wat er daarna is gebeurd. Geen idee.' Zoekend kijkt ze de kamer rond. Haar ogen blijven even op onze handen hangen. 'Mag ik dat glaasje water even.' Vraagt ze zodra ze heeft gevonden wat ze zocht. Ik pak het glaasje water met mijn linkerhand en geef het aan. Ze houdt met één hand het rietje en het glas vast, neemt een paar slokjes en overhandigt hem dan weer aan mij.
'Heb je hier de hele tijd gezeten?'
Ik knik als antwoord op haar vraag. Ze glimlacht lief naar me. Een ongemakkelijke stilte volgt. Mijn duim streelt zacht over Eva's hand.
'Laat me de volgende keer niet meer zo schrikken, oké?' Dit is nu al de zoveelste keer dat ik aan Eva's ziekenhuisbed zit. Ze antwoord niet maar lacht alleen.
'Kom eens hier.' Ze steekt haar armen naar me uit. Ik buig over haar heen en sla voorzichtig mijn armen om haar heen. Ik sluit mijn ogen en geniet van haar geur. Na elkaar even omhelst te hebben gaat Eva iets naar achter. Ze kijkt me in mijn ogen aan. Onze neuzen raken elkaar bijna aan. Haar armen verplaatsen zich naar mijn nek. Tijd om te twijfelen heb ik niet. Nog voor ik de stap kan zetten, plaatst Eva haar lippen op de mijne. Een lange en simpele kus volgt. Zij begint hem, en is ook degene die hem beëindigd. Sprakeloos ga ik weer terug op mijn stoel zitten. Ze schuift naar de zijkant van het bed, haar gezicht vertrekt weer van de pijn. Ze klopt op het bed en kijkt mij vragend aan. Ik twijfel maar neem dan toch plaats op het bed. Ik trap mijn laarzen uit en gooi mijn benen op bed. Eva legt haar hoofd tegen mijn schouder.
'Moest jij geen broodje halen?' Vraagt ze.
'Dat doe ik later wel.' Geen haar op mijn hoofd die er nu over nadenkt om weg te gaan. Dit moment mag van mijn nog veel langer duren.

Korte Flikken Maastricht verhaaltjesWhere stories live. Discover now