niet.goed.genoeg

213 23 6
                                    

vroeger verkoos ik altijd woorden boven een klap. woorden waren immers minder pijnlijk dan een blauw oog.

maar toen ik op mijn dertiende aan de rand stond. zag ik pas wat woorden werkelijk konden aanrichten. ik keek onder me en zag duizenden lichamen levenloos op de bodem, met de woorden gegeven door de maatschappij nog over hun lichamen als een zware deken. niet. goed. genoeg.

ik draaide me om.

ik liep langs het spoor en passeerde honderden lichamen gebonden aan het spoor door kettingen van woorden. hun monden dichtgesnoerd. wachtend tot de volgende trein ze zou vrij doen van hun kettingen die waren ontstaan door de spraak van anderen. hun hoofden bleven herhalen. niet. goed. genoeg.

het spoor leidde de stad in.

tientallen mensen sleepten hun lichamen door de straten heen. hun schouders verzwaard door stapels onbesproken woorden. hun huid bedekt onder de lijnen, schreeuwend. niet. goed. genoeg.

ik ging mijn huis binnen.

toen ik mijn jas uitdeed keek ik in de spiegel. een magere jongen staarde terug. zijn lichaam verstikt door woorden. zijn nek gebroken en handen op zijn rug gebonden. en ik sprak. niet. goed. genoeg.

vanaf dat moment wist ik dat het woorden waren die de klappen lieten vormen tot een trauma. want bij mijn geboorte was ik niet de eerste die had gesproken. niet. goed. genoeg.

morgen - poëziebundel Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu