7 - Hollandse molen

93 10 60
                                    

Adriana, zo heette het meisje, was nog met me mee naar de stallen gelopen en had me een wortel gegeven om aan Philippe te kunnen geven. Ik had haar maar niet gevraagd hoe het kwam dat er een wortel in haar mantel had gezeten.

Haar verhaal over de omgeving had me wel wat kriebels gegeven, vooral het oostelijke gedeelte. Maar ze zei dat ik me daar geen zorgen over hoefde maken, want daar was niks te vinden wat een verkoper tevreden kon stellen (voor zover ze wisten).

Voor de rest had ik haar nog gevraagd wat ze deed in een herberg. Haar broer werkte er en zij wachtte op hem om samen naar hun vader te wandelen die afgelegen woonde, net buiten het dorp.

Het was de eerste keer dat ik dacht een vriendin te hebben. Al wat de meiden in het dorp interesseerden waren mannen zoals Gaston, pruiken, juwelen en parfum.


🌹

Ik zat op Philippe, en voor de tweede maal gingen we door de dorpspoort. Ik keek naar links en vervolgens naar rechts. Ik hoopte dat Philippe me naar het zuiden zou voeren, naar links. Ik bukte me naar voor en vroeg in Philippe zijn oor om me naar vader te brengen.

Hij leek me haast te verstaan en ging naar links. Hoe moest de weg toch ook wel kennen, hij deed deze reis elk jaar. Ik was opgelucht toen hij naar het zuiden draaide en na een tik galoppeerde, maar nog geen honderd meter later stopte hij opeens, waardoor ik bijna mijn evenwicht verloor.

"Wat is er, Philippe?", hij keek om zich heen en draaide zich opeens naar rechts, het oosten. Er stond in de verte inderdaad een heel groot bos met hoge naaldbomen.

Philippe maakte vaart richting het bos. Ik probeerde zo hard mogelijk aan de teugels te trekken, maar zonder resultaat. Hij hinnikte luid en negeerde het. Vlak voor het bos lukte me het toch om hem te stoppen.

"Is vader in dit bos geweest?", vroeg ik hem wetende dat hij me niet zou antwoorden.
Ik probeerde hem te laten omkeren, maar weer negeerde hij het.

Ik gaf het op.

De naaldbomen waren meters lang en overal lagen bladeren op de grond met herfstkleuren. Wat nogal raar was aangezien er geen loofboom te bespeuren was. Boven in de bomen hoorde je de kreten van zwarte kraaien die eromheen vlogen. Ik zuchtte, bang maar ook een beetje blij om het feit dat ik, al was het maar heel even, avontuurlijk zou kunnen zijn en al was het maar heel weinig, toch zou ik dingen ontdekken in dit bos.

Dingen die ik nog nooit in het echt gezien zou hebben.

Hoe dieper we het bos ingingen, hoe kouder het werd. Door de kou moest ik wel een lage temperatuur gekregen hebben. Mijn zicht moest zijn aangetast, want ik zag witte stipjes voor mijn ogen, het leken bijna sneeuwvlokjes.

Het was zomer!

Ik probeerde mijn mantel weer wat dichter om me te wikkelen, maar veel hielp het niet. Het was inmiddels al donker.
Het enige licht dat ons door de bossen kon leiden, was het licht van een volle maan die boven de bomen hing met rond haar sterren als bescherming.

Ik zou een slaapplaats moeten vinden.
Intussen hadden de naaldbomen zich vermengd met loofbomen, kale loofbomen. Hadden er deze lente dan geen bloesems aangegroeid?

Onze uitgeademde zuurstof vormde een wolk damp die snel de hoogte inging en verdween. Er vielen kleine vlokjes op Philippes manen en smolten stilaan, eveneens als op mijn kleren, zijn rug, en de bodem.

Belle en het BeestOnde histórias criam vida. Descubra agora