Dutch awards 1. Wapens huilen niet

5 1 0
                                    

4) Jij bent een wapen en wapens huilen niet

Moeder haalt een leeg glazen flesje van de plank. De rest wiebelen gevaarlijk en maken een zacht klingelend geluid. Ondanks alles, krimp ik in een van schaamte.

Ze pakt mijn kin vast, met een zachte maar vaste hand dwingt ze mij naar haar te kijken.

"Wat ben je?" Vraagt haar fluwelen stem.

Mijn ogen zijn rood, mijn lichaam schokt hevig met elke snik die mij verlaat. Ik antwoord haar niet, kan haar alleen maar aankijken met alle wanhoop die ik in mij heb.

"Je bent een wapen," antwoordt ze voor mij. "En wapens?"

Nog een snik. Een grote traan rolt naar beneden. Ze zet het koude, glazen flesje tegen mijn wang en vangt hem op. Nog één, nog één. Veel tranen, geen antwoord.

"Je bent een wapen. En wapens?" Vraagt ze nog eens, nu iets dwingender.

"Hui-huilen... Niet," komt er uit mij, samen met een grote snik.

"Nog een keer."

"Huilen... Niet."

"Zeg het helemaal."

Ik haal diep adem. Langzaam stop ik met schokken. "Ik ben een... Wapen. Wapens huilen... Wapens huilen niet." De tranen stoppen. Ik knipper drie keer en mijn beeld wordt weer scherper.
Moeder knikt tevreden. Ze houdt het glazen flesje op, een kleine bodem te zien. Het kurken dopje wordt er op gezet. Dan loopt ze naar de kast en voegt hem bij de anderen. Er is een groot gat tussen deze en de laatste. De laatste keer dat ik gehuild heb. Ik blijf naar de kast staren terwijl ze mijn kamer verlaat. Bij de deur draait ze zich om, aarzelt voor een seconde. "Het spijt me, echt. Het is voor het beste. Voor jou en voor iedereen."

Ik antwoord haar niet. De deur slaat dicht. Even blijf ik staren in de leegte, probeer het te beseffen, probeer het te begrijpen. Maar al het voorzichtig opgebouwde gevoel is binnen een seconde vergaan. Ik voel het niet meer, alles wat ik voel is leegte. Het is er wel, aan de oppervlak, opdringend en borrelend. Het is er altijd. De keuze, daar gaat het om. Of je er voor kiest het te voelen. En op dit moment mag ik alles doen, behalve voelen.

Ik sta op en loop naar de kast toe, gevuld met glazen flesjes. Mijn vinger traceert een lijn in de stof terwijl ik die over de planken heen trek. Op de eerste planken staan de flesjes dicht bij elkaar, vallen bijna over de rand heen. Ze zijn dan ook voller, gevuld met dikke tranen en lange middagen. Er is zelfs één tot de rand toe gevuld, één plank naar beneden. Een avond die ik nooit vergeten zal. Het was mijn eerste opdracht. Ik dacht dat ik er zin in had, dat ik er klaar voor was, maar toen het gebeurd was, toen ik daar stond met het rode, druipende mes in mijn handen... Ik werd overmand met gevoelens, zo veel had ik nog nooit gehad. Tot toen, in ieder geval.

Opgroeien was lastig, misschien. Maar ik heb over één ding nooit getwijfeld: moeder beschermt, moeder zorgt voor mij. Moeder is er altijd. Moeder vroeg veel, maar nooit te veel. De avond van het volle flesje hield ze me alleen maar vast. De hele nacht, tot de zon op kwam en een gouden streep op de stenen muur wierp. Ze zei niks. Ze had alleen het flesje vast. En mij.

Ik waardeer het aanzien van de kast. Vroeger had ik er een hekel aan, wou het allemaal naar beneden gooien, dacht dat het stond voor zwakte. Ik kon alleen nooit bij de planken. Als ik het echt wou, had ik er wel een manier voor gevonden. Maar zelfs toen wist ik wel dat het waardevol was. Het staat niet voor mijn zwakte, het staat voor mijn menselijkheid. En wat ik kan doen, waar ik toe in staat ben ondanks mijn menselijkheid, in harmonie met mijn menselijkheid. Het staat niet voor zwakte, de tranen staan voor mijn kracht.

Ik dacht dat mijn moeder alles was wat ik nodig had. Alles wat er ooit toe zou doen. Ze leerde me alles wat ik nodig had. Nodig dacht te hebben. Toen kwam zij.

Opeens waren opdrachten niet het enige wat er bestond. Opeens was er ook plezier en blijheid en lachen en maffe dingen. We klommen in bomen alleen maar voor ons plezier en zwommen spontaan in het meer en dansden in de regen en zoenden onder de maan. Er waren lange zomeravonden in weilanden en warme winteravonden voor de kachel en zachte herfstavonden waar we dingen naar elkaar schreeuwden die we niet meenden. Ze leerde me dat niet alle fouten fataal waren, dat het weer goed gemaakt kan worden, dat het niet het einde hoefde te zijn. Ze leerde me de andere kant van het leven, niet alleen plicht en dienst, niet alleen een inzetbaar middel, maar genieten. Dingen doen omdat jij ze wilt, niet omdat ze opgedragen zijn, omdat ze een onbekende naam zijn en iemand ze uit de weg wilt.

En nu zal ik dat kwijtraken. Die kant. Haar. Of moeder. Ik dacht dat het allebei kon. Dat het naast elkaar kon bestaan. Het is duidelijk dat dit nooit een optie is geweest. Welke kant, wie ik kies, is geen overweging, geen keuze. Het is een feit.

Ik loop naar de tafel toe, werp een blik op de naam. Trillende handen zouden logisch zijn geweest, maar ze zijn stabieler dan ooit. Het papiertje dat ik oppak is gevlekt door iets nats, een traan. Misschien de enige die ooit het oppervlak heeft geraakt.

Fluisterend klinkt het door de kille kamer. "Ik ben een wapen. Wapens huilen niet."

Ik steek mijn mes in mijn schede.


>>


Prompt #4 voor de Dutch Awards 2021!

Leuke check; welke gender dacht je dat deze ik-persoon is? In mijn gedachtes was het een vrouwelijk karakter. Lijkt me leuk te horen wat jullie dachten, en wat je denkt dat de keuze wordt!

Ca. 940 woorden

Fabulas - Verhalenbundel NederlandsWhere stories live. Discover now