1. Een stil begin

72 13 9
                                    

'Het geeft niet, weet je?' Met een haast cynische blik kijkt de man voor me me aan. 'Gebeurd is gebeurd, het heeft geen zin om nu honderd keer over je fouten na te denken.'

Ik hou wijselijk mijn mond en accepteer de waterzak die hij me aanbiedt. Na een paar flinke teugen trekt hij mijn levensbehoefte weer weg, mijn dorst is helaas nog niet gelest. 'Daarnaast zijn je mislukte ontsnappingspogingen voor ons alleen maar vermakelijk.' Met die woorden draait hij zich om en loopt weer naar zijn vrienden bij het vuur toe.

Met een zucht leg ik mijn hoofd tegen de schors achter me; de boom waar ik sinds vanmiddag aan vast gekluisterd zit, is inmiddels mijn trouwe steun geworden. Voor de zoveelste keer laat ik mijn ogen over het geïmproviseerde kamp glijden. Inmiddels is het bijna helemaal donker en wordt de plek verlicht door de sterren en de felle vlammen van het vuur. We zitten aan de rand van een klein bos, een beetje in een inham, wat ervoor zorgt dat ik voor mijn neus uitzicht heb op een weide vlakte met hier en daar een rotsblok of struik, maar links en rechts ben ingesloten door bomen. In het midden van de mini-openplek brandt een bescheiden vuur, waar de vier vreselijkste schepsels op aarde omheen zitten. Met hun wapens binnen handbereik en de zadels van hun paarden als stoel of kussen, wachten ze totdat het flinke stuk vlees aan de spit gaar genoeg is. Jim, Brudy, Skayer en John. Op volgorde van vreselijk naar iets minder vreselijk.

Jim, de oorzaak van dit alles, heeft zonder meer de meest angstaanjagende uitstraling bij het wisselende licht van de vlammen. De schaduwen spelen met zijn gezicht, dat al misvormt is door zijn ijskoude uitstraling en het litteken dat van zijn linkerwang, over zijn neus, door zijn rechterwenkbrauw loopt. De wond is vroeger slordig en snel gehecht, wat zorgt voor huidplooien op elke plek waar het niet hoort. Het geeft hem een afschrikkend uiterlijk, maar ergens is het ook een handige indicator van Jims stemming: zodra het litteken op begint te zwellen, weet je dat je moet maken dat je wegkomt.

Links en rechts van Jim zit de tweeling Skayer en John, twee imbecielen die meer om drank en geld geven dan om elkaar. En dan heb je nog Brudy, een lijzige man met het gezicht van een doodhoofd. Hij is mager en zijn ogen liggen diep in de kassen door de vooruitstekende jukbeenderen. Zijn uiterlijk geeft een perfect beeld van zijn persoonlijkheid; hard, koud en duister.

Het jongste lid van de vriendengroep heeft vandaag, tot mijn spijt, afscheid van ons genomen. Lucen was de enige persoon die deze reis -met een voor mij onbekende bestemming- nog een beetje aangenaam kon maken. Hij vergat mijn eten niet en probeerde me hier en daar nog in bescherming te nemen. Vanochtend was hij er klaar mee en nadat er een fikse ruzie was ontstaan tussen hem en Brudy, elkaars tegenpolen, is hij er helaas vandoor gegaan.

Ikzelf zit met mijn handen vastgebonden aan een brede boom, wat verder verwijderd van de bron van warmte en licht. Ik zit net dichtbij genoeg om de geur van het verrukkelijke vlees te ruiken, maar net ver genoeg weg om kou te moeten lijden. Mijn maag protesteert en schreeuwt om voedsel, desondanks zal ik geduld moeten hebben. Dat ik zojuist heb kunnen drinken was al een luxe.

Met de hoop dat ik straks mag eten en een deken toegeworpen krijg, sluit ik mijn ogen. Ik probeer me te concentreren op de geluiden om me heen. De vogels zijn bijna allemaal stil, heel af en toe hoor ik het suizende geluid van een roofvogel op jacht, maar verder zijn ze allemaal al klaar voor de nacht. De krekels daarentegen zingen rustig door en creëren hun eigen symfonie die inmiddels in mijn hoofd is geprent. Verderop briest één van de paarden van de cowboys en stampt met zijn voet. Het geluid gaat bijna verloren in het gepraat van de mannen rond het vuur, maar het is genoeg om me alerter te maken; die paarden reageren eigenlijk alleen zo op de aanwezigheid van een beest of mens en daar de vier nog op hun vaste plek zitten, was de reactie niet op één van hun baasjes gericht. Ik open één oog, net op tijd om een opmerking van Jim in ontvangst te krijgen en ik ben het voorval bijna direct weer vergeten.

Het Indianen MeisjeWhere stories live. Discover now