Hoofdstuk 18.

2.7K 169 9
                                    

Voor ik het door heb heeft Jack mijn shirt van mijn lijf gescheurd en lig ik te gillen. Ik probeer hem weg te duwen, te slaan, hem weg te krijgen. Ik huil en ik zie dat zijn wolf het heeft overgenomen. Ik schreeuw om hulp en de tranen glijden over mijn wangen. 'Jack, nee, alsjeblieft! Doe dit niet!' jammer ik. Met zijn ene hand heeft hij mijn handen vast en met de andere verkent hij mijn lichaam. 'Je bent van mij!' gromt hij luid. Ik schud wild mijn hoofd en probeer hem een knietje te geven, wat mislukt: hij had het al gemerkt en zet mij helemaal vast door mijn voeten bij elkaar te houden. 'Je bent van mij en je hoort bij mij! Heb je dat begrepen!' gromt hij woest. Ik snik luid en probeer tegen te werken.

Wat moet ik nu doen? Hij probeert de dubbele knoop van de touwtjes die ik in mijn broek heb gezet los te krijgen en ík probeer mijn handen los te krijgen.

Het wordt me te veel. Er knapt een draadje in mijn hoofd en ik word witheet van woede. 'Ga weg! Nu meteen. Laat me los.' grom ik boos. Hij stopt waar hij mee bezig was en kijkt me met opgetrokken wenkbrauw aan. Zijn ogen worden spleetjes. Mijn blikveld wordt zwart en ik kijk hem met gevaarlijke ogen aan. Niet dat dat iets helpt. Hij gaat verder waar hij mee bezig was en ik schreeuw om hulp aangezien ik niet los kan komen uit zijn ijzeren greep. 'Help! Jij debiel! Raak me niet aan!' schreeuw ik.

Hij krijgt de touwtjes van mijn broek los en ik gil tot ik mijn stem kwijt raak en spartel tegen totdat ik moe word.  

Ik snik en bedenk dat ik niet meer kan ontsnappen.

Dat niemand me mee zal kunnen bevrijden en dat tegenspartelen niet helpt.

Ik wil het nét opgeven totdat iemand met geweld de deur opendoet en iemand binnen komt rennen. 

'Shit!' hoor ik iemand vloeken.

Mijn blikveld is nog steeds wazig en ik kan niet zien wie het is. Jack wordt van me afgesleurd, maar dan ook echt letterlijk. Hij krijgt gelijk ruzie met de persoon die me heeft gered en Jack probeert rustig te worden door zijn handen op de muur te plaatsen en diep in en uit te ademen. Dan rent hij weg uit de kamer, met weerwolvensnelheid.

Ik rol me op tot een bolletje en ga in de hoek van het bed zitten. Mijn armen heb ik om mijn benen heen geslagen en mijn hoofd rust op mijn knieën. Ik probeer van de schrik te komen en krijg kippenvel op mijn armen.

Als niemand me zou komen redden, zou hij dan echt...?

Als het was gebeurt, zouden mijn mates mij dan nog accepteren?

Mijn mates zouden me nooit meer accepteren. Ik schaam me.

Er wordt een deken over me heen gegooid en ik kijk niet op. Er praten mensen op de achtergrond maar ik ben er niet meer bij. Ik hoor vaag Marit met een man praten. Ze praten ook tegen mij maar ik hoor hun niet meer. Er wordt aan mijn schouder geschud maar ik reageer totaal niet meer. Ik huil niet meer en verkeer in shock.

Iedereen is gek geworden.

Kan het nog erger?

Ja, het kan nog erger. Deze wereld is niet te vertrouwen.


De mensen verlaten de kamer en ik hoor hoe de deur op slot gaat. Dan pas kijk ik op en ik zie leegte. Puur leegte. Dat omschrijft mij sinds dat dit allemaal is begonnen.


------Een paar dagen later-------

Ik zit er nu al 10 dagen.

Tien verschrikkelijke dagen.

In één cel, opgesloten tussen vier muren.

Eén piepklein raampje wat te hoog is om te vluchten.

Een kapotte lampje die aan het plafond hangt en het soms doet.

Voor de rest zonder mijn mates.

Zonder Zayden en Uriah.


Als ik de punt heb gezet kijk ik terug wat ik de vorige dagen heb geschreven.

Mijn leven is veranderd.

Sinds dat ik mijn mates heb gevonden.

Mijn leven kan je sindsdien omvatten in één woord.

Gevaar.


Ik klap het notitieblokje dicht en wrijf in mijn ogen. Het is alweer de tiende dag dat ik hier zit. Sinds het incident heb ik niet meer gesproken. En ik vind het fijn.

De rust en stilte heb ik nodig.

Ik heb in die tien dagen heel weinig gegeten en ik ben veel kilo's afgevallen. Marit dwingt me soms om te eten en te drinken en ze dwingt me ook om te gaan douchen en op te frissen.

Sinds tien dagen zit ik in de heat. Het mat me heel erg af, maar ik kan er door heen komen. Tot nu toe wel.

Ze brengt me soms nieuws over de buitenwereld en over Zayden en Uriah.

Ik vraag me af wanneer ze me hieruit gaat halen. Ik kijk naar mijn nagels en zie dat de zon bijna onder gaat. Het zal ongeveer 6 of 7 uur zijn, denk ik.

Er wordt een dienblad met eten naar binnen geschoven via het luikje en ik kijk op. Ik ruik een heerlijke geur en krijg de neiging om naar het dienblad toe te lopen. Mijn benen willen dat echter niet; ik heb toch geen trek.

Ik ga weer liggen op mijn zij en staar naar het plafond. Het lampje gaat aan en uit. Na een paar uur staar ik nog steeds naar het plafond. De laatste dagen kan ik moeilijk contact maken met mijn wolf Reyes, en ik denk dat het komt doordat ik opgesloten zit tussen zilver. Mijn theorie kan kloppen.

Na ik weet niet hoeveel uur, wanneer het diep in de nacht is, gaat de deur met een zachte klik open. Ik krijg het meteen benauwd en mijn hart gaat sneller kloppen. Wie zal het zijn? En waarom zo laat?

Ik slik en houd mijn ogen stijf dicht. Ik zie door mijn oogleden heen dat de kamer verlicht wordt en hoor hoe iemand de kamer binnen komt. Diegene zak naast het bed neer en schudt me lichtjes aan mijn schouder. Ik reageer eerst niet maar dan fluistert diegene: 'Lily,' Het is Marit. Ik open mijn ogen een klein beetje en kijk haar stiekem aan. 'Ik weet dat je wakker bent.' fluistert ze opdringerig.


Mijn ogen schieten open en ik kijk haar aan. Ze kijkt me glimlachend aan zegt dan terwijl ze naar de deur kijkt: 'Je moet opschieten. We moeten er echt snel vandoor.' zegt ze opdringerig. Ik kijk haar met open mond aan. Bedoelt ze met echt snel vandoor naar Zayden en Uriah toe? Ze knikt en zegt dan, alsof ze mijn gedachtes kan lezen: 'Ja, we gaan naar Zayden toe. Kom snel, anders komt Jack erachter en gaan we er vandaag echt aan.'


~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Herschreven: 24 september '16


Chosen by the demon wolf 1 & 2Wo Geschichten leben. Entdecke jetzt