>> 5 <<

426 25 1
                                    

Point of view July

Rik en Manon komen slenterend de trap afgelopen. 'Alles zit op slot.' Komt er terugstellend uit Manon haar mond. Rik zwijgt en ontwijkt mijn blik.

'Hier ook.' Dat is de stem van Charlie die terug komt vanuit de keuken.

'Er moet toch wel iets open zijn, verdomme!' Daisy begint aan de voordeur te trekken, ik zie hoe ze met al haar kracht de deur open probeert te krijgen. Maar zonder succes. Haar armen verslappen na enkele seconden en ze zakt door haar benen. Daar zit ze dan, huilend van angst tegen de voordeur. Iedereen staart haar sprakeloos aan. Niemand weet iets uit te kramen.

Er valt een stilte van een paar minuten. Honderden vragen dwalen door mijn hoofd. Honderden woorden verdwalen in mijn hoofd, alles door elkaar. En uiteindelijk snap ik er helemaal niets meer van. 

'Daisy, rustig maar. Het komt wel goed. Er is vast wel een uitweg. En binnen zijn we veilig, als wij er niet uit kunnen kan er ook niemand meer in.' Marije gaat meelevend naast Daisy zitten. Ze fluisteren nog wat, maar als snel krijgt Marije Daisy zo ver om op te staan.

Ze veegt haar tranen van haar wangen af alsof er nooit iets gebeurd is.

'Als jullie dit ooit vertellen aan iemand zijn jullie dood. Begrepen?' Ze kijkt ons doordringend aan. Charlie begint te lachen. 'Je bent echt schattig als je boos bent.' Zegt hij.

Schattig? Serieus schattig? Ik zou eerder denken: levensgevaarlijk. Die blik in haar ogen kan zo mensen vermoorden, echt hoor. En dan komt meneertje uitslover haar even vertellen dat ze schattig is als ze boos is. Nou nee, Charlie. Deze keer ben ik het niet met je eens.

'Genoeg geflirt. Ik ben hier wel een beetje klaar mee.' Manon gaat tussen de blikken van Daisy en Charlie in staan. Daisy kijkt haar chagrijnig aan, maar ik kan zien dat het haar niet zoveel boeit.

Ineens klinkt er een oorverdovend hard geluid door het hele huis. Snel doet iedereen de handen op hun oren. Dit geluid is niet normaal hard! Ik zie dat de lippen van Manon iets schreeuwen, maar ik kan niet aflezen wat ze nou zegt.

Manon wenkt ons dat we naar een andere kamer moeten gaan. Samen rennen we als kippen zonder kop naar de kelder. Hopend dat het geluid zachter wordt.

'Jezus, wat heb je een hard inbraak alarm zeg.' Marije haalt haar handen van haar oren af en kijkt me boos aan. Alsof dit alweer mijn schuld is, maar net zoals de vorige keer heb ik hier niets mee te maken.

'Je moet dat rot alarm uit gaan zetten!' Charlie geeft me een duw. 'Aan jou de eer madammetje, het is jouw huis dus zul jij de code wel weten.'

Code? Ik weet helemaal geen code. 'Maar..' kraam ik uit. 'Niets te maren, ga nou gewoon. Of wil je dat we allemaal doof worden?' Charlie begint me de trap naar de begaande grond op te duwen. 'Charlie! Ik weet geen code.' Hij negeert mijn opmerking volkomen en trekt de deur open. Zonder enige gevoelens duwt hij me naar buiten. Mijn handen gaan met volle snelheid terug naar mijn oren.

Charlie sluit de deur. Ik sta op en begin er aan te trekken. 'Charlie! Doe open!' Met al mijn kracht trek ik aan de deur. Als snel geef ik het op door het oorverdovende geluid dat me hoofdpijn bezorgd.

Oké, waar kun je zo iets uit zetten? In de meterkast I guess. In volle snelheid ren ik, met mijn handen op mijn oren, naar de hal waar de meterkast is. Het geluid word steeds maar harder en harder. Het is net alsof iemand het harder zet, dat iemand controle heeft over wat er allemaal gebeurt. En dat gevoel voelt onveilig. Het gevoel dat iemand meekijkt, zonder dat je die persoon daadwerkelijk kan zien.

Het lijkt wel alsof het geluid nog harder wordt. Er ontstaat een irritante hoge piep in mijn oor. Ik duw mijn handen nog harder tegen mijn oren aan, niet dat het helpt, maar op dit moment denk ik aan niets anders.

De piep lijkt ook wel harder te worden. Wat gebeurt er toch allemaal? Uit het niets voel ik ineens een steek in mijn rechterarm. Het lijkt wel alsof er iets ingespoten wordt.

What the heck?

Ik negeer het gevoel en loop, rennen werd me te veel, verder richting de meterkast.

Langzamerhand beginnen mijn benen zwak aan te voelen, te zwak om er op te blijven staan. Ik voel hoe ik door mijn benen zak. Het lijkt wel alsof mijn benen van ongekookte spaghetti naar gekookte spaghetti zijn gegaan.

Het lukt me echt niet meer op overeind te komen. Wat gebeurd er toch allemaal? Ik snap er niets meer van.

Uit het niets verschijnen er grote zwarte bergschoenen. Bergschoenen? Had een van ons serieus bergschoenen aan? Mijn ogen glijden vanaf de bergschoenen naar boven. Lange benen bedekt door een zwarte broek. Breed boven lichaam bedekt door een zwart vest. En een hoofd, bedekt door een bivakmuts.

De paniek schiet door mijn hele lichaam. Sta op July! Sta verdomme op! Ik doe mijn uiterste best om omhoog te komen. Maar niets werkt mee.

'Help!' Probeer ik zo hard mogelijk te schreeuwen, maar ik heb geen kans. Niemand komt boven het harde geluid van het alarm uit.

De bergschoenen doen een zware stap naar voren en staan nu nog dichterbij.

De man, tenminste ik denk dat het een man is, brengt zijn handen naar zijn zakken. Ik kijk weg, bang voor het moordwapen dat hij nu aan het pakken is. Maar wanneer ik in mijn ooghoek hem een wit papiertje uit zijn broekzak zie pakken draai ik me gerust om.

'Wat wil je?' Schreeuw ik nog harder dan net. Hij houdt zijn vinger voor zijn mond, als gebaar dat ik mijn mond dicht moet houden.

Hij doet nog een stapje dichter bij en gaat dan op zijn hurken zitten. Hij buigt voorover en legt het witte papiertje opgevouwen op mijn buik. Hij geeft me een rode marker. Wat moet ik hier mee? Ik kijk hem vragend aan. Hij blijft zwijgen. Maar wanneer hij me duidelijk maakt wat ik moet doen, doe ik het zonder twijfel. Want ik wil niet dood.

Hij staat op en vouwt het papiertje weer opnieuw op.

Ik kijk naar alles wat hij doet, wat hij waarschijnlijk niet erg fijn vindt want een paar seconden erna voel ik een koude hand tegen mijn wang aan.

Dit herhaalt zich nog een paar keer. Hand, wang. Hand, wang. Tot dat hij een spuit tevoorschijn haalt. Voordat ik er iets tegen kan doen plant hij de spuit in mijn arm.

Tegenstribbelen heeft geen zin, want hij zit er nu toch al in.

Mijn oogleden beginnen steeds zwaarder te worden. Ik probeer ze nog zo lang mogelijk open te houden. Ik doe er alles voor om niet in slaap te vallen. Want wie weet wat deze persoon wel niet allemaal doet.

Ik geef het op. Mijn oogleden sluiten zich. En ik verdrink in een lege zwarte ruimte.

Slaap.

©valorse

MoordspelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu