✨Hoofdstuk 5 - Onweer✨

72 10 14
                                    

Het onweer zorgt ervoor dat ik even later wakker geschud word uit mijn diepe slaap. Een seconde nadat ik de bliksem buiten gehoord heb zit ik al rechtop in mijn bed, mijn hoofd een zweverige bende van mijn moeheid.

Ik wrijf met mijn handen de slaap uit mijn ogen en zucht. Als ik mijn telefoon van mijn nachtkastje afhaal en het scherm aanklik merk ik dat het pas tien over drie 's nachts is. Ik ben van plan mijn telefoon weer weg te leggen en mijn bed in te duiken zodat ik verder kan slapen, maar mijn ooghoek vangt een glimp op van het lege bed tegenover mij.

Ik knipper een paar keer heftig op en neer met mijn oogleden, maar het beeld veranderd niet. Timor's bed is leeg, zijn dekbed een warrige prop aan zijn voeteneind. Waar kan hij zijn?

Aangezien ik weet dat ik toch niet kan slapen zonder dat ik weet waar hij uithangt stap ik zelf ook maar mijn bed uit. De koele lucht in de kamer bezorgt me gelijk kippenvel, waardoor ik besluit eerst een joggingsbroek uit mijn kast te halen en deze aan te trekken voordat ik op onderzoek uitga.

Wanneer ik mijn voeten weer in mijn slippers geschoven heb ben ik al op pad. Het studentenhuis is vrij klein, dus het zou geen probleem moeten worden om hem te vinden. Ik weet zeker dat hij niet bij iemand anders op de kamer is gaan liggen, dus blijven er maar een paar plekken over waar hij kan zijn: de keuken, de woonkamer, het washok en de douchruimtes.

Ik besluit te beginnen met de makkelijkste keuzes, namelijk de woonkamer en de keuken. Misschien wilde hij gewoon even wat drinken. Dat kan, zo in de avond. Wie weet wat hij normaal doet als het buiten onweert en hij niet kan slapen.

Mijn voeten rennen vluchtig de traptreden af naar beneden, waarna ik gelijk rechtsaf ga en in de woonkamer eindig. De tv staat uit, de banken zijn leeg en op de stoelen aan de tafels in de hoek zit ook niemand.

''Timor?'' vraag ik nog zachtjes, maar ik krijg geen antwoord. Geen Timor.

Als mijn ogen de gehele ruimte afgezocht hebben loop ik door naar de keuken, welke wat kleiner is dan de woonkamer. Op wat vuile afwas en een paar etensresten na lijkt hij zich hier ook niet verstopt te hebben. Wat vreemd. Ik werk zelfs even een blik onder de keukentafel, om te kijken of hij daar op de grond zit, maar ik kan hem er niet vinden.

Het washok is de derde gok die ik waag, al denk ik niet dat ik hem daar zal vinden. Het hok is zo klein dat je je kont er amper in kan keren en dat weet ik uit ervaring. Het is niet slim als je jezelf opsluit in een hok van twee bij twee meter met een stapel was in je armen. Sinds die dag is het slot van het hok volledig van de deur verwijderd.

Wanneer ik de deur open en naar binnen gluur om een glimp op te kunnen vangen van Timor's witte krulletjes zie ik niets anders dan zwart. Het hok is zo donker dat ik de wasmachines niet eens kan zien staan. De geur van het citroenwasmiddel wekt veel herinneringen op van de twee uur die ik hier vastgezeten had, mijn eerste leerjaar.

''Timor?'' fluister ik nog een keer, maar ik krijg geen antwoord.

Waarom fluister ik zijn naam eigenlijk als ik weet dat hij me geen antwoord zal geven? Dit is de grootste onzin waar ik mezelf ooit in gepraat heb. Waarom voel ik me zo verantwoordelijk om hem te vinden, zo midden in de nacht als ik eigenlijk moet slapen? Omdat het het neefje van van Cas is en ze je gevraagd heeft op hem te letten.

''Shitzooi,'' scheld ik, nu al klaar met mijn zoektocht. Alleen de douchruimtes nog, herinner ik mezelf. Als hij daar niet is ga je gewoon weer naar bed.

Mijn benen brengen me al snel naar de douchruimtes, waar ik rustig naar binnen loop, bang dat Timor zich misschien aan het omkleden is na een hete avonddouche.

''Timor? Ben je hier?'' vraag ik twijfelend.

Ik voel me echt een malloot. Wat nou als hij hier niet is? Dan sta ik gewoon in een lege ruimte zijn naam uit te kramen. Ik lijk wel gestoord.

Een Ballade Vol Liefde (On Hold)Where stories live. Discover now