Hoofdstuk 6

796 40 0
                                    

De twee maanden daarna verliepen rustig. Al bleven er nog steeds wel rare dingen gebeuren. Zo kwam ik erachter dat de graaf 's nachts nogal vaak uit jagen ging, maar hij kwam nooit met een hert of zwijn thuis. Ook begon het me op te vallen dat ik de enige was uit het kasteel die overdag buitenkwam. De graaf noch het personeel ging overdag naar buiten. Ook konden ze me soms zo vreemd aanstaren.

Wat ik nog het vreemdste vond was dat de graaf steeds vaker bezoek kreeg. Maar het bezoek kwam altijd 's nachts, nooit overdag. Getruda had mij opgedragen om 's nachts altijd in de toren te blijven, helemaal als de graaf bezoek had.

Ik hield me steeds aan de regels, maar ik begon me wel aan deze dingen te ergeren. Als ik ernaar vroeg, kreeg ik altijd hetzelfde antwoord: 'Geen vragen stellen, Lizzy.' Ik werd er spuugzat van.

Op een dag vroeg Getruda aan mij en Sarah of we een kamer aan de achterkant van het kasteel wilden schoonmaken. Dit vond ik ook zo vreemd aan het werk hier. Ik maakt allerlei kamers schoon, maar in de meeste ruimtes kwam nooit iemand.

We liepen er al kletsend met z'n tweeën naar toen, bewapend met bezems en spinnenraggen. De kamer die we schoon moesten maken was klein en aan een kant zat een enorm raam die bijna even groot was alles de hele wand, maar afgeschermd werd door zware gordijnen.

We gingen druk aan het werk. Er stonden niet zo heel veel meubels dus veel werk was het niet. Sarah begon aan de ene kant en ik aan de andere. Ik stofte een heel oud kastje af.

'Volgens mij is deze kamer in geen jaren schoon gemaakt. Ongelofelijk, wat een stof.' lachte Sarah, terwijl ze een enorme stofwolk creëerde. Ze had gelijk. De kamer was vreselijk stoffig. Ik hoestte door al het opwaaiende stof.

'Is het de bedoeling dat ik de binnenkant van het kastje ook schoonmaak?' vroeg ik aan Sarah. 'Hmm?... ja, doe maar.' antwoordde ze, maar ik had niet het idee dat ze gehoord had wat ik haar had gevraagd.

Maakte ook niet uit, ik zou het kastje ook wel van binnen doen. Ik trok het eerste laatje open en maakte hem schoon. Zo ook de tweede en de derde. Toen trok ik de vierde open. Mij mond viel open en ik keek verbaasd naar de inhoud van het kastje. Er lag een vreemd wapen in. Ik dacht dat het een soort van kruisboog was, maar ik wist het niet zeker. Er zat een houten doosje bij.

Net toen ik het doosje open wilde maken om te kijken wat er in zat, kwam Sarah naast me staan. 'Wat ben je aan het doen?'

Ik had geen tijd om antwoord te geven, want ze keek verschrikt in het laatje en toen naar het doosje dat ik vasthad. 'Je hoeft het kastje niet vanbinnen schoon te maken.' zei ze kattig en ze griste het doosje uit mijn handen. Snel deed ze het doosje terug in de la en daarna duwde ze met haar heup de la dicht.

'Doe niet zo raar.' zei ik tegen haar. 'Ik mag toch wel kijken wat er in het laatje zit?'

'Nee, dat mag je niet.' zei ze bits. Zo kende ik Sarah helemaal niet. Ze deed nooit chagrijnig of boos. 'Ik denk dat we wel klaar zijn met deze kamer.' liet ze er op volgen.

Ik keek haar fronsend aan. 'Kom op zeg, dat slaat nergens op. We zijn net begonnen.' Maar ze draaide zich al om om haar poetsspullen te pakken. 'Kom, Lizzy.' zei ze toen ik stil bleef staan. Even aarzelde ik, maar uiteindelijk pakte ik ook mijn spullen en stampte ik achter haar aan.

Getruda zei er niks van dat we zo snel terug waren. Ze gaf ons nieuwe klusjes en nam me later op de dag apart met de boodschap dat ik moest vergeten wat ik in het kastje gezien had.

Ik vond dat ze niet zo overdreven moesten doen over een gewoon wapen. Ik had wel vaker een kruisboog gezien, dus zo bijzonder wad dat niet. Waarschijnlijk ging al dit rare gedoe om de inhoud van het kleine doosje dat ook in het kastje naast de kruisboog lag.

Doordat ze allemaal zo geheimzinnig erover deden was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Ik wilde weten wat voor bijzonders er in dat doosje zat. Ik zat er de hele tijd over in en kon de rest van de dag aan niks anders meer denken. Ik moest en zou de inhoud weten.

'S nachts in bed lag ik er nog steeds over te piekeren. Toen nam ik een besluit. Ik zou gaan kijken. Misschien zou ik er door de inhoud van het doosje achter komen, waarom iedereen in het kasteel zo vreemd deed. Even dacht ik aan het verbod om 's nachts in het kasteel te komen, maar die gedachte zette ik al gauw van me af. Er wad zover ik wist geen bezoek vannacht, dus er zou echt niks gebeuren. Ik moest allen geen geluid maken en zorgen dat ik niet betrapt werd.

Dat moest wel lukken, want als ik het goed had gezien was de graaf op jacht en de rest van het personeel sliep in een andere toren aan de voorkant van het kasteel.

Ik sloop op mijn blote voeten en in allen mijn dunne nachtjes naar beneden en door de deur over het bruggetje naar het kasteel. Het regende keihard en de wind loeide om mijn oren. Ik rende bijna het bruggetje over. Ik zag nergens licht in het kasteel, dus iedereen lag vaste slapen. De deur aan het eind van het bruggetje zat niet op slot, dus ik glipte naar binnen. In het kasteel was het aardedonker.

Ik sloop zo geruisloos mogelijk door de lange gangen. Ik hoefde niet zo heel ver. De kamer waar ik moest zijn was op de eerste verdieping tegenover de trap. Ik liep trap af naar de eerste verdieping en kromp ineen toen de derde traptrede luid kraakte. Stom, stom, stom. Hoe kon ik die trede nou vergeten. Ik eist dat die zo kraakte. Ik liep er elke dag meerdere keren overheen en Getruda zeurde altijd zo dat er iets aan die trede gedaan moest worden,omdat ze er helemaal gek van werd.

Ik bleef stil staan luisteren of ik iets hoorde, maar er gebeurde gelukkig helemaal niks. Ze konden me vast niet horen door de wind die om het kasteel heen loeide. Nog voorzichtiger dan tevoren sloop ik verder. Op de eerste verdieping stak ik de gang over en zocht op de tast naar de deur. Die had ik al gauw gevonden en ik zuchtte van opluchting toen ik merkte dat hij niet op slot zat.

Ik glipte naar binnen en deed de deur meteen weer achter mijn rug dicht.
Het was in de kamer zo mogelijk nog donkerder dan op de gang en ik liep dus gauw naar het raam, waar ik de enorme gordijnen opzij schoof. Het was meteen een stuk lichter in de kamer. Ondanks het slechte weer, was er voldoende maanlicht om de meubels te kunnen onderscheiden.

Ik liep naar de hoek waar het kastje stond en trok de vierde la open. Het duurde even voor mijn ogen genoeg gewend waren aan het weinige licht om te kunnen zien wat er in het laatje lag. Ik pakte het doosje uit de la en zette het op het kastje.

Ik kreeg het doosje maar moeilijk open. Ik was aan het prutsen met het slotje toen ik opeens een luide bonk hoorde buiten. Ik keek even om, maar bedacht toen dat het vast van de harde wind buiten kwam.

Ik concentreerde me weer op het doosje en opeens sprong het slotje open. Ik opende het doosje en bekeek de vreemde inhoud. Eerste dacht in dat het kogels waren, maar toen ik er eentje uit het doosje haalde, zag ik dat het een soort zilveren pinnen waren. Ze waren lang en heel scherp en hadden een beetje een vreemde vorm. Ik zag dat ze precies op de kruisboog pasten. Waarschijnlijk waren het dus toch een soort kogels.

Ik snapte alleen niet wat er nou zo bijzonder aan was. Ik vond het niet logisch dat Getruda en Sarah zo raar deden om een paar kogels, dus er was vast meer mee aan de hand dan je op het eerste gezicht zou denken.

Ik deed de pinnen weer terug en wilde net het doosje terugleggen, town ik een enorm gekraak achter me hoorde. Ik draaide me verschrikt om en zag hoe het grote raam in duizend stukjes uiteen spatte. Ik gaf een gil en keek met grote ogen naar degenen die de ravage veroorzaakt hadden.

Voor mij stonden twee grote gestaltes in het licht van de maan. De mannen waren heel breed en gespierd en zagen er oersterk uit. Ze waren gekleed in halflange zwarte jassen, die hun schouders nog breder lieten lijken.

Naar toen keek ik naar hun gezichten en ik voelde hoe het bloed uit mijn eigen gezicht wegtrok en hoe ik lijkbleek werd.

De ogen van de mannen waren zo rood als bloed en keken mij met een vreemde blik aan. De linker man trok zijn mond in een grijns en er verschenen twee lange scherpe hoektanden. 'Kijk eens wat we hier hebben. Dat is nog eens een welkome verassing.'

Nu grijnsde ook de andere man, ook bij hem verschenen twee vlijmscherpe tanden. 'Komt dat even goed uit.' gromde hij, 'Ik had net zin in een tussendoortje.'

Vladimir (Voltooid)Where stories live. Discover now