Hoofdstuk 2

35 4 2
                                    

Het begon allemaal met mijn vader. Hij was mijn held. Mijn vader was ziek. Hij had longkanker. Vroeger rookte hij veel. Toen ik klein was, was hij gestopt en heeft geen sigaret meer aangeraakt. Helaas heeft dat zijn lot niet bespaard. Toen we te horen kregen dat hij ziek was en niet lang meer te leven had, hebben we samen nog leuke dingen gedaan voor zolang dat kan. We hadden het beste van de tijd gemaakt die we samen nog hadden. Hij heeft me vaak gezegd hoe veel hij van me hield. Elke keer gleden er weer tranen over mijn wangen. Ik zei het dan terug. Het heeft me laten inzien dat ik doctor wilde worden. Om mensen zoals mijn vader beter te maken. Om er voor te zorgen dat ze niet dood gaan aan deze vreselijke ziekte. Zijn laatste paar dagen had hij alleen nog maar in bed gelegen. Elke dag zorgde ik voor hem. Voordat ik naar school ging en als ik weer thuis kwam. Op de dag dat hij overleed ging mijn wekker. Ik stond op, zoals ik normaal ook deed. Ik kleden mij aan en pakte op de badkamer zijn pillen en wat water. Daarna ging ik terug naar zijn slaapkamer waar hij roerloos onder de dekens lag. Ik legde de pillen op zijn nachtkastje en opende de gordijnen. Toen hij niet bewoog ben ik op zijn bed gaan liggen en ik voelde zijn koude lichaam. Tranen rolde over mijn wangen. Ik schudde hem door elkaar. Hij mocht niet dood zijn. Ik wilde het niet geloven. Ik heb bijna een uur naast hem gelegen met mijn armen om hem heen. Een week daarna was de uitvaart. Het was mooi. Ik had er drie zakdoeken doorheen gesnotterd. Mijn moeder was er ook en dat had ik niet verwacht. Ze heeft nauwelijks contact met ons nadat ze, toen ik 4 was, was gescheiden van mijn vader. Ze hadden altijd ruzie over verschillende dingen, dat was wat mijn vader zei. Ik dacht zelf dat ze ruziede om mij. Alleen was ik toen zo klein dat ik het me niet meer kon herinneren. Nadat ze gescheiden waren ben ik een paar keer bij mijn moeder geweest maar ze was niet echt een goede moeder. Ze vergat me vaak van school te halen en gaf me niet of half verbrand eten. Ik moest altijd alleen spelen. Ik wilde een keer muffins bakken, maar omdat ik het zelf moest doen ging het mis. Ik wilde ze in de oven zetten en branden toen mijn handen aan de oven. Mijn moeder heeft daar weinig tegen gedaan en ik ben toen naar mijn vaders huis gelopen. Vanaf dat moment ben ik niet meer naar mijn moeder gegaan. Voor mijn gevoel leek ze het ook niet erg te vinden. Ik heb haar daarna ook niet vaak meer gezien. Op verjaardagen wilde ze wel eens komen, maar ook dat werd minder. In het begin vond ik het erg, maar ik had er snel mee leren leven. Mijn moeder kwam naast me staan toen mijn vader het graf in werd gezakt. Ik was net begonnen aan mijn derde zakdoek. Bij haar heb ik nog geen traan over haar wang zien rollen. 'Je komt nu bij mij wonen.' Ze zegt het met afschuw in haar stem, alsof ze het niet wil. Er is een kleine kamer op de zolder met een bed. De badkamer moeten we delen, dus houd het netjes. En je zult wat klusjes moeten doen om me terug te betalen voor je onderkomen', zei ze. Ik veegde mijn tranen weg en negeerde haar. Hoe kan mijn vader ooit met haar getrouwd zijn geweest. Ze is een monster. Net de stiefmoeder van assepoester, alleen is zij mijn echte moeder. Ze zuchtte diep en en liep het kerkhof af. De rest van de gasten waren ook al weg. Alleen ik bleef achter. Ik keek naar het graf dat dicht gemaakt was. Bovenop lagen verschillende bloemen van ooms en tantes en eentje van mij. De Gerbera's, die kocht hij altijd voor mijn verjaardag omdat hij die bloemen net zo mooi vond als mij. Ik heb ze nu aan hem gegeven. Ik verplaats mijn blik naar het kruisje voor zijn graf. Naud Smits, rust in vrede. Met mijn hand gaf ik een handkusje naar hem en liep toen ook weg. Nu was het echt en de tranen wilde niet meer stoppen. Toen ik bij het huis van mijn vader was en naar de spullen keek, moest ik weer huilen. Niemand moet dit doormaken en toch gebeurt het. Ik begon meteen mijn spullen bij elkaar te pakken. Dan was ik tenminste bezig. Vannacht zou ik nog in het huis slapen maar de volgende dag moest ik naar mijn moeder. Dan zou het huis leeggehaald worden waarna het verkocht zou worden. Gelukkig kon ik zelf eest nog wat persoonlijke spullen halen voordat de meubels weg zouden gaan. Vreemde mensen zouden dan lopen waar ik met mijn vader liep, eten waar ik met mijn vader at en wonen waar ik met mijn vader woonde. Het was niet te beseffen. Ik zou dat huis, waar ik was opgegroeid, waar ik mijn eerste stapjes zetten en waar ik mijn eerste herinneringen maakte, nooit meer terug zien. Toen maakte ik een afspraak met mezelf. Ik zou het huis terug kopen als ik doctor was en goed geld verdiende. Maar dat kan ik wel vergeten. Ik heb het geld er niet voor om doctor te worden. En mijn moeder zou me dat nooit geven. Daarnaast moet ik dan super veel leren en kennen. Dat is veel te hoog gegrepen voor mij. Ik ben beter als kassa medewerker of secretaressen. Iets wat makkelijk is en geen opleiding nodig heeft. Iets wat iemand als ik niet kan verprutsen.'Waarom?' zegt Hugo. 'Je weet niet wat de toekomst brengt. Misschien heeft de toekomst wel iets moois voor jou in petto, dat weet je niet.' Ik kijk Hugo aan. Ik geloof hem niet. Hoe kan hij nou weten wat de toekomst me brengt, hij kent me niet eens. Ik ga hem toch ook niet advies geven. Ik snap niet waarom ik nog door ga met mijn verhaal, het heeft toch geen zin. Maar eigenlijk wil ik niet stoppen. Het moet er nu allemaal uit.'Maar je moet het in ieder geval nog niet op geven', zegt Hugo. Ik glimlach. 'Oké, maar mijn verhaal was nog niet af.'

Op de brug *voltooid*Where stories live. Discover now