Hoofdstuk 13

20 4 0
                                    

Mijn verhaal begint met mijn moeder die ontslagen werd. Dat was voor ons allemaal een schok. Ze had een goede baan en had het leuk daar. Haar baas was af en toe een brompot maar haar werk deed ze altijd goed. Tot ze op een dag ontslagen werd. Mijn moeder was helemaal van slag. Ze begreep niet wat ze fout gedaan had en kon zich niet meer focussen. Mijn broertje, mijn vader en ik steunde haar. We hielpen haar met zoeken naar een nieuwe baan, maar ze wees alles af. Ze zei dan dat ze niet goed genoeg was of dat het niet bij haar paste. Het was een zware tijd. Mijn school ging achteruit net als die van mijn broertje omdat we zo bezig waren met onze moeder. Na een paar weken was mijn moeder ook niet meer actief. Ze ging bijna niet meer uit huis. De boodschappen moest met vader doen, net als koken. En ook mijn broertje en ik moesten helpen. In het begin waren we een beetje geïrriteerd maar daarna ging het vanzelf. Mijn moeder was ook steeds minder vrolijk. Normaal vroeg ze na school altijd naar onze dag en dronken we wat met een koekje erbij. Dat werd ook steeds minder. Tot ze op het laatst zelfs de hele dag in bed zat en alleen eruit kwam om te eten. Het was frustrerend en ik zag mijn vader eronder leiden. Hij hield zo veel van haar en had zo veel dingen geprobeerd om haar te helpen. Hij had grote wallen onder zijn ogen. Op een dag was ik op school. Het was een van de laatste weken voor de vakantie. Dan zouden we allemaal thuis zijn en voor de zoveelste keer proberen mijn moeder te helpen. We hadden net pauze toen de directeur binnen kwam en mij mee vroeg. Ik was eerst boos, al mijn vriendjes mochten lekker buiten spelen en ik moest weer iets anders doen. Toen ik bij hem op kantoor kwam zag ik mijn broertje al zitten. Hij keek me angstig aan. Ik ging naast hem zitten en keek hem bemoedigend aan.

'Wat is er aan de hand', vroeg ik. 'Jullie vader komt jullie zo halen, jullie gaan naar huis', is het enige wat hij zei. We hebben daar tien minuten moeten wachten tot onze vader binnen kwam lopen. Hij zag bleek. Ik had toen nog geen idee van wat er gebeurt was. In de auto naar huis was het stil. Mijn broertje en ik zaten geruisloos op de achterbank terwijl onze vader reed. 'Ik breng jullie naar je tante', zei hij en daarna was het weer stil. Ik was verbaast. De directeur zei dat we naar huis gingen. Toen we bij onze tante waren belde we aan. Mijn tante deed met een betraand gezicht de deur open. Ik schrok ervan. 'Wat is er aan de hand?' vroeg ik. We gingen naar binnen en zaten aan tafel. Van onze tante kregen we een koekje en wat drinken. En toen vertelde mijn vader dat onze moeder overleden was. Ik kon het eerst niet geloven. Hoe? Wat? Waarom? Mijn vader vertelde ons dat ze zichzelf in de badkuip had verdronken. Dat ze depressief was en niet meer wilde leven. Ze had zelfmoord gepleegd. Voor mijn broertje en mij was het een schok. Ik was tien en mijn broertje zeven, op die leeftijd weet je niet beter dan dat je een moeder en een vader hebt. En nu was ze weg.Hugo stopt even met praten en ik voel een brok in mijn keel. Ik kan niet geloven wat hij vertelt. Ik weet ook niet wat ik moet zeggen. Om dat op zo'n jonge leeftijd mee te moeten maken is echt geen pretje. Op geen enkele leeftijd is het makkelijk.'Doordat dit gebeurt was ben ik heel bewust van alles geworden. Ik heb mijn vader het haar van zijn hoofd gevraagd. Het was voor ons allemaal een verlies. Ik ben de laatste jaren ook meer onderzoek gaan doen naar het onderwerp en ben er een paar jaar geleden achter gekomen dat ik psycholoog wil worden. Om deze mensen te helpen door met ze te praten.' Mijn ogen worden groot als ik besef wat hij zojuist gedaan heeft. 'Weet je wat ik dacht toen ik jou voor het eerst zag', zegt Hugo en hij kijkt me aan. Ik schud langzaam mijn hoofd. 'Dat je een mooie meid bent. Dat je ogen stralen en dat je de hele wereld aan kan.' Ik glimlach en weet niet wat ik met deze complimenten aan moet. 'Ik denk dat dat was voordat je vader overleed, want daarna zag ik dat niet meer. En dat is waarom ik je beter wilde leren kennen. Toen ik je hier zag staan, op de brug. Wist ik dat ik je moest weerhouden van een grote fout.' 'Welke fout, mijn leven is niks waard dus om dood te gaan zou niet zo erg zijn.' Hugo grinnikt. 'Daar heb je het mis. En daarom ben ik hier. Je moet niet een eind maken aan je leven. Je leven heeft wat ups en downs. Voor nu misschien meer downs dan ups, maar dat wil niet zeggen dat dat altijd zo zal blijven. Zoals ik al zei, je weet nooit wat de toekomst je brengt. Iets wat nu slecht lijkt kan over een paar maanden, of jaren weer helemaal anders zijn. Je moet het niet zomaar weg gooien.' Ik kijk hem met grote ogen aan. Er zit een punt in wat hij zegt. De toekomst hoeft niet te zijn wat er nu is. Ik kan zelf bepalen wat er in mijn toekomst gaat gebeuren. 'Je dacht dat je niemand meer had die om je gaf, maar kijk eens naar mij. En zo zijn er vast nog meer mensen die stiekem veel om je geven zonder dat je het door hebt. Mensen die je pijn doet als je zelfmoord pleegt. Zoals mijn moeder. Die dacht dat haar leven kloten was en er vandoor ging. Ze heeft niet goed gekeken naar wat ze om haar heen had wat haar gelukkig maakte. Jij hebt de studie om doctor te worden. Zodat je mensen beter kunt maken. Dat is jou doel. Daar word jij gelukkig van, toch? En je hebt nu mij, als je dat leuk vind wil ik graag vrienden zijn. Samen kunnen we onze droom waar maken. Ik zal je steunen als jij mij ook steunt. We kunnen elkaar helpen.' Hij glimlacht lief naar me. Ik krijg ongemerkt ook een glimlach op mijn gezicht. Het is niet te geloven wat hij zegt. Een stemmetje, ergens in mijn hoofd vertelt me dat ik dit niet waard ben. Dat hij liegt. Maar mijn hart zegt dat ik hem moet vertrouwen. Hij heeft naar mijn hele verhaal geluisterd en me daarna alleen maar helpen realiseren dat ik er mag zijn. Dat ik niet alleen ben. 'Ik denk echt dat je psycholoog moet worden.' Zijn glimlach wordt breder. 'Bedankt, betekend dat dat we vrienden zijn.' Ik knik. 'Dat is goed.' 'Laten we dan hier weg gaan. Ik begin het koud te krijgen', zegt hij. Ik zie kippenvel bij hem op de armen staan. 'Ja, is goed.' We lopen de brug af. Niet te geloven dat ik nu een vriend heb, met wie ik alles kan delen. Op wie ik kan vertrouwen. Wie mijn verhaal kent en mij snapt. Hugo stopt met lopen en kijkt me aan. 'Nou weet ik nog steeds je naam niet', zegt hij. Ik voel mijn hard kloppen en ik glimlach. Het is fijn om dat iemand te horen vragen. 'Mijn naam is Maya.' 'Een mooie naam voor een nog mooiere dame, dat kan niet anders.' Hij grijnst en samen lopen we van de brug weg.

Op de brug *voltooid*Where stories live. Discover now