Hoofdstuk 4

30 4 0
                                    

De bel ging en het was pauze. Ik liep als laatste de klas uit. De gang was helemaal vol gestroomd met leerlingen die honger hadden. Ze duwde elkaar de trap af naar de kantine. Ik wachtte rustig tot de meeste drukte voorbij was. Daarna ging ik ook de trap af. In de kantine was het druk. Een lawaai van schuivende stoelen en tafels. Geschreeuw van de ene naar de andere kant en vooral veel gepraat. Ik liep naar een hoekje en ging op de grond zitten. Ik zat dicht bij de deur en keek door het raam naar buiten. Het weer was slecht. En dat was nog zacht uitgedrukt. Het waaide en regen viel met bakken uit de hemel. De donkere wolken maakte het donker in de kantine. De lampen gaven weinig licht maar net genoeg om mijn boterhammen in mijn tas te kunnen vinden. Ik deed het zakje met de twee miezerige boterhammen open en haalde er eentje uit. Ik nam een hap en keek weer naar buiten. De regen kwam tegen de grote ramen aan en gleden langzaam tegen het glas omlaag. Alsof de wereld met me mee huilde. Om mijn vader, om mij en om mijn leven. Het is niet meer zo mooi als het een paar jaar terug was. Dat ik met mijn vader op vakantie ging naar Griekeland en we uren in het zwembad zaten. Het was de enige vakantie die ik ooit had gehad. Maar meteen ook de mooiste. Mijn vader had er zo lang voor gespaard en zo hard voor gewerkt. We hadden de tijd van ons leven. Toen we terug kwamen hadden we een fotoboek gemaakt om onze herinneringen nog eens terug te kijken. Toen werd mijn vader ziek en was alle vreugde in een klap weg. Ik schrok op uit mijn gedachten toen mijn tas naast me weg werd getrokken. Ik keek voor me en zag Valerie met mijn tas zwaaien. Ik stond op en stak mijn hand uit. 'Geef terug', zei ik zo zelfverzekerd mogelijk. Natuurlijk kwam dat niet zo over. Ze lachte me uit en opende mijn tas. Ze haalde er een paar spullen uit die ze vervolgens op de grond gooide. Ik wilde ze oprapen maar ze zetter haar voet ervoor. Bijna op mijn handen. Snel ging ik terug recht staan en keek hoe ze nog meer uit mijn tas haalde. Verschillende schriften, een rekenmachine, een zak potloden en mijn etui. Alles belande op de grond. Uiteraard deed ze het zakje potloden en de etui eerst open zodat de inhoud zich over de vloer kon verspreide. Ik keek op en zocht de kantine rond naar een docent die mij misschien te hulp zou kunnen schieten. Alle ogen in de kantine waren op mij gericht en iedereen keek me even geamuseerd aan. In de verte stond een docent, maar deze deed onbeschaamd mee met de rest van de kantine. Ze deed haar hand voor haar mond om niet te laten merken dat ze het eigenlijk heel leuk vond, dat Valerie mijn spullen op de grond gooide. Ik keek weer terug naar Valerie, die nu mijn tas bij de rest van mijn spullen had gegooid. Ze grijnsde naar me en wees naar haar vriendinnen. Ze liepen dreigend naar me toe en bij elke stap die zij vooruit zetten, zetten ik er een paar terug. Valerie deed achter me hoorde ik de regen tegen de ramen kletteren. Het geluid werd steeds harder. Een koude wind waaide in mijn nek en ik draaide me verbaast om. Valerie had de deur open gedaan en haar vriendinnen droven me als vee naar buiten. Net voor de drempel stopte ik met lopen. Helaas deden Valerie's vrienden dat niet. Ze kwamen steeds dichterbij. Stapje voor stapje. Ik keek naar de grond toen ik een duwtje voelde. Ik viel over de drempel en belande in een plas water. Ik stond snel weer op maar ze hadden de deur al dicht gedaan. Ik zat gevangen. De nooduitgang waardoor ik was buitengesloten, kreeg ik van deze kant niet open. Aan de andere kant van het glas keek iedereen me lachend aan. Ik draaide me om, zodat ik hun gezichten niet meer zag. Gelukkig kletterde de regen zo hard op de grond dat ik ook het geluid niet kon horen. Ik keek naar de plas waar ik in viel en zag mijn boterhammen liggen. Die had ik de hele tijd krampachtig vast gehouden tot ik naar buiten viel. Ze waren helemaal doorweekt. De kaas die eerst nog op mijn boterham zat dreef in het plasje water en de boterham met pasta lag op zijn kop op de grond. Mijn buik rammelde en de eerste natte sprieten haar belande in mijn gezicht. Wild wreef ik ze weg. Dit moest mij weer overkomen. Terwijl de regen op mijn hoofd viel bedacht ik een manier om hier weg te komen. Om terug naar binnen te kunnen waar het warm en droog was. Ik liep naar het hek maar ik kreeg het niet open. Aan de andere kant zat een groot hangslot wat ik nooit open zou krijgen. Nadat ik geprobeerd had eroverheen te klimmen, ben ik maar onder het kleine randje van het dak gaan staan. Het was de meeste bescherming die ik kon krijgen tegen de regen. De bel ging en ik keek naar binnen. Iedereen verliet de kantine en ging naar zijn volgende les. Ik kon niet geloven dat er nog niemand aan had gedacht mij binnen te laten. Zelfs de docenten die langs liepen, en overduidelijk naar mij keken, maakte geen aanstalte om de deur voor me open te maken. Toen de kantine leeg was kwam de conciërge om alles te poetsen. Gelukkig zag hij mij wel zitten. Hij liep naar de deur en maakte deze open. Ik haalde opgelucht adem toen ik binnen kwam. De conciërge gaf me een kleine, nog droge poetsdoek waarmee ik mijn gezicht een beetje kon afdoen. 'Bedankt', zei ik terwijl ik mezelf droog depte. 'Waarom was je buiten?' vraagt hij. Met een zucht legde ik hem uit wat er gebeurd was. Hij keek met open mond aan en kon niet geloven dat er geen docent was geweest die geholpen had. 'Ik zal het doorgeven aan de directeur. Zulke dingen moeten niet gebeuren in een school. School moet een veilige omgeving zijn.' Daar ben ik het mee eens maar sommige mensen denken daar duidelijk anders over.

Op de brug *voltooid*Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu