Hoofdstuk 8

21 3 0
                                    

De volgende ochtend werd ik wakker. Ik draaide me om en keek op mijn telefoon. Ik zag dat het al 9 uur was. Meteen sprong ik uit bed. Nadat ik me in hoog tempo had klaargemaakt kwam ik in een rommelige keuken. Alles lag nog overal, maar mijn moeder was nergens te bekennen. Gefrustreerd maakte ik de keuken schoon en smeerde ik mijn brood. Daarna liep ik in snel tempo naar school. Ik wist dat ik de eerste twee lessen al zou missen, maar ik hoopte voor de derde les op tijd aanwezig te zijn. Toen ik nog twee straten door moest lopen begon ik langzaam te rennen. Dat werd steeds sneller en al snel kwam de school in zicht. Ik rende het terrein op en zag mijn fiets nog staan. Net zoals ik hem de dag ervoor had achtergelaten. De band was nog steeds plat. Ik rende naar de ingang. Ik liep naar binnen en ging meteen door naar de receptie. Er stonden een paar mensen in de rij en de bel kon elk moment gaan. Dan zou ik ook te laat zijn voor het derde lesuur. Ik zuchtte en ging met grote stappen de trap op. Twee treden tegelijk tot ik bij de goede verdieping was. Snel ging ik naar het lokaal en nam plaats. Veel leerlingen zaten al op hun plek en keken me verafschuwt aan.

'Waar was je de eerste twee uur? Had je fiets een slappe band en moest je lopen.' Ik zag haar wijzen naar mijn armen. Onder mijn oksels zaten zweetvlekken die iedereen kon zien. Ik probeerde het te verbergen en duwde mijn armen strak tegen mijn lichaam. Ik zag een paar leerlingen geamuseerd kijken terwijl de rest me hardop uitlachten. De docent was gelukkig klaar om te beginnen dus ging de aandacht naar hem en niet meer naar mijn zweterige oksels. Opgelucht haalde ik adem, sloeg mijn boek open en luisterde aandachtig. Meneer Verlaat was druk op het bord aan het schrijven. Hij draaide zich om en liet de som zien. Het was een ingewikkelde en ik keek naar mijn boek. Op mijn rekenmachine tikte ik het in en er kwam een getal uit. Ik stak mijn vinger op met nog een paar andere leerlingen. Meneer Verlaat keek rond. 'Ja, Pleun zeg het maar.' Iedereen keek om zich heen en uiteindelijk waren alle ogen op mij gericht. Ik was ook aan het rondkijken want ik had geen idee wie meneer Verlaat bedoelde. Toen ik eindelijk door had dat hij mij bedoelde keek ik hem verbaast aan. 'Eh, mijn naam is niet Pleun', zei ik. Hij fronste zijn wenkbrauwen.'Niet te bijdehand Pleun, wat is het antwoord.' Frustratie nam de overhand en ik zei nog een keer. 'Pleun is niet mijn naam.' 'Oké, dat word strafwerk schrijven. Je moet weten wanneer je moet gehoorzamen. Schrijf heel hoofdstuk 2 over' Mijn ogen werden groot. Strafwerk schrijven, omdat hij mijn naam niet goed had. Dit is niet eerlijk. Ik besloot er niet tegenin te gaan, want dan zou het strafwerk alleen maar meer worden. Meneer Verlaat liep weer naar het bord en ging verder met zijn les. Verslagen bleef ik zitten en luisterde verder naar de les. Veel van wat hij vertelde bleef niet hangen. Ik was meer aan het piekeren. Hij weet mijn naam niet. Hij is de docent en weet de naam van zijn leerling niet. De les was voorbij en meneer Verlaat wenkte dat ik bij hem moest komen. 'Ik wil dat je hoofdstuk 2 overschrijft. Helemaal. Geen ondertitel of pagina nummer vergeten. Begrepen?' Ik knikte snel en kreeg een stapel papiertjes in mijn hand gedrukt. Op elk papiertje stond Hoofdstuk 2 overschrijven voor Pleun. Met een zucht stopte ik de papieren in mijn tas en liep het lokaal uit. Niet te geloven dat ik onder een verkeerde naam strafwerk moet schrijven. Had hij geen lijst van de klas, met alle namen. Dan kon hij zelf zien dat er geen Pleun in de klas zat. Het was pauze en ik liep de kantine in. Ik ging niet meer bij de deur zitten en zocht een ander hoekje om mijn eten rustig op te eten. Nadat ik mijn tas op de grond had gezet ging ik er zelf naast zitten. Het was druk zoals altijd. Het was iets mooier weer maar niemand eet ooit buiten. Behalve de minder populaire die niet een tafeltje kunnen bemachtigen. Ik at met kleine hapjes het oude, harde brood naar binnen. Toen ik mijn tweede boterham wilde pakken was ik mijn boterhammen zakje kwijt. Ik keek om me heen maar kon hem nergens vinden. 'Hé, trut. Wat zoek je?' Het was Valerie met haar vriendinnen. In haar handen hield ze mijn boterham zakje met nog twee boterhammen erin. Ik stond op en pakte mijn tas. Voordat ze die ook zouden pakken. Met de tas stevig vast keek ik haar aan. 'Geef het zakje terug', zei ik. Ik probeerde zelfverzekerd over te komen, maar het klonk eerder wanhopig. 'Waarom zou ik', zei ze. 'Omdat dat van mij is.' Ze lachte schamper. 'Denk je echt dat ik het dan zomaar terug geef.' Ze keek naar haar vriendinnen achter haar. Ze grinnikte en grijnsde naar mij. Het was niet te geloven dat ik hier alweer tegenover ze stond en er geen docent de moeite nam om mij te helpen. Ik stapte naar haar toe en probeerde mijn boterhammen van haar af te pakken. Het had geen zin, nog voor ik greep had ze het zakje al achter haar rug waarna ze haar twee legen handen als jazz hands voor mijn gezicht zwaaide. Een van haar vriendinnen liep naar de prullenbak met mijn zak boterhammen. Als ze het met zak en al erin had gegooid had ik het er nog uit gevist. Maar dat deed ze niet. Ze maakte het zakje met duim en wijsvinger open en gooide de hele inhoud erin. Toen kwam ze teruglopen met het zakje. Ze gaf het weer aan Valerie die het voor mijn neus hield. 'Hier heb je je zakje terug', zei ze. Ik greep naar het zakje en griste het boos uit haar handen. De meiden liepen lachend weg en gingen aan hun tafels zitten. Ik zuchtte en ging terug op de grond zitten. Nu had ik geen eten meer. Je zou denken dat ik nog wat kon kopen bij de cafetaria, maar geld had ik ook niet. De rest van de dag maakte mijn buik een rommelend geluid. Ik moest wachten tot ik thuis was voordat ik iets kon eten. Ik had moeite met bij de les blijven. Met die hongerige steken in mijn maag kon ik niet alles volgen. Toen de lessen klaar waren ben ik meteen naar mijn fiets gegaan. Die was nog steeds slap. Met goede moed liep ik naar de conciërge. Hij keek verbaast op toen hij mij zag staan. 'Wat kom jij hier doen?' vraagt hij.'Mijn fietsband is slap, ik vroeg me af of u misschien iets heeft om hem op te pompen zodat ik er in ieder geval mee naar huis zou kunnen.' Hij kijkt me met een schuin hoofd aan en ik zie hem denken. 'Ja zeker, kom maar hier.' Ik liep met de fiets naar hem toe en hij zocht in een van de kastjes van zijn werkplaats naar een fietspomp. Zodra hij deze had gevonden pompte hij voorzichtig mijn banden op. Hard zouden ze niet worden, maar het belangrijkste was dat ik er mee thuis zou komen. Misschien zou het niet helemaal lukken, maar het was beter dan het hele stuk te moeten lopen.'Volgens mij zijn ze lek', zei de conciërge terwijl hij druk aan het pompen was. Ik knikte voorzichtig. 'Heeft een van je klasgenoten dit gedaan?' vraagt hij. Ik haalde mijn schouders op. Om eerlijk te zijn had ik geen idee wie het gedaan had. Ik had niet gezien wie het gedaan had, dus het had iedereen kunnen zijn. Het had zelfs een spijker op de weg kunnen zijn. Daar had ik geen idee van. Natuurlijk had ik wel een vermoede dat Valerie het gedaan had, maar dat kon ik niet bewijzen. 'Ik heb trouwens met de directeur gesproken en hij ging met de docenten praten. Dus ik hoop dat ze je in de toekomst gaan helpen en deze school veiliger wordt.' Ik glimlachte dankbaar. 'Weet je vroeger ben ik ook veel gepest, toen was er gelukkig een docent die me hielp en wel aardig was tegen mij. Ik wil alleen maar zeggen dat ik weet wat je doormaakt en dat het allemaal beter wordt.' De banden waren vol, hij draaide het dopje er terug op en gaf de fiets aan mij. 'Bedankt.' Ik liep met de fiets naar buiten en dacht aan zijn woorden. Het word beter, daar zag het niet naar uit. Ik stapte op mijn fiets en ging naar huis.

Op de brug *voltooid*Where stories live. Discover now