Hoofdstuk 12

17 2 0
                                    

De hele weg naar huis kon ik de rook nog ruiken. Mijn kleren roken er naar en de stad rook er naar. Mijn kleren waren ook zwart geworden van de rook. Het maakte mij niet uit. Ik liep naar huis en stapte voorzichtig naar binnen. Ik liep de kamer in en zag mijn moeder op de bank zitten. Ze had alleen maar oog voor de tv. Er was een film op en het was blijkbaar spannend. Zo spannend dat ze me niet had horen binnenkomen. 'Hé', zei ik maar ze negeerde me. Ik wist dat ze me gehoord had, want ze bewoog haar hoofd heel even. Maar ze gaf geen antwoord, zoals ze nooit echt deed. Met een zucht ging ik in mijn vieze kleren weer naar buiten. Ik kon hier wel blijven, maar het had toch geen zin. Als ik me dan omgekleed had zou ze me toch weer klusjes geven die ik kon doen. Poetsen, stofzuigen, de was. Daar had ik geen zin in. Alle plekken waar ik me fijn voelde zijn weg. En eigenlijk waren er ook geen mensen waar ik me prettig bij voelde. Dat was mijn vader, maar die is weg. De enige plek waar ik nu nog heen kan is het graf. Zonder na te denken liep ik daar heen. Naar de begraafplaats die naast de kerk lag. Ik liep naar binnen en zag rijen kruizen staan. Er kwam een brok in mijn keel en ik bleef even staan. Ik ben hier niet meer geweest sinds de begrafenis. Na diep adem halen liep ik verder. Ik zag het graf al van ver. De bloemen die er op lagen waren helemaal bruin geworden. Ik liep er langzaam naartoe om mezelf wat moed in te praten. "Je kan dit wel. Denk aan alle mooie herinneringen met hem. Denk aan de chocolade taart die je in zijn gezicht gegooid hebt. De erwten soep die je altijd samen maakte in de winter." Het waren mooie gedachten, maar het hielp me niet om rustig te worden. Tranen kwamen in mijn ogen, toen ik nog maar tien stappen van het graf verwijderd was. Stap voor stap kwam ik dichterbij tot ik voor het graf stond. Ik keek naar de woorden en de tranen liepen over mijn wang. De bloemen zagen er niet meer uit, maar ik kon het niet over mijn hard verkrijgen om ze weg te gooien. Ik zakte op mijn knieën en bleef zo even zitten voor het graf. 'Waarom papa, waarom?' zei ik hardop. Er was niemand anders op het kerkhof dus durfde ik dat. 'Waarom moest je gaan, ik heb je nodig.' Er kwam geen antwoord, al had ik dat zo graag gewild. Dat hij me antwoord kon geven, me gerust kon stellen en me advies kon geven. Dat had ik nodig en niemand anders kon me dat geven behalve hij. 'Mijn moeder is verschrikkelijk, volgens mij weet ze niet eens wie ik ben. Op school gaat het ook niet goed, ik heb strafwerk gekregen omdat de docent mijn naam niet wist.' Een snik verliet mijn mond. 'Wat moet ik doen?' Even zat ik daar roerloos. Snikkend en met schokkende schouders. Het was niet de bedoeling maar het moest er even uit. Mijn leven wat een stuk minder leuk geworden zonder mijn vader. Ik keek naar zijn naam op het kruis. Ik had het gevoel dat ik eenzaam was. En nog steeds ben. Niemand heeft enige interesse in mij en niemand geeft om mij. En wat is dan de bedoeling dat ik doe. Gewoon mee gaan had ik de afgelopen week gedaan, maar dat was niet vol te houden. Ik kon weg lopen maar waar moest ik heen en wat moest ik doen. Ik had geen geld en ik moest nog naar school. Dat kon ik ook niet laten vallen. School is mijn toekomst. Als ik dat niet af maak kan ik een goede baan helemaal vergeten. Het was hopeloos. Ik stond op en keek nog een laatste keer naar het kruis en de bloemen. Daarna liep ik het kerkhof af. Toen ik eenmaal over de straat liep voelde ik me niet veel beter. Ik mis mijn vader en wilde niet meer verder. Ik wilde gewoon op de grond vallen en niet meer hoeven opstaan. Niet mee hoeven worstelen om door te gaan in het leven. Nadat je iemand verliest moet je je best doen om door te gaan met je leven. En dat lukte me niet. Waarom zou ik door gaan, mijn leven is niks waard. Ik liep naar de brug en ben op de brug gaan staan. Ik keek naar de afgrond en besefte dat dat misschien de oplossing zou zijn. En toen kwam jijHugo blijft stil. Hij kijkt voor zich uit waardoor ik even tijd heb om op adem te komen. Ik heb nog niet teruggekeken op de afgelopen weken en het was emotioneel. Tijdens het vertellen kon ik tranen in mijn ogen voelen prikken. Het was iets wat ik niet verwacht had en iets wat ik niet wilde laten zien aan Hugo. Hij is nog steeds stil. Nog geen woord sinds mijn verhaal ten einde is gekomen. Ik word een beetje bang. Bang, wat hij zou denken en wat hij zou vinden. Het liefst zou ik nu door de grond zakken of weg lopen maar dat kan ik niet maken. Ik blijf zitten en kijk ook voor me uit. Het is inmiddels helemaal donker en de lampen schijnen fel over de brug. Het is rustig. Er zijn geen auto's langs gekomen sinds we hier zaten. En de vogels hebben ook een plekje gevonden voor de nacht. Hugo wrijft met zijn handen door zijn gezicht en draait zich naar mij. 'Dat is heftig', is zijn reactie op mijn verhaal. Ik knik. 'Bedankt dat je het me verteld hebt.' Dan valt er weer een stilte. Ik begin een beetje bang te worden. Ik heb hem mijn hele verhaal vertelt, maar wat gaat hij daar mee doen. Als hij het gaat doorvertellen word mijn leven er niet beter op, denk ik. Wat zouden mensen dan van mij vinden.'Zal ik je nu wat vertellen over mij?' Ik knik. Hij heeft nog niet veel gezegd over mijn verhaal, maar ik weet niet of ik dat wil. Naast me haalt Hugo diep adem.

Op de brug *voltooid*Where stories live. Discover now