Hoofdstuk 10

31 3 1
                                    

Ik ging naar huis en mijn moeder lag op de bank te slapen. Ze was vast moe van het werken. Ik had honger en wilde eigenlijk eten maken maar de koelkast was nog steeds vies van wat er gelekt heeft. Alles wat mijn moeder gedaan had, was het melkpak rechtop zetten, die was een stuk leger dan die ochtend. Verder was de keuken nog net zo vies. Ik maakte een sopje en veegde de koelkast schoon. Ook alle spullen die er in stonden en vies waren geworden, waste ik en depte ze droog. Nadat ik alle spullen had afgedaan, had ik meteen de hele koelkast een beurt gegeven. Ik was toch bezig. Toen ik eindelijk klaar was met de koelkast, had ik nog meer honger gekregen. Ik keek in de kastjes wat er nog stond. Ik vond een leeg pak koekjes en een halfvolle pak snoep. Mijn moeder had blijkbaar ook honger. Nadat ik alle ingrediënten voor het eten had gevonden begon ik te koken. Al snel hoorde ik voetstappen van mijn moeder achter me. Ze had de geur van het eten geroken en kwam nieuwsgierig kijken naar wat ik maakte. 'Krijg ik ook wat?' Ik knikte. Ik dekte de tafel en zette het eten op een onderzetter. In stilte aten we het eten op. Nadat ik de keuken had opgeruimd ben ik meteen naar buiten gegaan. Ik had geen zin om weer een hele avond klusjes te doen dat had ik de afgelopen dagen genoeg gedaan. Ik denk niet dat haar huis ooit zo opgeruimd en netjes was geweest. Niet te geloven dat ik gewoon van me gebruik liet maken. Maar ik kon niet anders. Ik wilde niet op straat komen staan. Het was niet normaal hoe mijn leven was veranderd. Sinds mijn vader overleden was, ben ik niet meer bij mijn favoriete plek geweest. De bibliotheek. Het is er zo vredig. Je mag niet praten en je bent omringt door boeken vol kennis. Alle boek die je wilt lezen, alle informatie die je zoekt, vind je daar. Vroeger ging ik er altijd met mijn vader naartoe om boeken te lenen en thuis te lezen. Om zelf te leren lezen en om informatie te zoeken over onderwerpen van school. Ik liep de straten door. De straten waren leeg. Iedereen was vast aan het eten. Alle winkels waren donker alleen bij de kleine restaurantjes was nog licht. Ik zag veel mensen blij genieten van het eten en hun gezelschap. Vroeger ging ik ook vaak uit eten met mijn vader. Hij vond het belangrijk dat ik goed leerde eten en veel proefde. We gingen dan ook naar veel verschillende restaurants. Hij bestelde altijd een apart gerecht zodat we allebei wat konden proeven. Meestal was het lekker, maar er waren ook dingen bij die ik niet nog een keer bestel. Zoals Gazpacho, ik vond die koude soep maar niks. Mijn vader had daar in tegen een lach op zijn gezicht. Met een glimlach loop ik verder. Aan de rand van het dorp was de bibliotheek. Het was nog precies zoals ik me herinnerde. Voor de ingang stond een groot standbeeld. Ik speelde daar altijd op voordat ik met mijn vader naar binnen ging om boeken te halen. De schuifdeuren schoven open en ik liep naar binnen. Ik snoof de geur van alle boeken in me op. Het maakte me rustig en op mijn gemak. Langs de hoge boekenkasten liep ik naar de leeshoek. Ondertussen keek ik tussen de boeken op de plank naar een interessant exemplaar. Ik liet mijn vingers langs de boeken glijden en trok een boek over een prins uit de kast. Het was mijn lievelingsboek. In dat boek kon ik helemaal wegsmelten. Het gaat over een prins die de wereld gaat verkennen. Hij gaat zijn land verkennen. Daar ontmoet hij nieuwe mensen. Hij maakt vrienden en ontmoet de liefde van zijn leven. Ik kon een vrolijk boek wel gebruiken. In zo'n boeken gaat altijd wel iets fout, maar het komt altijd weer goed. Dat moet wel, het is een boek. Het zou toch leuk zijn als dat bij mensen ook kon. Dat mijn leven toch nog goed komt. Ik hoorde iets vallen en keek meteen op van mijn boek. Achter een boekenkast stond een jongen die niet zo handig was. Ik zag hem het boek, wat hij had laten vallen oppakken en weg lopen. Ik zuchtte en liep verder naar de leeshoek. Ik nam plaats op de zachte bank en sloeg het boek open. Klaar om in het verhaal te duiken.'Mag ik nog een keer je verhaal onderbreken?' vraagt Hugo. Ik kijk hem weer boos aan. 'Ik kan mijn verhaal niet vertellen als je me de hele tijd onderbreekt.' 'Dat weet ik, maar ik moet je zeggen dat ik die jongen was. Alweer. Ik ben je gevolgd. Ik zie je wel eens op school en je leek me interessant.' 'Is dat ook waarom je mijn verhaal wil horen?' Hij knikt maar schud ook zijn hoofd. Ik trek mijn wenkbrauw op en kijk hem aan. 'Waarom dan?' vraag ik. 'Ehm. Ik denk dat ik je eerst moet vragen je verhaal af te maken en dan zal ik mijn verhaal vertellen.' Hij glimlacht naar me. Het is een mooie glimlach die me op mijn gemak stelt. 'Oké', zeg ik. 'Maar nu heb je me nieuwsgierig gemaakt.' Hij lacht weer en ik ga door met mijn verhaal.Ik zat gewoon wat te lezen. Vele mensen keken mij aan, maar ik zat te diep in mijn boek om het te merken. Het werd steeds leger. Ik was me er van bewust dat elk moment de deur zouden kunnen sluiten en de bibliotheek dicht zou gaan. Maar ik liet me niet afleiden en ging gewoon door met lezen. Zolang het nog kon was ik niet van plan mijn boek neer te leggen. Het gaf me het gevoel dat ik de wereld aan kon. Dat ik even kon ontsnappen van de werkelijkheid. Zo diep zat ik in het boek toen er een alarm af ging.

Op de brug *voltooid*Where stories live. Discover now