Hoofdstuk 12 - ...

69 13 36
                                    

De gevangenis aan de rand van de stad stond vooral bekend voor het grote aantal mutanten die er achter slot en grendel zaten. De meest bekende mutantengevangenis van het hele land. Alleen de bovenste verdieping werd gebruikt voor menselijke gevangenen. Het tegengestelde gold voor de diepste kelderverdieping. Deze werd gebruikt voor de gevaarlijkste mutanten, of toch degene met de gevaarlijkste gaven.

In een verhoorkamer op het gelijkvloers zat een man van middelbare leeftijd met zijn handen vastgeketend aan de tafel en zijn voeten aan de poten van zijn stoel. Het was niet per se een verbetering tegenover zijn cel in de kelder.

Er stonden vier bewakers tegen de muur, één in iedere hoek. Of er iemand achter de confrontatiespiegel stond, kon hij natuurlijk niet zien, maar hij ging er gewoon vanuit. Hij zwaaide in die richting, voor zover zijn handboeien het hem toestonden. Misschien zouden ze dan sneller de kamer inkomen, dan kon hij hopelijk ook sneller weer weg. Er wachtte nog een goed boek op hem in de bibliotheek.

Het minste dat hij bewoog kon hij de ademhaling van zijn bewakers zien versnellen. Hij genoot wel van de angst in hun ogen wanneer hij naar ze grijnsde alsof hij hier zelf de controle had. Hij had ook de controle. Hij zou zijn boeien zo kunnen breken, hij zou heel de kamer in vuur en vlam kunnen zetten, een stom stuk staal hield zijn gave niet tegen. Als hij hier niet wilde zijn, zou hij hier ook niet zijn. Dat hield hij zichzelf toch voor.

Hij bewoog zijn hoofd wat naar voor zodat hij met zijn handen door zijn haar kon gaan. Het was een hoop donkerbruin geweld, waar niets mee aan te vangen viel. Vroeger hield hij het kort, maar in deze context stond ruig hem meer aan. Je kon geen goede gevangene zijn als je te veel aandacht aan je uiterlijk besteedde.

Hoeveel tijd er in stilte en eenzaamheid verstreek, wist hij niet. Het maakte eigenlijk ook niet uit. Wat voor rol speelde tijd nog tijdens een levenslange straf.

Uiteindelijk ging de deur toch open. Niet de deur langs waar hij zelf binnen was gesleurd, de deur aan de andere kant van de kamer. De deur voor bezoekers van buitenaf.

Hij wist niet of hij verbaasd was om de vrouw te zien die binnenkwam. Ergens diep vanbinnen had hij het verwacht, gehoopt zelfs - alhoewel dat misschien nog een stapje te ver ging.

Ze had een nette witte blouse aan en een losse zwarte broek met een veel te grote strik. Haar donkerblonde haar was korter dan hij het ooit eerder gezien had. Hij had haar ook al vijftien jaar niet meer gezien. Toch niet zo dichtbij. Was het al vijftien jaar? Was het meer dan dat? Of minder?

'Ik zal maar gewoon rechttoe rechtaan zijn,' zei ze, terwijl ze tegenover hem plaatsnam. 'Ik heb je hulp nodig.'

En ze dacht echt dat hij haar nog zou helpen? Hij grinnikte en keek haar geamuseerd aan.

Haar bruine ogen waren hetzelfde gebleven. Nog steeds licht met donkerdere vlekjes, nog steeds streng maar rechtvaardig - nee, niet rechtvaardig, absoluut niet rechtvaardig. Hij wou dat ze bang was, dat hij de angst achter haar ogen kon zien, maar ze was nooit bang geweest. Ze zou het wel moeten zijn. Oh... wat hij met haar zou doen als hij kon.

'Er is een mutant, eentje die voor mij werkt... legaal,' ze vouwde haar handen in elkaar op de tafel, haar rug recht, 'maar we zijn op een klein probleempje gestuit.'

Ze kan haar gave niet controleren. Hij had het bijna luidop gezegd. Bijna, maar gelukkig had hij zichzelf net op tijd kunnen tegenhouden.

Hij had haar gezien die bewuste dag. Hij was buiten op het veld geweest waar hij wat frisse lucht kon pakken. Het meisje was er ook. Ze hadden een paar van de kinderen op een rij tegen de hekken gezet, als vlees dat gekeurd moest worden. Hij wist dat geen van hen wist wat te doen met hun gaven. Ze wisten de grote lijnen wel, het element of hoe ze het ontdekt hadden, maar ze wisten niet hoe het te gebruiken, laat staan wat hun volledige bereik was. Hij had het zielig gevonden voor het meisje dat ze uiteindelijk hadden uitgekozen, Celia en haar onbekende collega's.

'Je weet dat ik niet naar hier was gekomen als het niet dringend was, maar ze heeft hulp nodig, Nick, jouw hulp.' Celia strekte haar arm zodat ze haar hand zacht op de zijne kon leggen.

Gaat ze het zo spelen, dacht hij. Zijn mondhoeken krulden om tot een grijns, maar hij bleef zwijgen. Hij liet haar hand liggen. Hij wilde haar niet meer voldoening geven dan ze verdiende - en ze verdiende er gewoon geen.

'Jij kan het haar leren. Jij weet wat je doet. Hoe het moet. Jij bent de enige die ik ermee vertrouw.'

Daar moest hij heel hard om lachen. Zo hard dat hij bijna dubbel klapte en geen lucht meer kreeg.

Eén van de bewakers kon zijn gezicht niet langer neutraal houden en keek met een frons zijn kant op.

'Praat niet over vertrouwen tegen mij, vrouwmens,' zei hij kalm, toen zijn lachbui weggestorven was.

'Ik dacht dat je nooit wat ging zeggen,' antwoordde ze met wat een tevreden ondertoon leek te zijn.

Oh, wat wilde hij graag haar nek omwringen, haar botten één voor één breken, die belachelijke glimlach van haar gezicht kloppen. Ze waren heel verstandig geweest toen ze hem aan de tafel en de stoel hadden vastgeketend. Het hielp toch een beetje met zijn zelfbeheersing.

'Waarom zou ik helpen? Wat krijg ik ervoor terug?'

Celia schraapte haar keel, ging zo mogelijk nog wat rechter zitten en streelde met haar duim wat over de knokkels van zijn hand. Ze deed het niet als een teken van liefkozing, daar was hij zeker van. Het was gewoon één van de zoveel manieren om hem te overtuigen. Alsof hij zomaar zou vergeten wat ze hem had aangedaan.

'Je weet dat ik je niet legaal kan maken. Daar ben je veel te gevaarlijk voor.'

Hij lachte weer bitter. 'Tot zover het vertrouwen.' Vervolgens schudde hij wat met zijn hoofd. 'Ik wil toch niet legaal zijn. Ik ben snel gewend geraakt aan deze kooi. Geen verraderlijke vrouwen hier.'

'Nee, het enige wat jij wil is wraak en dat ga je ook niet krijgen.' Ze hield haar hoofd wat schuin, terwijl ze hem aankeek. Haar duim draaide nog steeds slome cirkels over zijn hand.

Hij zou zijn hand in brand kunnen steken. Zo moeilijk was dat niet.

'Dat zullen we nog wel zien,' wierp hij tegen.

'Je moet het niet voor mij doen, Nicholas, doe het voor jezelf, voor het schuldgevoel dat ik weet dat je zal krijgen als je haar niet helpt. Ze verdient het niet om op te branden en jij wilt niet op je geweten hebben dat dat met een onschuldige ziel gebeurt.'

Hij snoof. Onschuldige zielen bestonden niet.

Ze zuchtte zacht, haalde haar hand weg van de zijne en schoof haar stoel alvast naar achter, om aan te tonen dat ze niet lang meer zou blijven. Of misschien zou ze wel overschakelen op een meer gewelddadige aanpak. Dat zag hij haar nog niet doen. Toch niet waar andere mensen, bewakers, haar konden zien.

Hij liet zijn vingers wat op de tafel tikken. 'En hoe weet je zo zeker dat ik die rare gast op tv niet help? Hij heeft wel een mooi doel, moet ik eerlijk zeggen.'

'Dat weet ik niet.'

'Maar je vertrouwt me.'

'Ik vertrouw je.'

Hij geloofde er geen zak van. Maar eigenlijk mocht hij niet klagen. Hij had toch niets te doen behalve de bibliotheek op orde houden en af en toe eens helpen met de was of het poetsen. Dan kon hij even goed een zielige mutant een handje helpen met haar krachten.

'Breng je haar naar hier dan?' vroeg hij.

Zelfs toen er een triomfantelijke twinkeling in haar bruine ogen verscheen, bleef hij haar beheerst aankijken. Hij was trots op zichzelf.

'Nee, alle papieren zijn al getekend. Je komt met mij mee.'

De heks. Hij had nooit een keuze gehad. Zijn bloed kookte. Gelukkig wist hij hoe hij kalm moest blijven. Niemand die er iets van moest zien.

Celia gebaarde naar een bewaker. 'Maak hem maar los. Hij doet me geen pijn.'

Er waren zoveel mooie manieren om daartegen te protesteren. Maar ze had wel gelijk. Als hij haar pijn zou doen, zou dat niet hier zijn. Dat zou hij pas doen wanneer hij er zeker van was dat alleen hij haar zou kunnen horen schreeuwen.

Toen hij eenmaal al zijn ledematen weer naar behoren kon bewegen en hij haar de kamer uit volgde, krulden zijn mondhoeken onbewust omhoog. Het was bijna een oprechte glimlach.

Over Macht en MenselijkheidWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu