Hoofdstuk 1

1.9K 43 24
                                    

Ik schrik wakker uit mijn angstaanjagende nachtmerrie en met een ruk zit ik rechtop in mijn oude houten bedje. Mijn handen zijn klam en het zweet loopt over mijn rug, ik kijk de kleine kamer rond. Het is nog donker, maar gok dat het ongeveer zes uur 's ochtends is. Ik slaap samen met mijn broertje en broer op een slaapkamer. Eén bed is leeg, dat zal ook nooit meer gevuld worden. Dat bed was ooit van mijn zus, Autumn. We gingen samen altijd verstoppertje spelen in het graanveld bij boer Stenley. Hij vond dat nooit leuk en wilde ons te grazen nemen, alleen wij waren hem te slim af. Autumn had haar mes mee om graan te stelen. Ze was goed in snel weghakken. Toen ik zeven werd, had ze voor mijn verjaardag brood gemaakt met bessen en kaas, het lekkerste wat ik ooit op had. Drie jaar later, op de dag van de boete en daarmee één van de ergste dagen van mijn leven, zat haar naam slechts dertig keer in de pot. Ze was nog maar zestien. Stacey, de opgetutte vrouw van het Capitool, komt ieder jaar weer terug om de tributen van District 9 bekend te maken. Ze trok háár naam, Autumn Clackmannan, de naam van mijn zus, míjn zus, de zus waar ik heel veel uren van mijn leven mee had besteed. Ze was nu uitgekozen om tegen 23 andere tributen te vechten tot de dood. Ik kreeg geen lucht meer, mijn wereld tuimelde en ik klamde me stevig tegen mijn vader aan. Toen ik omhoog keek zag ik duisternis in zijn ogen. Stiekem hoopte ik dat iemand zich vrijwillig aan zou bieden - zoals de mensen in District 1 en 2 dat doen - maar dat moment kwam maar niet. Niemand, van al die mensen. Twee weken later kwam ze om, een tribuut van District 4 had haar vermoord met een mes. Hij kwam in haar nek terecht terwijl ze bij de rivieraan het drinken was. Ze bloedde dood. Ik zat thuis met mijn vader, zwangere moeder en broer te kijken hoe het gebeurde. Ik zag de tranen in mijn moeders ogen springen, nog nooit had ik haar zo verdrietig gezien. Zelfs mijn vader begon zachtjes te snikken terwijl hij mijn moeder in zijn armen hield. Mijn broer werd boos en duwde het tafeltje dat naast de bank stond omver en rende weg. Ik had het niet door, maar ik bibberde heel erg en huilde misschien wel het meest van allemaal. Zonder enig geluid, of nou ja ik hoorde niets meer. Alleen geruis. Mijn moeder huilde, maar ik hoorde het niet. De presentator ging verder, maar ik hoorde het niet. De hond van boer Stenley blafte,maar ik hoorde het niet. Ik keek naar Phox die naar het graanveld rende, hij verdween tussen het hoge, wevende graan. Ik wachtte eerst, maar liep daarna naar hem toe. Hij was aan het huilen. Hij was dertien, maar hield zich meestal groot, dit was echt een uitzondering. In eerste instantie leek hij helemaal verdwenen te zijn, maar naar mate ik dieper het graanveld liep hoorde ik hem steeds meer huilen. Uiteindelijk nadat ik me een weg door het graan gebaand had zag hem als een opgerold egeltje liggen. Ik legde mijn hand op zijn hoofd, maar hij sloeg mij meteen. Hij had altijd zulke snelle reacties. 'Sorry,' zei ik. Hij draaide zich niet om, bleef liggen en snauwde naar me: 'Laat me met rust!' Ik ging naast hem liggen, de grond was zacht en modderig, het had pas geregend. Ik haalde een hand door zijn haren, dat zou mijn moeder ook hebben gedaan. Zijn haren voelde warm en plakkerig van het zweet en de vele tranen. Later ging ik op me rug liggen, telde de sterren en viel in slaap.

Ik trek kleine de deken over mijn hoofd en probeer weer te slapen, het lukt niet ik moet steeds weer denken wat er vandaag gaat gebeuren. Vandaag, over zes uur worden de tributen van District 9 bekend gemaakt voor de 24e Hongerspelen. Die gedachten spoken de hele tijd door mijn hoofd. Ik wil eigenlijk in mijn bed blijven liggen tegen de kou, maar ik voel me hier niet op mijn gemak. Zachtjes stap ik mijn bed uit, de grond kraakt heel erg, maar mijn broers zijn daar wel aangewend dus die slapen nog wel even door. Als ik beneden ben trek ik mijn jas aan en loop naar het graanveld. Ik ga zitten op de plek waar ik drie jaar geleden samen met mijn broer in slaap ben gevallen. Gek genoeg is het hier niet koud, het lijkt alsof het graan me warmte geeft. Warmte die mijn zus me gaf als we in het graanveld speelden. Het is alsof na de dood van Autumn alle warmte die ze in zich had, over het graanveld verspreid is, een gek idee als ik er zo over na denk.

'Gaat het?' Ik voel een hand op mijn schouder en kijk om. Phox staat achter me en glimlacht naar me. 'Nee,' zeg ik voorzichtig, ik wil niet dat hij ziet dat ik doodsbang ben voor de boete. 'Bang voor de boete?' vraagt hij zacht, alsof hij mijn gedachte kan lezen. Hij gaat door zijn hurken en komt naast me zitten. Ik knik zachtjes en staar naar voren. 'Je naam zit er maar twee keer in, je wordt echt niet getrokken. Ooit wel eens gezien hoeveel kaartjes er in die glazen bol zitten?' Ik knik, er zitten wel duizenden kaartjes in en maar twee kaartjes waar "Silver Clackmannan" op staat. 'Hoeveel keer zit jouw naam erin?' vraag ik zacht. Ik weet dat hij er vast al meerdere keren in zit, maar hoop stiekem toch dat hij er maar een paar keer in zit. Het is even stil, maar dan antwoordt hij: '28'. Ik schrik, zoveel? Hij is pas zestien! Ik kijk hem bezorgd aan. 'Ze pakken je heus niet.' Hij kijkt me lang, zonder emotie aan en knuffel hem. Na een lange tijd staat hij op en loopt zonder iets te zeggen weg. Waarom doet hij nou altijd zo? Ik sta op en ren naar hem toe. 'Tikkie!', zeg ik en ren zo snel mogelijk weg. Ik hoor aan het geritsel van het graan dat hij achter me aan rent. 'Rwaah!!' roept Phox hard, alsof hij me wil opeten. Ik gil, waardoor de vogels die op het houten hek aan het begin van het graanveld zitten, weg vliegen. Als hij me heeft begint hij me te kietelen. Ik lach, heel hard, al de spanning eruit. Ik voel me zo veilig bij Phox. Op de dag van de boete laat Stenley ons meestal wel gaan in het graanveld, in de hoop dat we getrokken worden en sterven in de arena. Ik ga op het houten hek zitten en kijk over het pad uit dat de bergen inloopt. 'Hoe laat is het?', vraagt Phox aan me. Ik weet altijd precies hoe laat het is. Toen Autumn er nog was, had ze me geleerd hoe je kon weten hoe laat het was, dat kon je aan de hand van de zon en de sterren zien. 'Half 8,' antwoord ik. 'Zullen we naar de rivier lopen?' 'Goed,' antwoordt Phox. Je zou het niet zeggen, maar ik kan best wel goed met een speer overweg. Ik had samen met Autumn en Phox wapens gemaakt om te jagen. Autumn messen, Phox een bijl en ik speren. Ik oefende elke dag, eerst van één meter naar een boom gooien, daarna van twee en later van drie. Mijn record is acht meter, maar dat was maar één keer, begin dit jaar. Toen was de vangst een vos, een mooie rode vos met een glanzende huid. We boften, want hij had net gegeten en het eten was nog niet helemaal verteerd, dus dat konden we ook lekker opeten. Ik heb hem meteen mee naar huis genomen en ze waren super blij.

Let the 24th Hunger Games begin [ herschrijven ]Where stories live. Discover now