Hoofdstuk 6

357 26 1
                                    

De beroeps staan snel op en lopen gehaast naar het trainingcentrum, terwijl ik liever aan deze tafel blijf zitten. Ik kijk naar Phox, hij helpt het meisje van 8 naar de deur. Ik snap niet waarom hij met hun omgaat. Ze zijn niet heel goed, tenminste wat ik tot nu toe heb gezien dan. En het meisje is blind, zij maakt vrijwel geen kans om de arena te overleven. Diep in haar hart weet ze dat ook wel. ‘Jammer van je broer,’ zegt Alice als ze me naar Phox zie staren. Ik draai mijn hoofd snel om, mijn haar zwiept tegen haar gezicht. ‘Sorry,’ zeg ik als ze in haar oog wrijft. Ze schud haar hoofd. Ik moet lachen, op school had ik dat ook heel vaak met Blue, ze is het nu wel een beetje gewend denk ik. Ik mis haar, de week voor de boete was ze ziek.  Of ze is komen opdagen weet ik niet eens. Ik hoop dat het nu beter met haar gaat. ‘Zullen we gaan?’ vraagt Taylon. We knikken en lopen weer naar het trainingscentrum waar iedereen weer druk bezig is. Mijn oog valt weer op Phox, hij staat bij de bijlen en gooit ze stuk voor stuk in het hart van de oefenpoppen. De beroeps kijken naar hem, wat zullen ze denken? Ik loop naar het messen werpen, ik wil nog wat oefenen. De rest van de dag loop ik een beetje van onderdeel naar onderdeel, maar het messen en speer werpen gaat me tot nu toe het beste af.

De dagen die volgen zijn een beetje het zelfde. Opstaan, eten, aankleden, trainen, eten, trainen, denken aan thuis, eten, denken aan thuis, slapen. Ik heb elke nacht wel een nachtmerrie, maar ze lijken op één ding allemaal op elkaar. Dayo. Dayo vermoord me in elke droom, ik heb een soort trauma van hem gekregen. Na een nachtmerrie loop ik even naar buiten en daarna ga ik weer in mijn warme bed liggen. Na de tweede trainings dag kon ik niet meer slapen en loop naar Phox’ kamer, hij lag nog te slapen. Ik kroop bij hem in bed en lag eerst nog een halfuurtje wakker, met nare gedachten die ik maar niet kon wegschudden. Ik moest eerst even huilen, maar viel daarna als een klein veldmuisje in slaap in zijn armen. Er zijn nu vier dagen voorbij, vandaag krijg ik persoonlijke training van Pearl, zij zal mij nog een beetje helpen hoe ik het beste kan vechten, hoe ik het beste kan overleven in de arena en met wie ik een verbondje moet sluiten. Dit wordt waarschijnlijk een lange en lastige dag voor me. Ik háát vechten, ik heb na 3 dagen trainen wel een beetje genoeg van. Ook al weet ik dat ik straks twee weken moet vechten, of korter… Ik schud mijn gedachten weer weg en blijf staren naar de zon die op komt. Ik ben vandaag heel vroeg wakker geworden en kon niet meer in slaap komen. Nu ben ik al anderhalf uur op het balkon, aan het kijken hoe de sterrenhemel in een prachtige blauwe lucht veranderd. Ik ben een beetje chagrijnig geworden. Ik háát de Spelen, ik háát president Snow, ik háát het Capitool, ik háát heel Panem. De gedachten over hoe de arena eruit ziet en hoe de tijd daar zal verlopen krijg ik maar niet uit mijn hoofd. Ik voel dat mijn ogen weer vochtig worden en veeg de tranen met een ruk van mijn gezicht af. Ik staar glazig voor me uit. Zal ik het doen? Heel even, heel hard… Ik moet even al mijn woede kwijt. Ik sta op, ik kan er niets aandoen. Mijn lichaam wil wat anders dan mijn geest. Ik pak met mijn handen de leuning van het hekje vast. Ik stap met mijn voeten op het randje onderaan het hekje. Ik sluit mijn ogen en doe mijn mond open. Een grote schreeuw komt uit mijn mond, vanuit mijn tenen. Elke haar op mijn lichaam, alles is boos. Op het Capitool, op de Spelen, op president Snow. Iedereen en alles. Er vliegen vogels van het dak af, ik zie in de verte ook een groepje wegvliegen. Ik ren naar mijn kamer en sping naar mijn bed, ik land zacht. Ik grijp naar een kussen en knijp, bijt en verscheur hem. Ik prop me op als een klein egeltje en zo blijf ik een tijdje liggen. Ik begin keihard te huilen, alle emoties die ik de afgelopen dagen schuil heb moeten houden barsten nu als een big bang uit elkaar. Ik ben woedend, verdrietig maar vooral bang.

Ik ben blijkbaar weer in slaap gevallen, want als ik wakker word staat er een dienblad op het uiteinde van het bed en ik lig onder de dekens, helemaal ingestopt. Ik ben een beetje gekalmeerd, doordat ik geslapen heb. Ik ga rechtop zitten en zie dat de zon al hoog aan de lucht staat. Ik drink mijn thee en eet mijn brood met hagelslag op. Ik heb eigenlijk geen zin om uit bed te komen, maar doe het toch en pak een korte warme douche. Ik loop naar mijn kleding kast, er hangen veel kleren in. Maar ik pak mijn vertrouwde rokje weer. Dit keer doe ik er een korte witte trui over heen. Hij is lekker zacht en pluizig, thuis deed ik op een zaterdag ook altijd een trui aan. Dan ging ik ‘s morgens met Autumn bij de bakker brood halen, dan dekte we de tafel en sprongen op de bedden van onze ouders en Phox om ze wakker te schudden. Ik vlecht een stukje haar en draai het om mijn knot, ik heb heel erg goed naar mijn moeder gekeken toen ze het haar van Autumn deed bij de boete. Elke keer weer het zelfde haar, nu kan ik het zelf. Ik kijk in de spiegel, er mist nog één klein dingetje, één klein detail dat me weer herkenbaar maakt. Ik loop naar mijn nachtkastje en doe hem om. Mijn medaillon.

Let the 24th Hunger Games begin [ herschrijven ]Where stories live. Discover now