Proloog

19 2 6
                                    

De zon schijnt fel door het raam. Met mijn ogen tot spleetjes geknepen, sla ik de dekens van me af en stap uit bed. In de hoek van de kamer staat het poppenhuis dat ik twee weken geleden voor mijn vierde verjaardag heb gekregen. Het heeft drie verdiepingen en ik kan er maar geen genoeg van krijgen. Terwijl ik er naartoe loop, luister ik naar de geluiden om me heen. De ochtend is rustiger dan normaal. Ik hoor bijna geen stemmen. Meestal hoor ik papa en mama wel praten. Of ruziën. Maar dat zijn geen ruzies, dat zijn discussies, zegt papa altijd. Ik ruik koffie van beneden, dus papa is al wel beneden. Misschien slaapt mama nog, bedenk ik me. Ik sta op en loop naar mama's kamer. Mama is er niet. De koffer waarin ik me altijd verstop tijdens verstoppertje, die normaal onder haar bed ligt, is ook weg. De kledingkast staat open. Er hangen nog maar een paar kledingstukken van mama in. De rest is weg.

'Papa, waar is mama?' vraag ik als ik beneden kom.

Papa zit zoals elke ochtend met een kop koffie en een tijdschrift aan tafel. Wanneer hij zich naar mij omdraait, schrik ik. Hij heeft tranen in zijn ogen. Papa huilt nooit.

'Goeiemorgen, Sera,' zegt papa.

Ik kijk hem een tijdje aan. Papa glimlacht, maar het is een andere glimlach dan normaal. Minder breed.

'Waar is mama?' vraag ik nog een keer.

Papa neemt een slok van zijn zwarte koffie en legt het kopje weer neer. Iets harder dan normaal. Hij lijkt het niet op te merken en ik zeg niks.

Dan zucht hij diep. 'Mama is weggegaan.'

Ik kijk papa vragend aan. Ik snap het niet. Weggegaan? Waarheen? Is ze boodschappen doen? Is ze Max uitlaten? Nee, Max ligt voor de tv. En de supermarkt is gesloten. Misschien brengt ze Jeffrey naar voetbal. Ja, dat is het. Ze brengt Jeffrey naar voetbal en vanmiddag is ze weer terug.

Papa ziet er verdrietig uit en ik weet niet wat ik moet doen. Papa is nooit verdrietig. Hij is altijd blij, vrolijk en lacht altijd.

'Ik ga naar Mirren,' zeg ik uiteindelijk.

Papa zegt niks en knikt. Hij knikt alleen maar. Hij zegt niet wanneer ik naar huis moet. Hij zegt niet dat ik moet uitkijken met oversteken, hoewel hier weinig auto's rijden. Hij zegt niet dat ik beleefd moet zijn en me netjes moet gedragen. Hij zegt niet eens 'doei, Sera' of 'tot zo, Sera'.

Ik trek mijn rode jas en handschoenen aan en doe een muts op. Als ik de deur achter me dicht trek, steek ik vrolijk over het kleine laagje sneeuw de weg over naar Mirrens huis. Het sneeuwt bijna nooit in de buurt van Atlanta, maar het geluid onder mijn voeten klinkt leuk.

Alsof het was afgesproken, gaat de deur op nummer 78 open en er stapt een meisje met glanzende blonde haren de deur uit. Ze heeft een roze winterjas aan en een roze muts met hartjes. Vrolijk stampt ze door de sneeuw mijn kant op.

Mirren is mijn beste vriendin en woont schuin tegenover mij. Ze heeft een groot huis en het ruikt er altijd naar appeltaart.

'Hoi, Mirren,' zeg ik.

Mirren zwaait naar me. 'Zullen we naar de boomhut gaan?' vraagt ze, en ik knik.

Zwijgend lopen we de straat uit, richting het bos. Het dorp is niet groot en we wonen aan de rand, dus we zijn al snel in het bos. We lopen over het pad, totdat we we bij de grote boom zijn. Daar gaan we het pad af en gaan we op de geur van het meertje af. Na een paar minuten zijn we bij de open plek en laten we ons, zoals elke keer, even betoveren door de geur van de natuur en het zalige gevoel dat ons elke keer weer opnieuw overspoelt als de zon door de bladeren heen op ons neerschijnt. Het meertje is ons plekje. Niemand, behalve Jeffrey, weet van deze plek af, omdat het zo diep in het bos verscholen ligt. In de grote eikenboom aan de rand van het meertje heeft Jeffrey een boomhut gemaakt.

'Papa is verdrietig,' zeg ik als we samen in de boomhut zitten. Er hangt een tekening van ons tweeën aan de muur. Die heeft Mirren voor mij gemaakt op mijn verjaardag. Ze zei dat ik hem aan niemand mocht laten zien, dus toen heb ik hem hier opgehangen.

'Waarom is hij verdrietig?' Mirren kijkt me met haar blauwe ogen aan. Ik kijk naar de tekening.

'Weet ik niet,' zeg ik. 'En mama is weg.'

Het klinkt raar. Alsof ze verdwenen is, in plaats van Jeffrey naar voetbal brengen. Mirren zegt niks en blijf ook stil. De zon schijnt door het raampje naar binnen en laat grappige schaduwen achter op de houten vloer. Ze bewegen. Het lijkt alsof ze ruziemaken. Net als papa en mama. Ik zie dat Mirren er ook naar kijkt, totdat ze verdwijnen en dan kijken we elkaar weer aan.

'Maar ze komt terug,' zeg ik. 'Dat weet ik zeker.'

Van de hemel naar benedenWhere stories live. Discover now