1. Vliegende appels

22 2 2
                                    

Ik haat het als mensen vragen hoe het met mij gaat. Het lijkt een beleefde vraag, maar het boeit ze meestal toch niet wat je antwoord is. Goed, zeg ik dan altijd. Want wat moet ik anders zeggen? Mensen hebben echt geen zin om te luisteren naar wat mij allemaal dwars ligt. Want op dit moment maak ik me zorgen om alles. Ten eerste maak ik me zorgen om mijn vader, die nog steeds denkt dat hij wetenschapper kan worden door tijdschriften te lezen. Ik maak me zorgen om mijn broer die elke dag opgesloten zit in zijn kamer om schilderijen te maken met alleen de kleuren zwart en grijs. En ik maak me zorgen om het feit dat mijn voorraad depressieve romans bijna op is. Dan kun je net zo goed 'hoi' zeggen. Daarna kun je altijd nog besluiten of je een gesprek wilt voortzetten of niet.

Maar ik hoef me op dit moment geen zorgen te maken om mensen die vragen hoe het met mij gaat. Want sinds de begrafenis van mijn moeder twee weken geleden, durft niemand meer te vragen hoe het gaat. Waarschijnlijk zijn ze bang voor een ander antwoord dan 'goed'.

Ik durfde eerst niet naar de begrafenis te gaan. Ik had mijn moeder al dertien jaar niet meer gezien. Ik was overal bang voor. Ik was bang dat ik haar niet meer zou herkennen, bang dat ze heel erg was aangetast door de aanrijding. Ik was bang dat ik onbekende mensen zou zien die een deel uitmaakten van mama's nieuwe leven. En dat laatste bleek ook echt zo te zijn. Minstens de helft van de mensen die er waren kende ik niet. De enige naam die ik onthouden heb is Brody. Mama's nieuwe vriend waar ik niks vanaf wist. Ik heb hem zoveel mogelijk proberen te vermijden.

Het zien van mama in haar kist was het ergste. Ze was veranderd. Ze was ouder geworden, en ook door de aanrijding natuurlijk. Maar het was eng hoe ze zo duidelijk was te herkennen na dertien jaar. Ik heb nog nooit zoveel emoties in één keer gevoeld. En ik heb nog nooit in mijn leven zo veel pijn gevoeld. En al die vreemde mensen huilden met mij mee. Ze huilden om míjn moeder.

'Sera, kom je ontbijten? Het is al bijna middag!' hoor ik van beneden. Sinds wanneer tellen middagen als middagen in de vakantie? Mijn vader doet normaal ook niet aan ochtenden, dus ik snap niet zo goed waar dit vandaan komt.

'Ik kom zo!' roep ik. En daarmee bedoel ik dat ik kom wanneer ik klaar ben met al mijn gedachten op een rijtje zetten. Ik heb mijn ochtenden nodig om alles nog een keer na te gaan. Vanaf het begin tot het eind. Ik heb antwoorden nodig.

Ik was net vier toen mijn moeder bij mijn vader weg ging. We wonen in een klein dorpje dat grenst aan Atlanta, dus de roddels verspreidden al snel. Zoals dat mijn moeder niet voor ons kon zorgen. Of dat ze die galante man uit de stad veel leuker vond dan mijn vader. Mijn vader vertelde Jeffrey en mij altijd dat we niks van roddels moesten aantrekken. In het begin ging dat ook wel, maar hoe langer ze weg bleef, hoe meer ik begon te twijfelen. Ik heb zelfs ooit gedacht dat mijn moeder helemaal geen kinderen wilde hebben en niet van ons hield.

Toen Jeffrey veertien was en ik bijna dertien, kwam Jeffrey uit de kast. Net wanneer ik dacht van de roddels af te zijn, begon het allemaal weer opnieuw. Maar ik ken Jeffrey als geen ander en ik wist honderd procent zeker dat het allemaal niet waar was wat mensen zeiden. Vanaf dat moment kwam ik pas tot het inzicht dat roddels slechts roddels zijn. Allemaal verzonnen. Dus ik begon mezelf weer te overtuigen dat mijn moeder terug zou komen voor ons. Voor Jeffrey en mij.

Mijn vader zei immers ook altijd dat ze ooit zou terugkomen. Niet voor hem, maar voor ons. Hij zei altijd dat mijn moeder een levensgenieter was, iemand die van avontuur hield. En dat ze het dorpsleven niet aankon en dat ze zich gevangen voelde. Ik geloofde er helemaal niks van. De vele ruzies die ik heb gehoord, zitten nog vers in mijn geheugen.

Ik snap ook niet hoe mijn vader zo positief kan blijven over mijn moeder. Ze heeft hem verlaten en is nooit meer teruggekomen. Dat doet zo verschrikkelijk veel pijn. Ik heb altijd gedacht dat die eerste vier jaar zouden hervatten, dat deze jaren slechts een soort pauze waren. Maar nu weet ik zeker dat ik mijn moeder nooit meer terug zal zien, dat ze nooit meer terug zal komen voor ons. En sindsdien sleep ik mezelf door de lange, saaie dagen heen, terwijl niemand het lef heeft om alleen al te vragen hoe het met mij gaat.

Van de hemel naar benedenWhere stories live. Discover now