5. Terpentine

9 1 9
                                    

'Nodig hem een keer uit!' zegt mijn vader als ik hem vertel dat de nieuwe jongen Isaac heet. 'Ik moet nog steeds wat weten over die verdomde zwaartekracht.'

Ik zucht terwijl ik een stuk chocola pak. 'Ik ken hem pas net. En niet alle mensen die Isaac heten, zijn wetenschappers.'

'Maakt dat wat uit? Hij woont toch op de boerderij hier?'

'Sera is bang voor mensen.' Jeffrey komt de trap af gelopen. Zijn shirt zit vol met verfvegen.

'Hier.' Ik gooi een fles terpentine naar hem toe. 'Heb ik onderweg naar huis gekocht.'

'Dank je,' mompelt hij.

'En alsof jij zo veel contact hebt met andere mensen. Jij schildert ze alleen maar,' zeg ik.

Jeffrey breekt ook een stuk van de reep chocola af. 'Ik zei ook niet dat het iets slechts was.'

Mijn vader schuift zijn papieren aan de kant en kijkt ons aan. Ik schrik ervan, omdat hij ons nu echt als vader aankijkt in plaats van enge wetenschapper. Jeffrey en ik zijn allebei stil.

'Er moet verandering in komen,' zegt mijn vader.

Ik kijk mijn broer aan, alsof hij misschien wel weet waar dit over gaat, maar hij kijkt net zo verbaasd terug. 'Waarin? Ander merk terpentine?'

'Dat mensenschuwe gedrag.' Mijn vader staat op. 'Ik weet dat ik zelf ook de hele tijd m'n eigen ding doe en ik zeg ook niet dat we daarmee moeten stoppen. Maar misschien moeten we een keer samen iets doen. In het weekend bijvoorbeeld. Naar het park gaan of zoiets, zoals alle normale gezinnen. Die doen dat toch?'

Ik laat deze woorden even op me inwerken. Ik had van alles verwacht, maar dit? Het klinkt niet als een slecht plan. Ik mis het ook wel om met z'n drieën iets te doen. Ik heb me in deze drie weken heel eenzaam gevoeld, maar dat heb ik ook wel een beetje aan mezelf te danken. Ik weigerde al het contact met anderen. Zelfs met mijn vader en mijn broer.

Mijn vader kijkt ons nog steeds aan.

'Prima,' zeg ik. Jeffrey knikt ook. 'Dus dit weekend in het park?' vraagt hij.

Mijn vader knikt. 'Dan kunnen we picknicken of zo.'

Ik weet nu al hoe dit zal gaan. We zoeken een leuk plekje op in het park, leggen een kleedje neer en allemaal lekkernijen. Ik neem heel per ongeluk een roman mee, mijn vader gaat een appel bestuderen en meet de hoeken van de takken van de bomen en Jeffrey verdwijnt gewoon, zoals altijd wanneer we samen ergens heen gaan, om foto's te maken van mooie dingen of om ergens te gaan zitten en te gaan tekenen.

Maar misschien dat het onze band als gezin iets beter maakt.

'Ik ga even een frisse neus halen,' zeg ik nadat we deze onverwachte afspraak op ons hebben laten inwerken. We hebben toch nog geen huiswerk en het is perfect weer om bij het meertje te gaan zitten. Bovendien gaat de zon al onder en er is niets mooier dan een afgelegen plek in de natuur om naar sterrenbeelden te kijken.

'Is goed,' zegt mijn vader. 'Niet te laat thuiskomen. Morgen moet je weer naar school.'

Ik pak mijn rugzakje waar altijd hetzelfde in zit. Mijn telefoon, oordopjes, portemonnee en een oud, versleten notitieboekje. Ik trek een vestje aan, stop een van mijn vaders sterrenkaarten in de tas en vertrek naar het bos.

De wind is gaan liggen en ik voel enkel een klein briesje wanneer ik me bij het meertje op de grond laat zakken. Niet in de boomhut. De boomhut is van Mirren en mij. Niet van Mirren, niet van mij, nee, van Mirren én mij. Het is een onuitgesproken regel, maar altijd als ik alleen ben, zit ik bij het meertje en niet in boomhut. Hetzelfde geldt voor Mirren.

Na een vergeefse poging om iets in het boekje te schrijven, leg ik het naast mij neer en sluit ik mijn ogen. Ik hoor de ruis van bladeren in de weinige wind, het stromen van het water en een paar vogels fluiten. Het klinkt allemaal vredig en natuurlijk en ik zou hier wel voor altijd willen blijven liggen.

Ik wil net mijn oordopjes in doen als ik in de verte weer pianomuziek hoor. Ik open mijn ogen en kijk recht naar een heldere lucht vol sterren. De muziek lijkt uit de sterren te komen, alsof mijn moeder voor mij speelt aan de andere kant, zoals ze vroeger deed. Maar dat is onzin. Ze is er niet meer en ze komt ook niet terug om een liedje voor mij te spelen.

Ik concentreer me zo op de muziek en op de sterren dat ik niet doorheb dat ik huil. Pas als mijn zicht waziger wordt, veeg ik de tranen weg. De muziek houdt op en ineens zie ik in de lucht iets voorbij flitsen. Het is zo helder en zo plotseling dat ik ervan schrik. Een vallende ster. Ik kan nu mijn ogen dichtdoen en wensen dat mijn moeder terugkomt. Maar dat zal toch niet uitkomen. Zo geef ik mezelf alleen maar valse hoop.

Zuchtend kom ik overeind. Ik pak mijn rugzak en besluit even te gaan wandelen door het bos. Ik zie bijna niks, maar ik heb dit pad al zo vaak gelopen dat ik het ook wel blind kan. En ik heb altijd nog de zaklamp van mijn telefoon.

Terwijl ik al lopend de frisse lucht inadem, denk ik aan de pianomuziek. Zou de muziek van Isaac zijn? Of zijn er nog andere pianospelers in de buurt? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat de muziek mij voor de tweede keer heeft geraakt. Normaal huil ik niet snel om dat soort dingen, maar deze muziek is met meer emoties gevuld dan de meest sentimentele popliedjes die ik de laatste tijd veel luister. Maar misschien komt het ook doordat mijn moeder piano speelde. Dat mis ik nog steeds heel erg. Ondanks het feit dat ik haar al zo lang niet meer heb gezien, ze vaak ruzie had met mijn vader en ons heeft verlaten, mis ik nog steeds elke dag de gezellige momenten wanneer ze echt een moeder voor mij was en pianoliedjes speelde.

Ik merk opeens dat mijn rugzak net iets lichter aanvoelt dan normaal. Ik sta abrupt stil. Nee, dat kan niet. Ik leg mijn rugzak neer, maak hem open en schijn met de zaklamp naar binnen. Verslagen kijk ik naar de eenzame pen die bij mijn oortjes en portemonnee ligt. Geen boekje. Het notitieboekje is weg. Ik heb hem nog bij het meertje laten liggen, bedenk ik me. Ik maak de rugzak dicht en ren als een gek terug naar het meertje. Ik weet dat er nooit iemand komt, maar toch word ik verstikt van angst. Want áls iemand het vindt, kan ik beter verhuizen naar de andere kant van de wereld.

Ik hoor het water ruisen als ik weer bij de open plek ben. Ik ren naar de plek waar ik gezeten en heb en schijn met mijn zaklamp. Geen boekje. Paniekerig loop ik heen en weer, maar het boekje is nergens te bekennen. Shit, shit, shit. Dat kan niet. Dat kán niet! Het is te zwaar om door de wind te zijn meegenomen. Vooral met dit kleine briesje. Dus iemand moet hem hebben gevonden en hebben weggegooid of hebben meegenomen.

Gefrustreerd breng ik mijn handen naar mijn hoofd. Ik schud langzaam mijn hoofd. Dit kan niet waar zijn. Dit kan niet, dit kan niet, dit kan niet. Laat dit alsjeblieft een droom zijn. Dingen die privé zijn, die ik nooit hardop heb durven uitspreken, mijn gevoelens zitten allemaal in dat boekje. Mijn boekje. Hoe kan ik zo stom zijn? Hoe kan ik überhaupt zo lang gaan wandelen, zonder door te hebben dat ik iets mis?

Tegen de regels in, klim ik de boomhut in. Ik tel de boekjes die in het geïmproviseerde kastje staan. Vijf. De persoon is gelukkig niet in de boomhut geweest.

Terwijl ik langzaam in- en uitadem, probeer ik zo helder mogelijk na te denken. De hulpdienst kan ik niet bellen, Mirren is al aan het slapen. Mijn vader en Jeffrey weten niks van de notitieboekjes af. Niemand weet ervan af, behalve Mirren en ik en daar is een reden voor. Het is privé. En iemand anders loopt er nu mee rond.

FUCKIES IK VERDWEEN GEWOON OPEENS VAN WATTPAD ZONDER IETS TE ZEGGEN EN IK BEN EEN TELEURSTELLING SORRYYYYYYY
PAAR UPDATES VAN MIJN LEVEN: IK BEN OP VAKANTIE GEWEEST, IK HEB KAARTJES VOOR IMAGINE DRAGONS, IK HEB GEEN GELD MEER EN IK HEB GEEN ZIN OM SCHOOLSPULLEN TE KOPEN MAAR GELUKKIG KAN DAT OOK NIET WANT IK BEN BLUT HA THANKGOD

*says sorry in 1728282827 different languages*

Van de hemel naar benedenDove le storie prendono vita. Scoprilo ora