Hoofdstuk 6

36 5 5
                                    

De bosjes ritselde en Hagelsnor kwam weer tevoorschijn. Hij had een dikke duif in zijn bek. Hagelsnor trippelde vermoeid naar de vreemde, zwarte kater en smeet de maaltijd neer.
"Heb je ook iets voor ons?" Slangenoog durfte het bijna niet te vragen, maar hij had zo veel honger! Helaas was het enige antwoord dat Hagelsnor gaf een boze, vermoeide, geïrriteerde blik. De krijger plofte neer en deed zijn ogen dicht. Slangenoog keek naar de hemel die vol met sterren stond. Zou de rest van de clan ons missen? Naast hem schrokte de zwarte vreemdeling zijn eten op. Slangenoog staarde hongerig naar zijn eten. Op een gegeef moment keek de vreemdeling op. Hij stopte met kauwen, hoewel hij wel een mond vol had. Hij keek naar de duif, toen naar Slangenoog en toen weer naar de duif. Daar schoof hij de duif met zijn voorpoot voorzichtig richting Slangenoog.
"Eet", zei de vreemdeling die bijna niet te verstaan was omdat hij zijn mond nog vol had. Slangenoog sprong meteen naar voren en propte zoveel mogenlijk duif in zijn mond. Hagelsnor deed nu ook één oog open.
"Mag ik ook?", vroeg de opeens niet meer zo geïrriteerde kater. "En waar is Golfstaart?"
Slangenoog keek om zich heen en realiseerde zich dat de Sterrenclan krijger inderdaad verdwenen was. Hagelsnor liep naar Slangenoog toe en griste de duif bij hem weg.
"Wat is een Golfstaart?" Vroeg de vreemdeling. Hagelsnor en Slangenoog keken elkaar lang in de ogen aan. Jij moet maar een antwoord verzinnen! Dacht Slangenoog. Hagelsnor's ogen leken hetzelfde te zeggen.
"We moeten gaan" zei Hagelsnor en hij nam snel nog een hap van de duif. Slangenoog deed hetzelfde. Hij kauwde er amper op voordat hij het doorslikte. Moeten we nu opeens wegrennen? Slangenoog wachtte op Hagelsnor om iets te doen. Hagelsnor staarde de vreemdeling aan, boog voorzichtig met zijn kop naar de duif, griste hem van de grond en schoot weg, het donkere bos in. Slangenoog sprintte zo snel hij kon achter zijn clangenoot aan.
"Hé, wacht!" Riep de vreemdeling nog, maar de Donderclan katten waren al verdwenen.

———

Hagelsnor kwam opeens glijdend tot stilstand. Slangenoog botste tegen hem op en vloog door de lucht. Gelukkig landde hij op zijn pootjes.
"Pas op!" Riep Slangenoog terwijl hij het vuil van zijn vachte likte.
"H-heb jij hem nog gevraagd wie de dader is?" Vroeg Hagelsnor. Hij keek Slangenoog met grote ogen aan. "Geef antwoord!"
"Ja, natuurlijk, toen jij weg was. Hij zei -" maar Slangenoog kon zijn zin niet afmaken.
"Oh Sterrenclan zij dank! Ik was het he-le-maal vergeten!" Hagelsnor ging uitgeput op een uitstekende boomwortel zitten.
"Wat ik dus wou zeggen," ging Slangenoog verder, "is dat de vreemdeling niet meer wist hoe de dader eruit zag."
"Dus het kan iedereen van de Donderclan zijn..." miauwde Hagelsnor nadenkend.
"Ja, precies." Zei Slangenoog. Even was het stil
"Misschien was ik het wel" zei Hagelsnor opeens. Hij grijnsde.
"Wat? Waarom zou je dat zeggen?" Riep Slangenoog uit. Een koude rilling liep over zijn rug.
"Het was maar een grapje!" Riep Hagelsnor snel. Toch is het vreemd... Slangenoog keek Hagelsnor nog even wantrouwend aan. Hagelsnor keek naar de grond.
"Ik ga slapen" mompelde hij. Hij rolde zich tussen de boomwortels op en kneep zijn ogen stijf dicht.
"Je gaat op de kale grond slapen?" Vroeg Slangenoog.
"Bemoei je er niet mee" siste Hagelsnor.
"Oke, wat jij wil" mauwde Slangenoog. Hij pakte wat bladeren en mos bij elkaar en maakte snel een nest. Hij keek er tevreden naar. Alle bladeren en mos die hij over had, gooide hij naast Hagelsnor neer. Voor als je je toch bedenkt, dacht Slangenoog. Toen rolde de jonge medicijnkat zich in zijn nieuwe, zelfgemaakte nest op. Het nest was lang niet zo zacht en warm als zijn nest thuis in het Donderclankamp, maar voor één nacht kon het wel. Hij viel al snel in slaap.

Warrior Cats VermoordOnde histórias criam vida. Descubra agora