Hoofdstuk 2

193 8 8
                                    

Maeve Lynn liep rustig over het grote bospad. Ze was al de hele middag onderweg en had een flink eind afgelegd. Ze lette goed op de omgeving en probeerde afwijkende dingen te onthouden om de weg terug te vinden. Ze keek om zich heen en vond een grote steen. Ze knikte goedkeurend: die zou ze niet over het hoofd kunnen zien, zelfs niet als het al zou schemeren. Eerder was ze al een boom tegengekomen die door de bliksem was geraakt. De stam was in tweeën gescheurd door de inslag en een deel was naar links gevallen, precies naast het bospad wat ze volgde. Daarna had ze een grote holle eik gezien die zich ook naast het bospad bevond. Als ze naar die twee bomen zou uitkijken, dan zou ze de weg makkelijk terugvinden. Ze keek omhoog naar de boomtoppen. De lucht was hemelsblauw en in geen velden of wegen was een wolkje te bekennen. Overal hoorde ze de vogels vrolijk fluiten en ze wist dat de zomer er bijna was. Normaal gesproken keek ze altijd erg uit naar de zomer, maar deze keer niet. Ze zuchtte diep en dacht terug aan het afgelopen jaar. De zomers in Hibernia waren zo mooi en door de koele bries vanaf zee was het nooit te warm. Aan het begin van de zomer kwam altijd haar hele familie samen voor haar verjaardag, maar dit jaar zou ze het alleen met haar vader moeten vieren. Ze schudde met haar hoofd om de herinnering kwijt te raken, want het deed haar te veel pijn. Nadat ze een uur het pad had gevolgd, sloeg ze een zijpaadje in. Ze wilde al verder lopen, maar bedacht toen om een herkenningsteken te zoeken. Ze keek om zich heen, maar kon niks opvallends vinden. Ze haalde daarom haar dolk uit de schede en kraste in de boom de letters M en L. Mocht ze verdwalen, dan zou haar vader de initialen herkennen en dit pad inslaan. Ze volgde het zijpaadje totdat ze bij een splitsing kwam. Ze twijfelde welke kant ze op ging, want ze wilde niet te ver van het kasteel vandaan lopen. Ze besloot naar links te gaan, omdat er in die richting een dorp lag. Ze liep vrolijk door en floot ondertussen een deuntje. Wat Maeve Lynn echter niet opmerkte, was dat de zon langzaam aan onderging en dat de bomen steeds dichter op elkaar stonden naarmate ze verder liep. Herkenningspunten had ze niet meer gemaakt en toen ze eindelijk doorkreeg dat het toch wel erg donker was, keek ze omhoog en zag hier en daar een aantal sterren schijnen. Ze vloekte binnensmonds. Normaal gesproken zou ze beter hebben opgelet en op tijd zijn teruggegaan, maar ze was zo in gedachten verzonken geweest dat ze de tijd was vergeten. Ze bleef staan en probeerde de omgeving te verkennen. Dat ging lastig, want ze zag al bijna geen verschil meer tussen de bomen en het bospad. Net toen ze zich had omgedraaid om terug te lopen, hoorde ze in de bosjes achter haar geritsel en iets vertelde haar dat dat geen lief vogeltje was.

>>>---------->

De poema sloop door het bos, op zoek naar eten. Hij was de afgelopen weken steeds dichter naar de mensen toe gegaan, iets wat hij liever niet wilde doen. Zijn toestand was niet al te best: na eerst weken gelopen te hebben vanuit zijn oude verblijfplaats was hij in dit bos aangekomen. Zijn soortgenoten hadden hem verjaagd nadat hij verloren had van zijn uitdager. Het was een vreemd mannetje geweest, nog geen twee jaar oud, en hij had hem, de leider van de groep, in een heftig gevecht verslagen. Terwijl hij hieraan terugdacht, likte hij aan zijn vacht. Op sommige plekken zag je dat zijn huid donkerrood was van het bloed en hier en daar zaten een paar flinke wonden. Elke stap die hij zette, deden zijn wonden branden. Eerst had hij geprobeerd om nog te jagen, maar dat had hij al snel opgegeven. De dieren waren te snel voor hem en door het jagen gingen zijn wonden ook nog eens irriteren. Hij had daarom besloten bij die vreemde wezens op twee benen eten te halen. Eerst had hij ze bestudeerd en daarna steeds iets te eten gepakt. In het begin ging dat aardig goed en hij knapte ervan op. Maar de mensen waren niet gek. Integendeel, ze hielden de wacht met puntige stokken en vuur. Na een tijdje was hij verder getrokken naar een ander dorp en had daar precies hetzelfde gedaan. Jammer genoeg voor hem had het andere dorp hen gewaarschuwd en toen hij naar het volgende dorp was vertrokken, zag hij dat daar al de nodige voorzorgsmaatregelen waren getroffen. Hij was maar in het bos gebleven in de hoop een makkelijke maaltijd te vinden. Een aantal dagen lang had hij pech en hij wilde net opgeven toen hij in de verte iets zag bewegen. Nieuwsgierig ging hij erop af. Het was een van die wezens op twee benen, maar deze was klein. Hij gokte dat ze niet heel oud was, al kon hij dat moeilijk weten, want dieren- en mensenjaren verschilden nog wel eens van elkaar. Het was nog licht toen hij haar had opgemerkt en daarom besloot hij haar van een afstand te volgen en pas toe te slaan toen het donker was. Hij zag dat ze een glimmend voorwerp in haar hand had en er iets mee deed op een boom. Nadat ze verder was gelopen, keek hij naar de boom waar zij een paar tellen geleden nog had gestaan. In de boom was iets gekerfd en hij kon begrijpen dat dat glimmende voorwerp best wel eens heel pijnlijk kon aanvoelen. Daar moet ik dus op letten als ik haar pak, dacht hij. Hij volgde haar totdat het donker begon te worden. Hij wilde toeslaan, maar zag dat ze stopte. Hij bekeek haar terwijl ze in zichzelf praatte en zich vervolgens omdraaide om naar, wat hij aannam, huis te gaan. Stilletjes sloop hij dichterbij en wachtte op het juiste moment om toe te slaan.

De Grijze Jager: Een nieuw begin (GAAT HERSCHREVEN WORDEN)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu